01 okt '24

Stadsgewest, voorstad,
groene buffer?

1183
door Jan Haeverans
Je kunt er niet naast kijken: stedenbouwkundig is de Vlaamse Rand een zootje, en het lijkt onbegonnen werk om enigszins orde in die chaos te scheppen. Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs tekent enkele interessante krijtlijnen uit.

Wat zijn de stedenbouwkundige uitdagingen in onze regio? Hoe pak je zo’n gebied aan? Hoe zorg je voor meer harmonie en groen? Hoe verbeter je de woon- en werkkwaliteit? ‘De randen van steden, en zeker die van Brussel, zijn een enorm amalgaam’, zegt Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs. ‘Vooral uit economische drijfveren, sterk gedirigeerd vanuit bereikbaarheid met de auto, is een heel grillig en fragmentarisch patroon ontstaan van woningen, industrie, kantoren en commerciële centra. Het resultaat is heel chaotisch. Dat geldt voor alle grote Europese steden, maar is in België zeer uitgesproken.’

Al ziet de Bouwmeester ook positieve ontwikkelingen. ‘Meer en meer wordt er gekeken naar de herbestemming van gebouwen. Dat zie je heel sterk in Brussel, waar het veel moeilijker is geworden om een gebouw zomaar af te breken. In veel gevallen ben je verplicht om minstens de structuur van een pand te behouden en het een andere invulling te geven. Zo kan een oud kantoorgebouw een school worden bijvoorbeeld. Het gaat erom de beschikbare middelen veel economischer en ecologischer in te zetten. Niet meer of weinig bijbouwen, maar de bestaande structuren hergebruiken. Zodat groen en open ruimte zoveel mogelijk gevrijwaard kunnen blijven.’

Groen accent is goed

De nadruk die de Vlaamse overheid legt op het groene karakter van de Rand, de zogenaamde Groene Gordel, vindt de Bouwmeester een prima benadering. Naast het hergebruik van bestaande gebouwen, wijst hij daarvoor ook op het grote belang van de modal shift: het verminderen van het autoverkeer ten voordele van de fiets en het openbaar vervoer. ‘De nadruk leggen op groen is een goed uitgangspunt voor een kwalitatief woonbeleid. Maar dan moet je ook ontharden, inzetten op minder weginfrastructuur en zorgen voor betere fiets-, busof tramverbindingen. Cruciaal is dat je wonen concentreert in de buurt van plaatsen met een goed openbaar vervoer, zoals stations of bushaltes, of dat je woningen groepeert en vlakbij een bushalte voorziet. Op die manier kun je drastisch vergroenen, groene gebieden met elkaar verbinden tot je als het ware één groot aaneengesloten gebied hebt waarin je de natuur optimaal kunt beschermen en de biodiversiteit stimuleert.’

Wieërs heeft wel wat vragen bij de realiseerbaarheid van een dergelijk scenario. ’Een groot probleem is de logistiek. Grote winkelketens zijn vooral gemaakt voor klanten die met de auto komen en worden bevoorraad met vrachtwagens. Er zijn steden waar trams overdag mensen vervoeren en ’s nachts winkels bevoorraden, maar dat lijkt me hier nog moeilijk te organiseren. Hetzelfde geldt voor de spoorwegen. Bedrijvigheid te ver van het spoor zou idealiter stilaan moeten verhuizen naar een locatie dichterbij. Zoiets vraagt een strategie op lange termijn, wat met de korte politieke mandaten lastig is. Je kunt een bedrijf in een bepaald gebied wel een uitdoofscenario op een termijn van dertig jaar opleggen, maar niet op vijf jaar.’

Stad naast de stad

Is de creatie van een soort Randstad een goede optie? Naar analogie van het idee van één langgerekte kuststad aan de Noordzee, dat weleens door voorgangers van de huidige Bouwmeester werd gesuggereerd. Het samenbrengen van versnipperde kleinere eenheden in een groter geheel. ‘Het lijkt me geen goed idee om een stad naast Brussel te creëren. De Vlaamse Rand is bovendien geen samenhangend geheel. Dorpen vragen bijvoorbeeld een andere aanpak dan industriële centra. Omgekeerd lopen Brussel en de Rand op sommige plaatsen bijna onmerkbaar in elkaar over: ruimtelijk, stedelijk of qua landschap. Puur ruimtelijk gezien zou er meer bij te winnen zijn om beide gebieden als één geheel te zien, één stadsgewest. Zoals bijvoorbeeld in Londen het geval is. Daar heb je één beleid voor een gebied van maar liefst zeven miljoen inwoners.’

