01 mrt '25

Migratiegolven langs de taalgrens

349
door Koen Demarsin
Eerst de Belgen, dan de Italianen, Spanjaarden, Portugezen, Marokkanen en opnieuw de Belgen. Ook de streek rond de taalgrens kreeg te maken met golven van migratie. Met zoals steeds: mensen op zoek naar werk en een beter leven.

De Belgen…

‘Propriétaire des Forges de Clabecq. 1830- 1887’ staat te lezen op de voet van het standbeeld van Joseph Auguste Goffin. ‘Ses employés et ses ouvriers reconnaissant’. Welvaartcreatie was in de 19e eeuw vooral eenrichtingsverkeer. De arbeiders kwamen wel naar hem toe. En dat was ook zo. Ze kwamen toen vooral uit de brede omgeving: Edingen, Heikruis, Halle of Lembeek of van nog verder, uit Dworp bijvoorbeeld. De staalfabriek en de andere bedrijven zorgden voor werk. Klabbeek en Tubeke werden een smeltkroes van Waalse dialecten uit het zuiden en Vlaamse uit het noorden. Aan het einde van de 19e eeuw woonden er veel minder mensen dan dat er pendelaars uit de brede omgeving kwamen, maar dat veranderde begin 20e eeuw toen de fabrieken ook in huisvesting investeerden en de Belgen die er werkten er uiteindelijk ook gingen wonen en er gezinnen stichtten, vaak tweetalige. Dat bleef zo tot in de jaren 1980 toen de fabrieken één na één sloten. Met het verdwijnen van de werkgelegenheid verdween de gelegenheid om de taalgrens over te steken.

‘Hier rust Vogeleer, Felix echt. Van Leunens Jeanne’, gestorven op 5 juni 1963. Of Philippe Denayer, die niet veel later stierf, in 1964. Het plaatselijke kerkhof volgde de ontwikkeling van het dorp. Her en der liggen wat graven met een Nederlandstalig opschrift, de laatste uit de jaren 1960. Op het moment dat het Nederlands verdwijnt, komt er plaats voor iets anders.

De Italianen…

Ho tu chepassi
Ricordati dimè!
Perchè io ero come te
E tu un giorno sarai
Come mè

Jij die voorbijgaat
Denk aan mij!
Want ik was zoals jij
En op een dag
Zal je zijn zoals ik

Giovanna Palascino stierf op een augustusdag in 1968. Een kind nog, met de twijfelachtige eer om hier als een van de eerste Italianen te zijn begraven in het nieuwe dorp van haar ouders. Zij kwamen naar hier voor de werkgelegenheid, zoveel is zeker. De naam Palascino komt maar zelden voor. Een twintigtal families zijn er nog in Sicilië in Zuid-Italië en nog enkele keren komt de naam voor in Lombardije, Ligurië en Piemonte in het industriële noordwesten. En in België. Een keer nabij Bergen, een keer Charleroi en hier in Tubeke. Palascino werd een familie van de migratie.

Steenkool was essentieel voor de materile en morele opbouw van België en Europa dat in 1945 nog maar net uit de Tweede Wereldoorlog kwam. Het aantal mijnwerkers was gehalveerd en de mijnactiviteit was drastisch gedaald. En wie van de Belgen wilde aan het eind van de oorlog nog in de mijnen aan de slag? Het was een ellendig beroep en de afkeer was groot. Maar treinen, fabrieken, stroomvoorziening, verwarming,… alles draaide op kolen en dus zat België met een probleem. Tegenover de Belgische krapte stond het Italiaanse bevolkingsoverschot. Na de oorlog heerste politieke chaos in het land, er was een torenhoge werkloosheid en Italië zocht naar middelen om haar bevolkingsoverschot en armoede onder controle te krijgen: emigratie. Werknemers in ruil voor steenkool. Italië en België ondertekenden op 12 maart 1946 hun akkoord dat beide landen uit het slop moest helpen.

De inwijking van Italiaanse gastarbeiders volgde snel en het bleef niet tot de mijnbouw beperkt. Langs de taalgrens kwamen ze aan in Quenast om in de porfiergroeves te werken. Omstreeks dezelfde tijd kwamen ze ook naar Tubeke, voornamelijk voor werk in de metaalindustrie. Daarmee trok de industrie uit Tubeke en Klabbeek voor het eerst niet alleen arbeiders uit de buurt aan.

