01 apr '25

De schoolgrens

236
door Koen Demarsin
Met nog niet één procent van het totale aantal leerlingen is het aandeel Waalse scholieren in het Nederlandstalig onderwijs verwaarloosbaar. Toch pendelen ze dagelijks met zo’n 10.000 naar Vlaanderen. Dat heeft veel te maken met de aantrekkelijkheid van het Nederlandstalig onderwijs.

Ooit was dat anders. In ruim een halve eeuw tijd veranderde de leerlingenstroom van richting in het voordeel van Vlaanderen. Daar heeft het onderwijssysteem in Vlaanderen veel mee te maken, maar ook de economische groei van Vlaanderen en het Nederlands zelf, zeker langs de taalgrens.

Taalinversie

In de Edingse deelgemeente Mark, net over de taalgrens in Henegouwen, verbinden de bussen de twee kanten van de grens. De Waalse 471 rijdt vanuit Edingen naar Halle. Bus 160 van De Lijn rijdt van hier naar Leerbeek en geregeld ook naar Lennik tot aan het SintGodelieve Instituut als schoolbus. De TEC rijdt Waalse scholieren ook naar Halle, tot aan het Don Bosco-instituut. Ook verder richting Brussel steken schoolbussen de grens over: tussen Waterloo en Alsemberg, en tussen Brussel en Argenteuil via Sint-Genesius-Rode. Dat is een wezenlijk verschil met de jaren 1950 toen vooral de scholen aan Waalse kant Nederlandstalige kinderen ontvingen. Het nu Waalse Edingen was toen voor de streek rond de taalgrens ten westen van Brussel de schoolstad bij uitstek. Wie middelbaar onderwijs liep, ging naar daar, vaak in het Frans.

Een eerste breuk kwam er begin jaren 1950 toen de broederschool sloot, de laatste plek waar kinderen uit Edingen en omgeving in het Nederlands school konden lopen. Toch waren het vooral de komst van de officiële taalgrens begin jaren 1960 en het ontstaan van de gewestgrenzen en daaropvolgend de grote investeringen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en daarbuiten, die maakten dat leerlingen meer in het eigen taalgebied naar school gingen en voor hun middelbaar vooral naar Geraardsbergen, Lennik of Halle trokken. Het zuiden werd Waals, het noorden Vlaams. Maar daar bleef het niet bij. Het Nederlandstalig onderwijs werd aantrekkelijker, niet alleen voor Nederlandstaligen maar ook voor Franstaligen, zeker dicht bij de taalgrens en Brussel. De investeringen werden gezien, de nieuwe en modernere scholen trokken aan, net zoals het onderwijs en Vlaanderen zelf trouwens. Intussen gaat de leerlingenstroom van zuid naar noord.

Schoolkeuze

Al is het maar een dorpsschool, de reputatie van Akcent in Bever reikt tot buiten de grenzen van de gemeente. Zoals te verwachten zijn haar klassen steeds goed gevuld: ten hoogste 50 leerlingen per leerjaar voor de lagere school en 46 per leerjaar voor de kleuterschool. Dat is het maximum toelaatbare. In het gehucht Akrenbos bouwt de school intussen een nieuwbouw om het aantal leerlingen op te blijven vangen. De school is groot voor een gemeente als Bever in een uithoek van Vlaams-Brabant met nog geen 2.300 inwoners.

‘We hebben al ruim tien jaar een leerlingenstop’, zegt Dorien Cochez. Samen met Davy Boussauw runt ze de school. ‘Rond de 40% van de leerlingen komt uit Bever zelf, de rest komt van buitenaf.’ Tijdens het schooljaar 2023-2024 kwam 41% van de leerlingen zelfs van over de taalgrens, meer dus dan uit de gemeente zelf. Daarmee toont Akcent zich naast een dorpsschool ook een regionale school, meer gericht op het zuidwestelijke grensgebied dan op de eigen provincie. Bever neemt als kleine Vlaamse gemeente met taalfaciliteiten voor Franstaligen een tussenpositie in tussen Vlaanderen en Wallonië en dat speelt mee in de schoolkeuze door ouders. Van de 135 ouderparen die deelnamen aan een onderzoek dat ikzelf deed, bleken er 58 Nederlandstalig te zijn. 28 ouderparen voeden hun kinderen tweetalig op in het Nederlands en het Frans, terwijl een 40-tal hun kinderen ééntalig Frans opvoeden. Met andere woorden, naast Nederlands (66%) speelde bij meer dan de helft van de ondervraagden (54%) Frans een rol als thuistaal.

Al mag Bever ietwat bijzonder zijn omwille van haar faciliteiten voor Franstaligen, de tendens is ook elders langs de taalgrens merkbaar. Ook naar basisschool Markevallei in Kokejane, een taalgrensgehucht van Herne – nu Pajottegem – steken de kinderen vlot de taalgrens over. ‘Wij hebben een meertalige context, maar niet zo meertalig als in Brussel’, zegt Katrien Van Vaerenbergh, directrice van de school. ‘Het beperkt zich hier tot Nederlands en Frans.’ Eerder dan tussen noord en zuid loopt de grens voor haar eerder tussen het landelijke gebied in het westen en het stedelijke oosten, want ten oosten van Kokejane liggen Halle en Tubeke binnen handbereik en dat is te merken aan de herkomst van de kinderen. ‘De eerste groep leerlingen komen uit de omgeving en die zijn vaak Nederlandstalig. Voor hun ouders is de schoolkeuze dikwijls een kwestie van pragmatiek. De school is één van de balletjes die ze in de lucht moeten houden in het dagelijkse gejongleer tussen werk, gezin, pendelen en hobby’s, en voor hen is nabijheid of het feit dat de school een gemakkelijke stop is in de dagelijkse pendel belangrijker dan het pedagogische accent van de school.’

