‘Veel dichters zijn
ook performers’
Op 30 januari wordt de Poëzieweek afgetrapt met de Gedichtendag. In de bibliotheek van Dilbeek wordt het poëtische voorjaar meteen stevig verdergezet tijdens een Poëziehappening met dichters Haerens en De Feyter (zie cover), die zullen voorlezen uit hun eigen werk, maar ook uit dat van elkaar en van hun literaire voorbeelden. Frank Jacobs interviewt hen over hun schrijverschap.
Voor Moya De Feyter (1993) begon dat schrijverschap met opgemerkte bijdragen in literaire tijdschriften en aan podiumwedstrijden. Ondertussen heeft ze drie bundels gepubliceerd. Na haar debuut Tot iemand eindelijk, volgde het lange prozagedicht Massastrandingen waarvoor ze de J.C. Bloem-poëzieprijs ontving. Met Een heel dun laagje schreef ze vervolgens in kleine stukjes proza een poëtisch, filosofisch en persoonlijk onderzoek naar licht in al zijn vormen, en ondertussen richtte ze ook nog de Klimaatdichters op.
Tot dat collectief van meer dan 250 dichters behoort ook Astrid Haerens (1989), die in 2017 debuteerde met de roman Stadspanters en in 2022 haar poëziedebuut Oerhert publiceerde waarmee ze de Poëziedebuutprijs 2023 won. Ook zij staat graag en vaak op het podium. Met geluidskunstenares Mariske Broeckmeyer en celliste Jasmijn Lootens maakte ze op basis van Oerhert de poëtische plaat Anger’s family tree.
Proza, poëzie, podium
De twee dichters hebben dus best wat gemeen. Want niet alleen gaan er voor beide dertigers al van in hun jeugd weinig dagen voorbij waarop ze niet schrijven, ze geven ook beiden les in hun vak, en zullen proza en poëzie blijven combineren. Van zowel Haerens als De Feyter mogen we nog dichtbundels en romans verwachten. ‘Ik vind grenzen tussen genres vooral interessant om ze te kunnen overschrijden’, zegt De Feyter. ‘Ik schrijf soms lange gedichten die dicht bij proza aanleunen. Daarnaast ben ik ook vertrouwd met theaterteksten, waardoor er veel dialogen in mijn werk zitten, omdat ik van die directheid hou.’
Ook Haerens schrijft op de grens: ‘Aan mijn proza zullen mensen misschien merken dat ik ook dichter ben. Al is het natuurlijk wel een heel ander proces om een roman te schrijven dan een poëziebundel. Voor een roman moet je meer kilometers maken, terwijl je bij poëzie nog langer bezig bent met de woorden, de woordvolgorde, de bladspiegel,…’
Performers
Dat poëzie zich uitstekend leent voor het podium, merkte De Feyter op toen ze op jonge leeftijd in de poëzie rolde door poëzievoordrachtwedstrijden te winnen. Terwijl Haerens inmiddels twee jaar toert met de muzikanten waarmee ze Anger’s family tree maakte. Dichten voor een live-publiek is voor beiden een belangrijk deel van hun artistieke praktijk. De vele poëzie-evenementen die er bestaan, geven aan dat het publiek behoefte heeft aan poëzie. De Feyter: ‘Er zit iets moois in het ritueel om samen een tekst door een lichaam tot leven te zien komen. Ik heb dat direct contact heel graag.’ Haerens: ‘Ik vind poëzie lezen heel fijn. En het boek als object is interessant. Maar veel dichters zijn vandaag ook performers, waardoor ze een divers publiek bereiken. Ook mensen die misschien niet zo graag poëzie lezen omdat ze misschien bang zijn het niet allemaal te zullen begrijpen. Je kan van poëzie genieten door er zoals naar muziek naar te luisteren, al begrijp je misschien niet alles.’
Systemen en structuren
Benaderen ze tekstsoorten als een geheel, dan beschouwen Haerens en De Feyter inhoudelijk de mens als een onderdeel van grotere structuren, zowel maatschappelijk als biologisch. Enig engagement is hen niet vreemd, getuige hun rol bij het collectief van Klimaatdichters dat door De Feyter werd opgericht. ‘De klimaatcrisis bezorgde mij lang angst, paniek en wanhoop’, vertelt ze. ‘Dat heb ik geprobeerd te kanaliseren door erover te schrijven en door er met anderen over in gesprek te gaan. Met poëzie alleen kan je de wereld niet redden, maar door erover te praten, te schrijven, er onderzoek naar te doen en voor verbinding te zorgen, breng je wel iets teweeg. Een gedicht over een met uitsterven bedreigd dier, heeft een ander effect dan angstaanjagende rapporten.’
Intussen hebben meer dan 250 dichters zich achter het manifest van de Klimaatdichters geschaard. Ook Haerens: ‘Je voelt je vaak zo nutteloos in deze wereld dat het goed doet om aan je artistieke praktijk engagement te koppelen. Klimaat is een breed geheel dat raakt aan het systeem waarin we leven. We kunnen nadenken over dat systeem, maar poëzie voegt daar gevoel aan toe. Zo gaat Oerhert over de effecten van machtsstructuren op een vrouwenlichaam. Ik had daar een thesis over kunnen schrijven, maar poëzie maakt het onderwerp voelbaarder, en het brengt ook troost en hoop.’
Zondag 16 februari om 11.00 uur
Astrid Haerens en Moya De Feyter
Poëziehappening
Dilbeek, Bibliotheek, 02 466 20 30