‘Er schuilt een schilder in mij’
Ondertussen vind je de street art van Smates terug van België tot in Malta en het Verenigd Koninkrijk. En straks misschien ook in musea, nu hij meer en meer op doek schildert?
Dacht jij in de middelbare school: ik word graffitikunstenaar?
‘Nee, ik wou striptekenaar worden. Of toch zeker iets met tekenen. Dus kwam ik in mijn vijfde middelbaar in Sint-Lucas terecht. Daar leerde ik iemand kennen die graffiti spoot, zo kwam ik ermee in contact. Ik heb het toen maar heel even uitgeprobeerd, daarna is het tien jaar aan de kant blijven liggen, tot ik het weer oppakte. Ik heb eerst jarenlang als grafisch ontwerper gewerkt.’
Van illegaal muren ‘vervuilen’ tot kunstvorm: graffiti is street art geworden. Er wordt veel positiever naar gekeken dan in jouw beginjaren.
‘Ja, er is veel veranderd. Ondertussen zijn er verschillende street art-festivals en stellen steeds meer steden en gemeenten de openbare ruimte ter beschikking voor street art om kunst in de straat te brengen. Meer nog: ze geven soms zelf opdrachten. Dat bestond vroeger niet.’
Je bent opgegroeid in de Rand. Was al dat grijze beton van het hoofdstedelijk gewest een stimulans voor jou?
‘In bio’s wordt vaak verteld dat ik uit Asse kom, maar ik ben er alleen geboren in het ziekenhuis daar. Mijn familie is afkomstig uit de regio Vilvoorde-Strombeek. Daar ben ik opgegroeid. Dus dat grijze, dat viel wel mee.’
Schilderijen hangen opgesloten in een museum, jouw werk is voor iedereen toegankelijk. Het straatbeeld wordt een openluchtmuseum. Ben je er bewust mee bezig hoe jouw werk de appreciatie voor de stad of bepaalde wijken verandert?
‘Goh, ja toch wel. Je moet compromissen sluiten. Stel: iemand heeft een heel mooi werk gemaakt, maar het is ontzettend zwaar, heel donker. Het kan een waardevol kunstwerk zijn, super interessant, maar het is wel vermoeiend of deprimerend om daar elke dag mee geconfronteerd te worden als je ertegenover woont. Als ik volledig vrij ben, zal ik natuurlijk schilderen wat ik het liefste wil. Maar ook dan moet je er nog altijd rekening mee houden dat je werk op een publieke plek staat. In een museum staat kunst verstopt achter muren en kan je kiezen of je ernaar wil kijken of niet. Bij street art is dat niet het geval. Sommige mensen passeren elke dag voorbij een mural en dat moet je respecteren. Dus ik probeer daar rekening mee te houden. In mijn werk probeer ik dat aan te pakken door er iets dromerigs in te steken.’
Ik wil natuurlijk schilderen wat ik het liefste wil, maar je moet er altijd rekening mee houden dat je werk op een publieke plek staat.
Waar vind je inspiratie voor je muurschilderingen?
‘Ik probeer altijd een beeld te maken dat iets vertelt. Een schildering die wat openblijft voor interpretatie, zodat mensen hun eigen verhaal kunnen bedenken als ze ernaar kijken. De vraag wat betekent het precies?, krijg ik vaak, maar de betekenis mag je er van mijn part zelf aan geven. Ik maak sowieso figuratief werk. Ik plaats vaak figuren op de voorgrond met hun rug naar je toe, langs achter gezien. Zo word je samen met hen toeschouwer. Je wordt mee in de diepte getrokken. In computergames wordt dat ook vaak gedaan. Je speelt mee, als het ware. In die games krijg je een perspectief en ook een kleurgebruik dat me altijd heeft aangetrokken. Niet om te kopiëren, maar wel om diezelfde sensatie op te wekken, van er helemaal in te duiken. Ik game nog altijd. Niet online, dat is me veel te chaotisch, maar op mijn eentje. Dat brengt rust in de chaos van mijn hoofd.’
Als kind wilde je striptekenaar worden. Is het een grote stap van werken in kleine frames naar grote oppervlaktes, metershoge of lange muren?
