‘Het wordt er voor ouders
niet makkelijker op’
Wist je op je 18e al dat je met kinderen en veiligheid wilde werken?
‘Ik heb pedagogie gestudeerd. Mijn eerste job was in het buitengewoon onderwijs, dan heb ik thuisbegeleiding in de bijzondere jeugdzorg gedaan en daarna ben ik naar Child Focus gekomen. Kinderen en jongeren ondersteunen is de rode draad in mijn carrière. Ik wil graag een verschil maken, meewerken aan een betere wereld waarin kinderen veilig kunnen opgroeien. Dat zal er al vroeg in. Als lichtjes rebellerende tiener noemde mijn vader me wel eens spottend de wereldverbeteraar. Mocht iedereen zijn eigen wereld verbeteren, dan zouden we in een veel mooiere wereld leven.’
Bij Child Focus volgde je Heidi De Pauw op.
‘Grote schoenen om te vullen. Heidi heeft Child Focus op de kaart gezet en zichtbaarder gemaakt waardoor haar naam sterk gelinkt is aan de organisatie. Haar opvolgen is een uitdaging, maar het is ook een cadeau om te starten aan het hoofd van een organisatie die bij het brede publiek een naambekendheid heeft van 96%. En: ik ben niet de tweede Heidi, maar de eerste Nel. We zullen wel zien waar dat ons brengt.’
‘Hoe het begon? Op een verloren zaterdag viel mijn oog op een jobadvertentie van Child Focus voor een projectmedewerker nieuwe technologie en media. Ik wist: dat is mijn job. Ondertussen zijn we ruim 17 jaar verder. Ik werd aangeworven om een preventiewerking te starten rond online veiligheid en openbare chatboxen. Sindsdien is er een digitale revolutie over ons heen gerold en is onze opdracht alleen maar groter geworden.’
Child Focus werd opgericht in de nasleep van de affaire Dutroux. De kidnapper met het witte busje, het is de grootste angst van veel ouders. Terecht?
‘Ik was een jaar of veertien in die periode en als tiener voelde ik de wereld veranderen. Zonder te weten dat ik bij Child Focus zou terechtkomen, voelde ik hoe de maatschappij plots anders naar kinderen keek, naar hun vrijheid, hun veiligheid, hun bescherming. De zaak Dutroux heeft een litteken veroorzaakt dat we tot op de dag van vandaag voelen. Ouders hebben een sterke beschermingsreflex als het over hun kinderen gaat, wat voordelen heeft maar ook beperkingen. De kans dat je kind wordt ontvoerd, is niet onbestaande, maar ze is bijzonder klein. Ik merk bij mezelf dat ik geruster ben dan mijn zussen of vriendinnen om mijn kinderen buiten een toertje te laten fietsen omdat ik mij ervan bewust ben hoe klein dat risico is. We zijn ondertussen dertig jaar verder, maar we zijn er nog mee bezig. Dat ontvoeringstrauma blijft aanwezig.’
Ouders willen hun kroost beschermen, maar beseffen vaak niet hoe kwetsbaar die smartphone hun kinderen in realiteit maakt.
‘De gemiddelde leeftijd waarop kinderen tegenwoordig hun eerste gsm krijgen, is 8 jaar. Ouders geven hun kinderen vaak een laptop of een telefoon met een heel specifieke reden in hun achterhoofd: huiswerk, bereikbaarheid,… maar onderschatten hoe snel kinderen mee zijn met alle andere opties die ook mogelijk zijn. Er gaat meteen een grote poort open. In onze offline opvoeding denken we na over welke stapjes we onze kinderen laten zetten om beetje bij beetje te leren. In de online wereld zijn we daar veel minder mee bezig. Toch gaat daar voor hen direct de grote wereld open.’
Hoe kan je je kind beschermen in de zo snel veranderende (digitale) wereld?
‘Het is niet zo dat kinderen automatisch weten hoe ze moeten omgaan met alle technologie, zelfs al zijn ze digital natives. Tegelijkertijd is het een grote taak om nieuwsgierig te zijn. Hoe verzoen je die twee? Kinderen hebben zeker een kwetsbaarheid online. Dat kunnen contacten zijn die zij leggen zonder dat we dat als ouders door hebben. Dat kan online content zijn die zij te zien krijgen. Als ouders slagen we er niet altijd in om mee te zijn met wat ze doen, wat ze zien, wat ze horen. Dat is geen verwijt, want het is absoluut niet makkelijk. Je wil er niet de hele tijd met je neus bovenop zitten. Dat is niet goed voor jezelf en niet goed voor je kinderen.