Daarnaast is er ook een groep kinderen met een tweetalige achtergrond die rond de taalgrens leven, maar ook een groep Franstalige kinderen van over de taalgrens waarvan de ouders vaak bereid zijn om grote afstanden af te leggen. ‘Het verste komen ze van voorbij Louvain-la-Neuve’, zegt Van Vaerenbergh. ‘Die kinderen zitten gemakkelijk tot 40 minuten in de auto. Wij zijn de eerste school in Vlaanderen die de ouders tegenkomen waarin ze hun kind kunnen inschrijven in het Nederlandstalig onderwijs.’ In Bever gaat het net zo, daar leggen ouders afstanden af van 20 km of meer, zelfs 35 km vanuit Grandglise tegen de Franse grens.

In de verte kijkt de school op de Markevallei uit en op het Waalse Bois De Strihoux, een oud bos verkaveld tot grote villapercelen. ‘We zitten hier met een sociaal hoger milieu’, zegt Van Vaerenbergh. Franstalige ouders die voor ons kiezen, maken een bewuste keuze. Ze willen hun kinderen alle kansen bieden en daarbij hoort een goede taalkennis van beide landstalen, het liefst van bij de start. We zien hun kinderen instromen vanaf de peuterklas. Dat geldt voor vele ouders met een tweetalige achtergrond die zelf positieve ervaringen hebben met tweetaligheid, maar ook voor Franstaligen die bijvoorbeeld in een andere schooltaal een aanvulling zien op de thuistaal.’

Is het het vooruitzicht dat Vlaanderen de motor van de Belgische economie is geworden dat Franstaligen over de streep trekt? Sigrid Vleminckx, zelf leerkracht in het Franstalig onderwijs in Anderlecht, wijst naar haar kleindochter. ‘Thuis spreekt ze Frans, maar ze gaat in Halle naar school in het Nederlands. Die stap wordt vaker gezet door Walen. De structuur van de Vlaming, soms is het té, maar de kwaliteit en structuur is anders aan Waalse kant.’ In elk geval lijkt voor de ouders uit het zuiden de keuze voor het Nederlandstalige onderwijssysteem net zo belangrijk te zijn als de keuze voor Nederlands als kansentaal om de beste kansen voor hun kinderen te garanderen.

Doorstroom

Terwijl in Franstalig België het inzicht in het belang van de taalkennis de laatste decennia alsmaar toeneemt, voornamelijk met het vooruitzicht op tewerkstelling, lijkt Vlaanderen genoeg te hebben aan zichzelf, want omgekeerd maken er amper leerlingen vanuit het noorden de oversteek naar het zuiden. De kennis van Frans is niet langer noodzakelijk om op te klimmen op de sociale ladder, maar ook de reputatie van het Franstalig onderwijs speelt in haar nadeel.

‘Mijn kinderen gaan naar het Franstalig onderwijs in Deux-Acren’, zegt Davy Boussauw, mededirecteur van Akcent in Bever. ‘Al zijn we de uitzondering. Veel mensen in Deux-Acren zijn Nederlandstalig, maar ze sturen hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs omwille van het niveauverschil. Objectief gezien was dat verschil tot voor kort niet zo groot. Het nieuwe Pact d’Excellence in het Franstalig onderwijs hertekende de eindtermen stevig, waardoor het verschil groter wordt, maar het is nog onduidelijk of dit op termijn tot betere of mindere resultaten zal leiden.’

Intussen stromen de leerlingen uit Bever gewoon verder naar het middelbaar, vooral naar Geraardsbergen in Oost-Vlaanderen. Ook de Franstalige kinderen. En eens in het Vlaamse onderwijs, altijd in het Vlaamse onderwijs, zo lijkt wel, want de terugstroom naar het Waalse net blijft beperkt, zeker als kinderen al vanaf de kleuterschool in het Nederlands les volgen. Ouders zelf verwachten trouwens ook niet in het Frans bediend te worden, merkt Katrien Van Vaerenbergh nog op, want de school is voor hen en hun kinderen ook een eerste opstap naar integratie in de omgeving. Via de school vinden de kinderen hun weg naar het voetbal en de muziekschool en versterken de ouders hun sociale contacten. ‘Onlangs was er een Franstalige mama die vroeg: Kent ge geen goede babysit? Wel een Nederlandstalige hé. Ze zijn daar echt mee bezig.’ De Nederlandstalige scholen langs de taalgrens spelen niet alleen een grote rol in de ontplooiing van hun kinderen, maar ook in de integratie in hun buurt, en niet zelden ook van hun ouders. Nog niet zo gek lang geleden was dat andersom. En daar blijven we ons maar beter van bewust.