‘Als kind tekende ik de ene strip na de andere. Ik heb ook een striptekenkampje gedaan. We gingen toen vaak naar het stripmuseum in Brussel. Daar heb ik veel goeie herinneringen aan. Toen is op Sint-Lucas de afdeling striptekenen ontstaan. Toch ben ik niet die richting uitgegaan. Weet je, ik wil graag alles zelf doen en ik ben heel slecht in verhalen verzinnen of dialogen schrijven. Dat is echt wel een heel belangrijk aspect. Als striptekenaar moet je dan met een scenarist samenwerken. Ik ontdekte dat schilderen meer bij mij past. Het is heel anders dan tekenen. Ik ben begonnen met kleine muurschilderingen, maar die werden steeds maar groter. Ik werk mijn muurschildering altijd helemaal uit voor ik ook maar iets op een muur zet. Ik heb graag een uitgewerkt ontwerp. Daar zit de creativiteit voor een groot stuk in. In dat opzicht is het verschil tussen een groot en een klein werk eigenlijk niet zo belangrijk. Bij het uitvoeren uiteindelijk wel natuurlijk. Bij een groot werk heb je meer oppervlakte waar je op moet werken, maar het creatieve proces is dan al gebeurd.’
Jouw stijl wordt vaak omschreven als puur fotorealisme ‘Spuitbus wordt camera’. Je ziet dat vaker in de schilderkunst met penselen, maar is dat niet ontzettend moeilijk met spuitbussen?
‘Is het moeilijker dan met een borstel op canvas? Tja. Ik heb wel tijd nodig gehad om te leren schilderen met een spuitbus. Da’s een proces van lange duur. Met een spuitbus kan je niet echt kleuren mengen, hoogstens een nevel over een kleur zetten. Die techniek moet je leren beheersen. Voor de rest zijn er veel overeenkomsten met de klassieke schilderkunst. Ik schilder ook altijd van donker naar licht, net zoals je met olieverf doet. Ik heb veel geleerd over de opbouw en het kleurgebruik.’
Vind je zelf dat je stijl nog steeds evolueert?
‘De laatste grote muurschildering die ik heb gemaakt, was met rollers en borstels. Ik wil daar in de toekomst meer mee gaan werken en minder met spuitbussen. Het milieu is al één goede reden om dat te doen, al zijn die spuitbussen al een pak minder schadelijk geworden. Maar wat voor mij nog meer speelt, is dat je met muurverf miljoenen kleuren kan mengen, terwijl je met spuitbussen afhankelijk bent van de kleurpaletten van merken. Plus: je kan er op een andere manier mee schilderen. Het sluit meer aan bij de klassieke manier van schilderen, met olieverf. Eigenlijk maak ik een soort omgekeerde evolutie door, van graffiti naar klassieke schilderkunst.’
Je wordt steeds bekender in binnenen buitenland. Ben je niet bang dat een groot werk mislukt, voor iedereen zichtbaar?
‘De eerste keer dat ik zo’n grote muur deed, dacht ik na twee uur: Fuck, waar ben ik mee bezig? Maar een paar uur later begint dat dan vorm te krijgen. Het zit hem allemaal in de voorbereiding. Doordat ik die bekendheid begin te krijgen, heb ik het geluk dat ik toffe projecten krijg met een beter budget. Dat helpt. Zo kan je een mooie portfolio opbouwen die naar nieuwe opdrachten leidt.’
Wil je dit voor de rest van je leven blijven doen?
‘Ik merk dat ik steeds meer geïnteresseerd raak in schilderkunst. Er zit een schilder in mij. Ik werd onlangs gecontacteerd door een galerij in Denemarken. Bij een groepsexpo hingen daar vier schilderijen van mij, twee werken werden verkocht. Dat is fijn. Het is een nieuwe wereld. Het zou ideaal zijn, moest ik kunnen leven van werk op doek maken en een paar toffe muurschilderingen per jaar. Uiteindelijk is het ook heel fysiek, hé? Ik ben nu schilderlessen aan het volgen, aan het studeren, aan het oefenen op kleine doeken. Ik ben er mij helemaal in aan het verdiepen. En ja, ik vind beeldhouwen ook heel boeiend, maar ik kan maar beter voor één ding gaan als ik er echt goed in wil worden en dat isschilderen.’
Op welk werk in de Rand en omgeving ben je trots?
‘De buitenmuur van het UZ in Jette, een muur in Anderlecht met Youri Tielemans, de muur aan het zwembad van Vilvoorde die je enkel ziet als je gaat zwemmen… Die zijn allemaal van mij. Het werk dat er voor mij uitschiet? Trots is misschien niet het juiste woord, maar ik denk wel meteen terug aan de muurschildering aan de brug op de Pontbeeklaan in Zellik, die ik gemaakt heb in 2019. In 2007 gebeurde daar een zwaar ongeluk met een brandweerwagen. De gemeente wilde graag dat er een werk kwam dat positivisme, hoop en verbondenheid uitstraalde. Ik hoop dat dat met mijn schildering is gelukt, zodat mensen weer kunnen dromen.’