‘Grenzen maken zaken complexer. Een tramlijn of een spoorverbinding aanleggen, wordt al gauw een kluwen. Of neem een laan die je zou willen vergroenen. Die kan deels een gewestweg zijn, deels een gemeenteweg, en voor een stuk ook nog eens in een ander gewest liggen. Elk met zijn eigen bevoegdheden. In een stad als Londen ligt dat allemaal veel gemakkelijker, zelfs de Antwerpse rand is op dat gebied simpeler.’

Een en ander lijkt haaks te staan op een nota van vzw ‘de Rand’ die ooit stelde dat de regio geen overloopgebied van het Brussels Gewest mag worden, maar vooral moet inzetten op goede connecties met omliggende steden als Aalst, Mechelen, Leuven. Voor Bouwmeester Wieërs hoeft het ene het andere niet uit te sluiten. Goede verbindingen en contacten tussen steden zijn sowieso een goed idee. Lokale overheden staan daar wel eens huiverig tegenover, vaak omdat ze hun eigen handelaars willen beschermen, maar eigenlijk heeft iedereen baat bij betere verbindingen. Zo kunnen die omliggende steden bijvoorbeeld mee de groei van Brussel opvangen, en kunnen ze op die manier meer groen in Brussel en de Rand helpen vrijwaren.’

Functies terug combineren

Ruimte is schaars in de Rand. In onze voorbije reeks Randlabeur constateerden we dat wonen en werken wel eens met elkaar in conflict komen. Bijvoorbeeld wanneer werkgeversorganisaties klaagden dat langs het kanaal woonprojecten te veel ruimte innemen ten nadele van economische activiteiten. De Bouwmeester pleit voor flexibiliteit. ‘In de naoorlogse stedenbouw zijn we steden functioneel beginnen op te splitsen in zones voor wonen, werken, handel,… Het zou interessant zijn om wonen en werken weer op dezelfde plek te combineren, zoals dat in middeleeuwse steden heel sterk het geval was. Door bijvoorbeeld wonen boven bedrijven te stimuleren. Zoiets moet natuurlijk goed ontworpen en gepland worden om wederzijdse overlast te vermijden. Maar er zijn al heel wat geslaagde voorbeelden die bewijzen dat het kan.’

In de naoorlogse stedenbouw zijn we steden functioneel beginnen op te splitsen in zones voor wonen, werken, handel. Het zou interessant zijn om wonen en werken weer op dezelfde plek te combineren.

Ook in de dorpen in de Rand wordt ruimte steeds schaarser. Kunnen zij hun eigen karakter behouden of is de strijd tegen de verstedelijking bij voorbaat een verloren zaak? ‘We hebben nu een studie lopen van vier teams in acht dorpen in Vlaanderen over dorpelijk wonen, want ook elders in Vlaanderen groeit de dorpsbevolking. De vraag is hoe we dat kunnen opvangen in de kernen zonder de randen van de dorpen vol te bouwen. Hoe we dorpskernen dus denser kunnen maken. Vandaag wordt veel te vaak gekozen voor appartementsgebouwen, maar dat is eigenlijk een stedelijk model dat haaks staat op de beeldkenmerken van een dorp. We gaan in de studie dan ook op zoek naar passender typologieën. Tegen het voorjaar van 2025 verwachten we de resultaten van de studie.’

Gezonde woningen

En ten slotte: de Rand telt ontzettend veel verouderde huizen. Hoe krijgen we die allemaal energiezuinig of energieneutraal tegen 2050, zoals Europa eist? ‘We hebben geen keuze, we zullen wel moeten’, zegt de Vlaamse Bouwmeester laconiek. Al heeft hij zo zijn eigen ideeën over hoe we het best dat doel kunnen halen. Zijn eerste voorstel is alvast opmerkelijk. ‘Nu wordt heel hard ingezet op isolatie; alternatieve energie komt pas op de tweede plaats. Laten we dat omkeren. Eerst voluit gaan voor schone energie en dan geleidelijk beter isoleren.’ De feiten lijken hem gelijk te geven. Heel wat mensen in niet zo goed geïsoleerde huizen slagen er toch in hun verbruik laag te houden, terwijl omgekeerd mensen in goed geïsoleerde woningen vaak minder letten op hun energieverbruik. Isolatie levert zo soms minder energiebesparing op dan verhoopt.

Voorts wil Wieërs meer inzetten op wijkrenovaties. Subsidies zijn nu privaat georganiseerd, maar eigenlijk is het veel efficiënter om wijken als geheel aan te pakken. En dan kun je ook meteen zaken doen als ontharden, een autodeelsysteem opzetten, wijkverwarming organiseren met bijvoorbeeld een warmtenet, enzovoort. Dat gaat veel beter, sneller en goedkoper dan dat ieder individueel zijn huis in orde brengt.’

Wonen we over dertig jaar in een groene Rand met veel minder auto- en vrachtverkeer en energiezuinige, gezonde woningen? Laten we positief zijn: het zou zomaar eens kunnen.

www.vlaamsbouwmeester.be