Grenzeloze zorg?
De ene zorggrens...
Liever niet naar Erasmus of Saint-Luc, maar wel naar Jette. Nederlandstaligen uit Brussel en de Rand kijken wel uit waar ze terechtkomen. Het lijkt wel of ze een lijstje in hun hoofd hebben voor-het-geval-dat. ‘Het UZ Jette is afhankelijk van de Vrije Universiteit Brussel en trekt daardoor vele Nederlandstaligen uit Brussel en de Rand aan. Maar er zijn ook specifieke diensten bij andere ziekenhuizen die er bij Nederlandstalige Brusselaars om bekend staan veel Nederlandskundige zorgverleners te hebben’, bevestigt Vera Tylzanowski, taaladviseur bij het Huis van het Nederlands in Brussel.
Toch zijn in principe alle openbare ziekenhuizen en zeker de spoeddiensten en MUG-eenheden van alle andere ziekenhuizen in Brussel verplicht tweetalig. ‘Voor de universitaire ziekenhuizen, die afhangen van hun Nederlandstalige of Franstalige universiteit, en de privéziekenhuizen geldt echter het principe van de taalvrijheid.’ Samen met enkele Brusselse privéziekenhuizen werkt Tylzanowski aan de versterking van het Nederlands bij hun personeelsleden. ‘Ziekenhuizen maken strategische keuzes. Sommigen geven geen prioriteit aan het Nederlands en zetten meer in op Engels.
Ziekenhuizen die dat wel doen, zoals de Europaziekenhuizen of de Sint-Jangroep, nemen deel vanuit verschillende beweegredenen. Soms persoonlijke – een Nederlandstalige directeur bijvoorbeeld – soms omwille van de dienstverlening naar de patiënten en soms ook strategisch: net om Nederlandstalige patiënten aan te trekken. Het zorgpersoneel heeft ook zijn diverse redenen om gebruik te maken van het oefenaanbod. ‘In eerste instantie om de patiënten te begrijpen, maar ook uit respect voor hun Nederlandstalige collega’s.’
Lokroep van het Nederlands
Maar het is niet omdat het aanbod er is dat ziekenhuizen er in slagen om meer Nederlandstalige zorg aan te bieden. ‘Onderschat de lokroep van het Nederlands en Vlaanderen voor het zorgpersoneel niet’, zegt Tylzanowski. ‘Sommige verpleegkundigen hebben kinderen in het Nederlandstalig onderwijs of denken eraan om naar Vlaanderen te verhuizen. Dankzij het Nederlands op de werkvloer kunnen ze aan hun toekomstige integratiekansen werken, al maakt het dat voor de Brusselse ziekenhuizen ook lastig, want terwijl Nederlandskundig personeel het Gewest verlaat, is het haast onmogelijk om nieuwe (Nederlandstalige) krachten naar Brussel te lokken. Bereikbaarheid speelt ook hier een bepalende factor en het is een reden waarom de ziekenhuizen mee op het Brusselse mobiliteitsbeleid proberen te wegen. Het wegblijven van Nederlandstalig zorgpersoneel versterkt het chronisch tekort aan verpleegkundig personeel in Brussel waardoor de ziekenhuizen zich genoodzaakt zien om verpleegkundigen van buiten België aan te trekken en als die een taal beginnen te leren, is dat vaak het Frans.’
Liever niet naar Erasmus of Saint-Luc, maar wel naar Jette. Nederlandstaligen uit Brussel en de Rand kijken wel uit in welk ziekenhuis ze terechtkomen.
In de Rand zijn Nederlandstaligen, anders dan de Brusselse Nederlandstaligen, niet zomaar bereid om diezelfde prijs te betalen als het gaat over taal. En wanneer een zoveelste pijnlijk voorval plaatsvindt, waar taalverwarring en slechte communicatie aan de basis liggen, zoals toen de 11 maanden oude Cisse in december 2023 in Roosdaal overleed en de hulpverleners ter plaatse en het ziekenhuis niet bij machte waren om de ouders en grootouders in het Nederlands bij te staan, laaien de emoties hevig op. Toch blijven structurele oplossingen uit en zijn de maatregelen telkens weer een vorm van symptoombestrijding voor wat structureel onoplosbaar blijft, zoals de sinds 2023 aangepaste regelgeving voor dringend ziekenvervoer in Vlaams-Brabant. Inwoners uit de provincie hebben sindsdien de optie om bij een spoedgeval naar een Nederlandstalig ziekenhuis gebracht te worden en niet noodzakelijk naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis als dat Franstalig is, als ze erom vragen en de omstandigheden het toelaten.
