01 mei '24

Klucht in vier bedrijven

1128
door Geert Selleslach
Deze maand brengt de volksverteller met veel urgentie verslag uit van een verhaal dat hem en gezelschap zelf overkwam en met complete verstomming sloeg. Zo toog hij deze keer – onschuldig als een kerstekind - op een zonnige zondag naar een streek waarover hij al veel goeds had vernomen: de Vlaamse Rand.

Meer bepaald naar het dorpje M., op zoek naar het mooie Banmolen wandelpad. Het werd een nachtmerrie.

Of beter: een klucht in vier bedrijven. Vier keer bood hij en gezelschap zich vriendelijk aan in een herberg. Vier keer kreeg hij - kwak - de deur op zijn neus met een welgemikte vraag: ‘Hebt u gereserveerd?’ Nu hadden we onze wandeling zoals steeds minutieus voorbereid: een knapzak met het nodige proviand en klaterend kristalhelder kraantjeswater, een appeltje voor de dorst, een zalfje tegen de moustique en natuurlijk de blokfluit ter animatie van het gezelschap. Het minimum overlevingspakket. Maar een mens wil meer.

Gelukkig is de volksverteller een vooruitziend man. Hij plant de wandelingen zo in dat er halfweg en bij aankomst – o toevallig – een herberg te vinden valt. Zo ook in het dorpje M, de zelfverklaarde feestgemeente. Nu zijn daar de herbergen in talrijke getale aanwezig, doch – opgelet - dat betekent niet dat je er de dorst kunt lessen. Zo hielden we halt aan het eerste etablissement D.B genaamd.

‘Hebt u gereserveerd?’ ‘Euh, nee. Een schamel herbergtafeltje reserveren midden op een zondagnamiddag?’ ‘Niet gereserveerd. Niet binnen. Maakt u de inkom vrij.’ Nieuwsgierig als ze zijn speurden de volksverteller en gezelschap het terras en binnenruimte van de herberg af en telden zeker vijf vrijstaande tafeltjes. ‘Euh, er zit niemand aan zeker vijf tafeltjes. We zullen stil zijn…’ ‘Nee. Niet gereserveerd. Niet binnen.’ ‘Hoezo?’ ‘Hebt gij mijn collega niet goed gehoord misschien?’, galmde het uit de diepste krochten van de herberg. Jerommeke in levende lijve versperde ons de weg. Balde de spieren. Brede grijns. Mochten we toch op slechte gedachten komen en plaats willen nemen aan een vrij tafeltje, hij was klaar voor een rechtse directe. Wij waren klaar voor de vlucht; er is al genoeg oorlog in de wereld. Langs een landweg konden we aan de grijpgrage armen van Jerommeke ontsnappen. Een schelle uitlach-lach was ons deel. Het etablissement D.B. in feestgemeente M. komt in mijn boekje Nooit meer, zelfs niet als het hier door de klimaatopwarming binnen enkele jaren woestijn zou zijn en dit de enige oase.

Het zou wel eens een dik boekje kunnen worden, want dit tafereel herhaalde zich die zonnige zondag nog drie keer in de herbergen D.P., L. en D.G. ‘Hebt u gereserveerd?’ ‘Hoezo gereserveerd? En al die vrije tafeltjes?’ ‘Niet gereserveerd. Niet binnen.’ Kunt daar maar eens aan uit. Nu de adrenaline is gezakt, kunnen de volksverteller en gezelschap hun eigen ogen en oren nog steeds niet geloven. Buiten gezet? Zij? Nochtans blanker dan blank, grijzer dan grijs, slimmer dan slim, dorstiger dan dorst, mondiger dan mond, en rijker dan rijk. De volksverteller kneep zich in de wang en wilde zekerheid. Hij legde zichzelf en gezelschap meteen aan een leugendetector. Was het gebeuren wel degelijk gebeurt? Ja, zo bleek na het beantwoorden van 35 simplistische ja-nee vragen. Voor 75% waar gebeurd.