In vergelijking met het aantal Italianen in de Waalse steenkoolbekkens of in Limburg was hun aantal beperkt, maar hun aanwezigheid bleef niet onopgemerkt. ‘Thuis hadden we een winkel in kruidenierswaren, fruit en groenten enzo’, zegt Dirk Vandenplas uit Lembeek. ‘En daarnaast reden we met onze waren rond. Mijn grootvader begon ermee in de jaren 1960 en daarna mijn vader. Dat ging zo door tot in de jaren 1980.’ Ze reden met hun koopwaar rond in de brede omgeving en trokken ook de taalgrens over richting Tubeke en Klabbeek. Naast de vele Vlaamse families die er toen nog woonden, herinnert Dirk zich vooral de Italianen. ‘Dat waren goede tournées, zoals we dat hier zeggen. De Italianen waren de beste klanten, zonder uitzondering, goed voor zeker de helft van het zakencijfer. Bij ons stond kwaliteit hoog in het vaandel en dat konden ze blijkbaar appreciëren.’ Vandaag vormen de Italianen met 34% nog steeds de grootste groep onder de niet-Belgen in Tubeke en dat is los van het aantal Belgen van Italiaanse afkomst.

De Italianen gingen werken en wonen in de dorpen waar een beperkte maar beduidende industrie te vinden was. De taalgrensstreek tussen Tubeke en Edingen werd hun pied à terre in België en soms ook een bruggenhoofd tussen België en Italië. Rebecq is verzusterd met Monghidoro, een gemeente van Bologna in de regio Emilia Romagna. Sinds 1946 kwamen er Italianen uit dat dorp werken in de groeve van Quenast. Tubeke is verzusterd met Scandiano uit dezelfde Italiaanse regio. De komst van de Italiaanse inwijkelingen leverde ook de kleine gemeente Bever een Italiaanse verbroedering op, al ging dat eerder langs een omweg. ‘We zijn al lang verbroederd met Arba in Noord-Italië’, zei wijlen Simon Driscart die er begin jaren 1990 burgemeester was. ‘Ook Arba is klein, zo klein dat het beter past bij een kleine gemeente als Bever dan pakweg een stad. We kregen de stedenband feitelijk aangeboden door de burgemeester van Edingen, nochtans een socialist. Die zei toen: Simon, dat past beter bij jullie. En zo is het gekomen. Het was de tijd dat er gemakkelijker tussen gemeenten gemarchandeerd werd, over de gemeenten heen, maar ook over de taalgrens heen.’ Intussen verwaterde de band met Arba en kwam Bever in aanraking met de grenzen binnen Europa zelf. ‘De nieuwe regeringen hé’, zei Driscart. In Arba kwam Forza Italia aan de macht en die partij had het niet zo met Europa, dus moest Bever naar een andere zusterstad op zoek, en die vond ze in het kleine Jardin in Frankrijk.

De Brusselse Maghrebijnen…

De Marque, Bonin, Maeck, Baldassare, Fouad,… Aan de brievenbussen in de cités van Tubize hangt de diversiteit naast elkaar. Nog geen tien jaar na de komst van de eerste Italiaanse migranten, was de Italiaanse overheid steeds minder happig om de eigen arbeiders zomaar naar België te sturen. De werkomstandigheden in de mijnen bleven ronduit gevaarlijk, de huisvesting ondermaats en het was vooral ook de mijnramp van Le Bois du Cazier nabij Marcinelle op 8 augustus 1956, waar 262 kompels stierven waaronder 136 Italianen, die de symbolische deur dichtdeed voor de komst van nog meer Italiaanse werkkrachten naar België. Intussen waren er tussen België en andere landen uit het Middellandse Zeegebied nieuwe contacten ontstaan over migratie: eerst met Spanje en Portugal, daarna met Marokko.