Een gelijkaardige kunstgreep vond al eerder plaats rond de taalgrens zelf, toen ook daar de communicatie tussen patiënten en het zorgpersoneel geregeld tot gedoe leidde. Tot vijftien jaar geleden werd het westen van Vlaams-Brabant voor spoedgevallen namelijk niet alleen vanuit Brussel, maar ook vanuit het ziekenhuis van Tubeke bediend. Te lange aanrijtijden en hulpverleners die het Nederlands niet machtig waren met een gebrekkige communicatie met de patiënten in nood als gevolg, en eenmaal in het ziekenhuis een taaldrempel tussen patiënt en zorgpersoneel. ‘Het klopt dat de Vlamingen meer terughoudend zijn om de grens over te steken’, zegt Laurent Heyvaert, die in Tubeke lokaal actief is voor Ecolo en zich in het dossier van het plaatselijke ziekenhuis vastbeet. ‘Toen het ziekenhuis er nog was, kwamen er een aantal spoedgevallen uit Halle naar Tubeke, maar de patiënten vertrokken zo snel mogelijk door het gebrek aan tweetaligheid.’ Sinds 2010 heeft ook het Sint-Mariaziekenhuis in Halle een eigen MUG, een snelle interventiegroep met een noodarts. Vanuit het noorden blijven de taalgrens met Wallonië en de gewestgrens met Brussel een duidelijke zorggrens.
… is de andere niet
Niet alle patiënten van het Algemeen Ziekenhuis Sint-Maria in Halle zijn Nederlandstalig. Zo’n 15 tot 20% van de patiënten is anderstalig en dat aantal is de laatste tien jaar sterk gegroeid. ‘Dat was vooral voelbaar op de urgentiedienst en de dienst pediatrie, waar respectievelijk 23 en 22% van de patiënten in 2023 anderstalig was’, zegt Geert Vanhassel, woordvoerder van het ziekenhuis. ‘De verhouding Franstaligen-Nederlandstaligen is zich intussen aan het stabiliseren.’
De Halse MUG rijdt nu regelmatig de taalgrens over. Sterker nog, vanuit Tubeke rijdt er geen MUG de grens nog over en dat is het gevolg van de herstructureringen van het ziekenhuislandschap aan Waalse zijde. Het ziekenhuis van Tubeke zat al vaker in moeilijke papieren. Een eerste sluiting dreigde in 1977, waarna het in handen kwam van de OCMW’s van de vier naburige gemeenten zodat de regionale ziekenhuisfunctie in het westen van Waals-Brabant gevrijwaard bleef.
Begin jaren 2000 nam zorggroep Jolimont het ziekenhuis over van – toen nog enige eigenaar – de gemeente Tubeke. Vandaag is het ziekenhuis afgeslankt tot een daghospitaal. De rest van het ziekenhuis werd overgeheveld naar Nijvel. De echte spoedfunctie en de MUG verdwenen, het zwaartepunt voor spoedopnames verschoof naar Soignies, Nijvel en Eigenbrakel aan Waalse en Halle aan Vlaamse kant, waarmee Halle voor veel Tubekenaren de meest nabije spoeddienst werd in de grensstreek. Het werd dus drukker op de spoed van het AZ Sint-Maria en intussen staat het MUG-voertuig onder een carport en niet meer in de garage. ‘Die hebben we helemaal verbouwd’, zegt Vanhassel. ‘Want ja, wat doe je? Die patiënten staan daar en dus kijk je eens rond welke ruimte je nog hebt. Zo hebben we het aantal consultatieruimtes en kamers op spoed met een derde kunnen uitbreiden en er zijn een pak spoedartsen bijgekomen. Ondertussen zijn ze al met dertien of veertien.’
Maar de druk op de spoedafdeling ligt niet aan de instroom van Waalse patiënten alleen, want ook de groei van uit de Rand laat zich voelen. Het aantal bezoekers op de spoed steeg tussen 2017 en 2023 met bijna 24%, van 27.926 tot 34.613 en het merendeel daarvan komt uit het Pajottenland en de Zennevallei, die dichter bevolkt raken en ook cultureler en meertaliger worden. Ook dat laat zich voelen.
Net als elders in Vlaanderen belanden in Halle patiënten op de spoedgevallendienst omdat de eerstelijnszone overbelast is en huisartsen geen nieuwe patiënten toelaten, maar zeker in de Zennevallei speelt ook het culturele aspect een rol omdat niet iedereen het nog gewoon is om een huisarts te hebben en dat geldt zeker voor patiënten met een andere culturele achtergrond. Dan wordt het ziekenhuis de huisarts, al is het wel een erg dure. Een laatste stroom patiënten komt rechtstreeks uit Brussel.