Het gaat over proberen door te hebben waar ze naar kijken, hoe ze dat interpreteren, met wie ze contact hebben. Dat kan eigenlijk alleen door een open dialoog, door proberen ervoor te zorgen dat het hele online-verhaal iets is wat je met je kind kan bespreken. Het belerende vingertje helpt niet. Hetzelfde met online games. We constateren meer en meer problemen van grooming waarbij volwassenen kinderen en jongeren contacteren via die games. De games verbieden, is geen oplossing. De sleutel ligt in oprechte, positieve interesse, zelfs al moet je dat in het begin wat faken. (lacht) Goed luisteren naar je kinderen, meegaan in hun wereld. In contact blijven.
Het allerlastigste als ouder? Al je waarden en normen meegeven en dan… billen dichtknijpen en fingers crossed.
Dat is het allerlastigste voor ouders: al je waarden en normen meegeven en dan… billen dichtknijpen en fingers crossed. Hopen dat ze nee zeggen als ze uitgaan en drugs aangeboden krijgen. Dat geldt ook online: grooming (online kinderen lokken), sexting (seksueel getinte berichten en foto’s doorsturen), sextortion (seksuele afpersing); we zien de leeftijd steeds jonger worden. Het heeft alles te maken met het feit dat kinderen steeds vroeger deelnemen aan het online leven.’
De taak van Child Focus wordt breder en groter, er wordt steeds meer beroep op jullie gedaan. Blijft dat haalbaar?
‘Het wordt een steeds grotere uitdaging. Toen hier 26 jaar geleden de eerste telefoon rinkelde, leefden we in een andere maatschappij. Child Focus is niet geëvolueerd in haar missie, die is nog steeds dezelfde, alleen is de invulling van die twee grote terreinen – verdwijning en seksuele uitbuiting – enorm veranderd. Bij verdwijning is er onder andere de problematiek van de niet-begeleide minderjarige vluchtelingen bijgekomen, bij seksueel misbruik het online verhaal. We hebben nu jaarlijks 2.000 dossiers over verdwijningen en 2.000 dossiers over seksuele uitbuiting. We moeten mee evolueren met de noden van de maatschappij. We zijn bekender, wat maakt dat mensen ons sneller vinden. Dat is goed nieuws. Het minder goede nieuws is dat het niet evident is om het allemaal te bolwerken, zeker omdat wij geen door de overheid gesubsidieerde organisatie zijn. We hebben een mooie dotatie van de Nationale Loterij, maar het is geen geld van de belastingbetaler. Combineer dat met het feit dat wij gratis zijn en jaren een inflatie van 10% kennen, dan besef je dat we steeds meer moeten doen met steeds minder middelen. De werklast neemt toe, de nood aan preventie neemt toe, maar we kunnen geen extra mensen inzetten. Dan moet je keuzes maken.
Ofwel komt er meer druk op het team – en dat is niet onbeperkt – ofwel kan je minder aanwezig zijn dan noodzakelijk. Onze mensen maken echt die extra mile, maar het is mijn verantwoordelijkheid om de elastiek niet op te rekken tot hij knapt. Wij moeten en kunnen – gelukkig – bouwen op de solidariteit van de Belgische bevolking. Meer dan de helft van onze werkingsmiddelen komt van maandelijkse giften. Daar zijn we heel dankbaar voor, maar tegelijkertijd is het een onzekere situatie. Je kan niet op lange termijn plannen. Da’s pijnlijk, voor een organisatie die zo’n grote maatschappelijke gedragenheid en zo’n relevantie heeft. Een stukje structurele financiering zou zuurstof geven om te blijven beantwoorden aan de stijgende noden.’
Je bent zelf mama. In je werk continu geconfronteerd worden met kindermisbruik en verdwijningen: wat doet dat met je moederhart?
‘Ik probeer positief in mijn moederschap te staan en ik denk dat me dat ook lukt. Kinderen zijn fantastisch. Zelfs kinderen die slachtoffer worden van de vreselijkste dingen hebben een ongelooflijke veerkracht. Ik zie elke dag waarom we in hen moeten investeren. Het stelt me op de een of andere manier gerust. Als ouder is er altijd sprake van een zekere onrust, met je kinderen worden ook je angsten geboren. Maar hoe moeilijk het soms is, we zijn kampioenen geworden in het blijven zien van de positieve kanten. En er is veel humor.’
Je woont in Grimbergen. Is de Rand een veilige plek voor kinderen om op te groeien?
‘Grimbergen lijkt – zoals veel gemeenten in de Rand – druk en verstedelijkt, maar dat zijn meestal maar twee drukke straten. Ga je een straat verder, dan zit je op het platteland. Dat vind ik heel fijn. We zijn pas verhuisd naar Humbeek, nog iets meer landelijk. Ik rij in een kwartier naar Brussel. De combinatie van de grootstedelijke nabijheid en de rust van een dorp vind ik fijn, ook om kinderen groot te brengen. Ik denk dat mijn kinderen zich bewuster zijn van maatschappelijke uitdagingen omdat ze door de nabijheid van de grootstad geconfronteerd worden met diversiteit in al haar mooie en uitdagende kanten.’