België verwelkomde Marokkaanse arbeiders, in de praktijk vanaf 1963 en officieel een jaar later. De motieven bleven gelijkaardig, België had blijvend nood aan arbeiders om haar economie draaiende te houden en voor Marokko was migratie een oplossing om interne politieke en demografische moeilijkheden het hoofd te bieden, in casu de heropstart van het land nadat het in 1956 haar onafhankelijkheid had herwonnen van Frankrijk en Spanje, de hervorming van de economie en de landbouw en het oplossen van een binnenlandse opstand in het Rif-gebergte.

De vader van Moustapha Akkouh, voorzitter van de moskee van Halle, was er vroeg bij. ‘Ik denk dat er zowat vier families naar hier zijn gekomen in de jaren 1960. Mijn vader kwam in 1963 naar Ruisbroek, ging daarna naar Frankrijk, dan naar Duitsland en dan weer naar België. Ik ben hem uiteindelijk met mijn moeder en twee zusters in 1967 nagereisd. 28 maart 1967 was dat.’ Die aankomst verliep in het begin niet eenvoudig. ‘Mijn vader was militair in het Spaanse leger en daarna in het Marokkaanse. Wij hadden het niet nodig om naar hier te komen. Ik was in een Spaanse school en ik spreek vlot Spaans. En dan, voilà, als je van een land met mooi weer komt en veel ruimte hebt en dan naar Huizingen komt naar een klein huisje waar het koud is en je hebt nooit sneeuw gezien… Die eerste zes maanden waren heel moeilijk.’ Voor die moeilijke overstap was de nabijheid van gelijkgezinden belangrijk.

Brussel als aantrekkingspool

Vanaf de jaren 1960 werd Brussel een aankomstplek voor migranten en een aantrekkingspool, want de industrie langs de Zenne en het kanaal draaide nog goed. Daarnaast was er werk genoeg in de bouw of ter ondersteuning van de dienstensector, want Brussel was een snelgroeiende stad en telde een veelheid aan uitvoerende banen waarvoor nog amper Belgen te vinden waren. Dat gat vulden de migranten op, net als de onderkomen huizen in de stad die de Belgen achterlieten toen die ruimer in de groene stadsrand gingen wonen. Die huizen bevonden zich langs de industrie-as Anderlecht, Molenbeek en Vorst en vanaf de jaren 1980 ook verder langs het kanaal richting Vilvoorde in het noorden en Halle en Tubeke in het zuiden, niet toevallig de buurten waar ook al eerder de Zuid-Europeanen waren neergestreken. Ze legden de blauwdruk voor latere inwijkelingen vanuit de Middellandse Zeelanden. Nog steeds zijn naast het aantal Italianen en het aantal Belgen met een migratieachtergrond 15% van het aantal buitenlanders in Tubeke van Spaanse of Portugese afkomst en 6% van Marokkaanse.

Waal of Vlaming?

De komst van Italianen en Marokkanen in de Zennevallei ten zuiden van Brussel en langs de taalgrens, gebeurde in een periode dat de taalgrens nadrukkelijker op de voorgrond trad, zowel juridisch als in de feiten. Zoals elders in België raakte de industrie langs de Zennevallei in de jaren 1980 in het slop en na het verdwijnen van de Forges en andere fabrieken in Tubeke en Klabbeek moesten Vlamingen niet meer de taalgrens over op zoek naar werk. Het Nederlands verdween er uit het straatbeeld en gezinnen werden minder tweetalig. Tubeke werd een Franstalige stad. In 1995, een jaar voor het definitieve einde van de hoogovens, splitste ook nog de provincie Brabant in Vlaams-Brabant en Waals-Brabant, waardoor de inwoners langs beide kanten van de grens nog nadrukkelijker Waal of Vlaming werden. Maar dat gold dus niet voor iedereen.