Nabijheid
Hallenaren, Nederlandstalige Pajotten, de diverse groep patiënten uit de Rand, Franstaligen van over de taalgrens: het ziekenhuis bedient een diverse patiëntengroep en dat is al langer zo, want al veroorzaakte de rationalisering van de Waalse Jolimont-ziekenhuizen een lacune rond de taalgrens, de instroom bestaat al langer en voor verschillende patinten van over de grens is Sint-Maria ook hun lokale ziekenhuis, want voor hen speelt laagdrempeligheid een rol. ‘Ik denk dat we juist heel nabij worden’, weerkaatst Vanhassel mijn vraag als ik naar de regionale groei van het ziekenhuis pols. ‘Mensen gaan liefst naar een ziekenhuis dichtbij. Denk aan de patiënten in de afdelingen geriatrie. Voor hen is nabijheid doorslaggevend, zodat de partner of mantelzorger in de buurt kan zijn. Daar gaat de taalgrens geen verandering in brengen’, waarmee hij het beeld beklemtoont dat Sint-Maria van zichzelf wil uitdragen: nabij en laagdrempelig met aandacht voor communicatie naar de patiënt. ‘Voor alle duidelijkheid: we blijven een Nederlandstalige zorgorganisatie en dat zie je ook als je in het ziekenhuis rondwandelt, maar als het gaat over kwaliteitszorg vinden we het wel belangrijk dat patiënten hun vragen kunnen uiten en daarom heeft, indien dit mogelijk is, de moedertaal van de patiënt een plaats in zijn zorgtraject. Bovendien is het belangrijk dat de patiënt en de arts elkaar goed begrijpen, zeker als het gaat over crisiscommunicatie. Dat is niet alleen een kwestie van goede dienstverlening, het heeft ook te maken met de veiligheid van patiënten en patiëntenrechten.’ Het ziekenhuis verwacht dat haar artsen-specialisten over een goede kennis van het Frans beschikken en vermeldt hun brede talenkennis op de website van hetziekenhuis.
Al lijkt de aanpak van Sint-Maria te zijn ingegeven door een scherpere aandacht voor taal als deel van het zorgtraject, het is de werkcontext die maakt of ze haar aanpak kan waarmaken en die verschilt sterk van de Brusselse en Waalse ziekenhuizen. Ook in Halle ligt de werkdruk hoog en is het bij wijlen hectisch op de spoedafdeling, maar van overdruk is er vooralsnog geen sprake. Ook qua personeelsbezetting is het probleem minder nijpend. Voor de spoedgevallendienst zijn er geen grote tekorten en algemeen blijft het tekort beperkt tot zo’n 30 vacatures op de 1.000 medewerkers. Bovendien heeft het personeel er vaak een meertalige achtergrond met een kennis van Nederlands en Frans, en dat helpt ook. Als laatste ziet de financiële situatie er voor het ziekenhuis in Halle er een stuk gunstiger uit dan voor de Brusselse en Waalse ziekenhuizen waarvan de rekeningen vaak in het rood staan en daardoor investeringen uitstellen. Sint-Maria slaagt er wel nog in om te investeren en uit te breiden en dat wordt gezien. ‘We worden het slachtoffer van onze eigen nadruk op kwaliteitszorg’, zegt Vanhassel. ‘De uitbreiding van de spoed zorgde bijvoorbeeld voor meer ademruimte, maar net daardoor creëren we wel een soort aanzuigeffect.’ Het ziekenhuis is een aantrekkelijk ziekenhuis voor de brede buurt en de taalgrens lijkt daar niet veel effect op te hebben.
Naar een taalsensitieve zorg?
De taalkloof in de zorg lijkt groter vanuit Nederlandstalige naar Franstalige kant dan omgekeerd en ze lijkt ook niet meteen te verkleinen, soms met een dikke muur van onbegrip er nog tussen. Het is een oud zeer dat intussen te complex is om zomaar recht te trekken. ‘Franstaligen beseffen vaak niet hoe moeilijk het is voor Nederlandstaligen om een dienstverlening in eigen taal te krijgen en tot de minderheid te behoren, omdat het voor hen evident is bediend te worden in de eigen taal. Ze zien de urgentie niet altijd, maar dat is nog iets anders dan onwil. Nederlandstaligen zijn zich op hun beurt niet steeds bewust hoe moeilijk het is om een taal echt te leren beheersen, zeker in een complexe setting als een ziekenhuis. Dat maakt voor anderstaligen de drempel hoog om Nederlands te leren, zeker als hun omgeving, zoals in Brussel, het gebruik van het Nederlands niet bevordert’, verwoordt Tylzanowski de mentale kloof.
Hoog tijd voor een wederzijdse taalsensitiviteit dus, zodat op zijn minst begrip kan ontstaan voor de taalbarrières die mensen ondervinden als patiënt of werknemer. Komen we daarmee vooruit? Taalsensitieve zorg is geen oplossing als de randvoorwaarden er niet naar zijn, zoals bereikbaarheid. Brussel en de Rand kunnen maar beter goed gaan samenwerken op het vlak van mobiliteit, maar ook om ervoor te zorgen dat ze knelpuntberoepen aantrekkelijk maken zonder concurrentieel te zijn, want de vraag ligt er, het potentieel ook.
En wat dan met de taalgrens zelf? Het probleem lijkt er intussen minder acuut, omdat de zorggrens zelf naar het zuiden opschoof. ‘Er is nog iets nieuws’, stuurt Heyvaert mij nog in een reactie. ‘Zo houdt er nu een Nederlandstalige arts uit Leuven, gespecialiseerd in gezichtsreconstructie, zijn consultaties in Tubeke en daarom komen er nu ook veel Nederlandstaligen. Dit is nieuw voor Tubeke. Het verandert dus een beetje, maar het gaat traag.’
Dit artikel werd gerealiseerd met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.