Tegen de tijdgeest in verhuisden Marokkaanse inwijkelingen vanuit het Brusselse naar Halle of Tubeke. De groei van de moskee in Halle weerspiegelt de groeiende diversiteit en inbedding in de streek. ‘Meer dan 80% van onze leden zijn Hallenaren of komen uit de buurt: Lembeek, Essenbeek, Buizingen’, zegt Akkouh. ‘En dan heb je mensen uit Huizingen, Beersel, Tubeke, een beetje uit Enghien en het Pajottenland.’ Ze deden wat ook andere inwijkelingen doen die rond Brussel hun plek zoeken en voor wie de gevoeligheden rond de taalgrens onbekend zijn of toch op zijn minst ondergeschikt aan hun noden: een bereikbare en betaalbare plek zoeken dicht bij de stad, werkgelegenheid en onder de mensen leven die ze kennen. De politieke geschiedenis van België woog op dat gebied voor hen iets minder zwaar door. Hoewel…

Opnieuw de (nieuwe) Belgen…

Wie Tubeke begin jaren 2000 vanuit het zuiden naderde, zag de hoogovens als de toegangspoort tot de stad. Vandaag is dat baken een woontoren. Al is het kanaal geen zee, het blijft water om over uit te kijken en zonder de uitwasemingen van de fabrieken kan dat in alle helderheid. Tubeke vervelt van een industrieel dorp naar een grootstedelijke voorstad, haar arbeid bestaat niet meer uit handwerk, maar uit het denkwerk van haar bewoners, de pendelaars van de dienstensector. Nu is de rol van Brussel als knooppunt van de diensten- en logistieke sector de oorzaak voor de nieuwe bevolkingstoeloop. Tubeke is een opstap naar Brussel voor Waalse nieuwkomers, want wonen is er nog betaalbaar en het taalregime Frans.

Naast Waalse inwoners blijft Tubeke ook Brusselaars aantrekken, want ook vandaar blijven mensen toestromen op zoek naar hun voorstedelijke eindbestemming. Franstaligen, Nederlandstaligen Zuid-Europeanen, Oost-Europeanen, Maghrebijnen. Over minderheidsgroepen spreken we intussen al niet meer, ook niet binnen de minderheidsgroepen van weleer. ‘Nu is dat bij ons de wereld geworden hé’, zegt Akkouh. ‘Europa, Azië, Afrika. Het is diverser geworden. En de taal verandert ook. Vroeger was het meer Franstalig, nu is het Engelstaliger. De laatste tien jaar komen er veel moslim-Indiërs bij die bij Colruyt werken, maar we zien ook vluchtelingen. De meeste talen die hier gesproken worden zijn Nederlands, Engels, Berbers en Frans. De oude Marokkaanse generatie bestaat niet meer. Ze zijn in de massa opgenomen. En dat is voor een aantal mensen die in een kleine cocon leven wat moeilijker. Maar dat komt, petit à petit.’

…en daarna?

Terwijl Tubeke stad werd, bleef haar deelgemeente Klabbeek een uit de kluiten gewassen dorp. Het had nochtans anders kunnen zijn. Bovenaan het dorp reiken de tuinwijken uit de jaren 1960 – netjes met voortuin, garage en brede vensters in een friswitte gevel – al tot aan het bos van Lembeek in het noordoosten. Naar het noorden is nog gebiedsuitbreiding mogelijk. Nummer 21, nummer 23, daar waar het veld begint, lijkt de Avenue des Mésanges te wachten op de volgende huisnummers die moeten worden toegevoegd aan het voorlopige einde van de straat. De uitbreiding lijkt er voorlopig niet te komen. Sinds de jaren 1960 ging het langzaam bergaf met de industrie en was verkavelen geen noodzaak meer.

Aan het andere eind van de Avenue des Mésanges, voorbij het veld ligt de nieuwe begraafplaats van Klabbeek, pal op de taalgrens tegen Halle. Prominent aan het begin van de begraafplaats ligt Adelma Marina, Peruaanse, Tubeekse, 37 jaar oud en moeder van een tweeling toen ze op 22 maart 2016 stierf tijdens de aanslag op de luchthaven van Zaventem. Een dochter van de migratie met de twijfelachtige eer om hier te zijn begraven met een steen als monument die gedenkt dat de grens tussen kansen krijgen en verloren raken soms smal is.

Voorbijganger, denk aan mij Het had heel anders kunnen zijn




  • Voor de geschiedenis van de migratie in België ben ik schatplichtig aan Tom Naegels. Nieuw België. Een migratiegeschiedenis. Uitgeverij Lannoo, 2021.
  • Met dank ook aan Luc Delporte, conservator van het Musée de la Porte in Tubeke, voor de historische achtergrondinformatie over Tubeke en Klabbeek.

    Dit artikel werd gerealiseerd met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.