01 mei '24

De saga van
de centrumregio

1544
door Geert Selleslach
De eensgezindheid was groot tijdens de vergadering van de commissie Brussel en de Vlaamse Rand op 24 januari. De vraag om van Halle-Vilvoorde een centrumregio te maken, werd unaniem over alle partijgrenzen gedeeld. Tijdens de onderhandelingen voor een volgende Vlaamse regering zal moeten blijken hoe hard dit gespeeld kan worden.

Maar eerst 9 juni: Europese, federale en regionale verkiezingen waarop de burger zich kan uitspreken. Misschien kan het voorgestelde beleid voor de Vlaamse Rand / Halle-Vilvoorde een rol spelen in jouw keuze?

Wat gekend is

Eerst wat achtergrond. Op de hoorzitting in de commissie Brussel en de Vlaamse Rand over de conceptnota Aangepaste ondersteuning centrumregio Halle-Vilvoorde van de cd&v werd voor de zoveelste keer dezelfde plaat gedraaid. De Vlaamse Rand is een fantastische regio met veel mogelijkheden maar ook met grote uitdagingen op het vlak van (in willekeurige volgorde) bevolkingstoename, verjonging van de bevolking, samenleven, internationalisering, diversiteit, integratie, mobiliteit, veiligheid, huisvesting, Nederlandstalig karakter, zorgaanbod, psychische hulpverlening, tewerkstelling, te weinig plaatsen in de scholen, te weinig leerkrachten, onvoldoende huisartsen, een groot tekort aan sociale woningen, … Eigenlijk alle problemen van Vlaanderen en België op een beperktere oppervlakte geconcentreerd en in versterkte mate. En dat alles met een druk die tegen een ongekende snelheid toeneemt.

Dat maakten een aantal deskundigen van het Toekomstforum, Haviland, het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO) en vzw ‘de Rand’ nogmaals duidelijk in hun heldere analyses. De volksvertegenwoordigers vertolkten wederom hun alreeds bekende standpunten. Interessant? Zeker. Nieuw? Zeker niet. Ondanks de waarachtigheid, het enthousiasme en veel goede wil had het allemaal toch een hoog déjà vu-gehalte. Een zoveelste Rondje Rand, wat is er aan de hand? En al formuleert de ene het wat forser dan de andere, de consensus om van de Vlaamse Rand / Halle-Vilvoorde een centrumregio te maken om alzo extra middelen deze richting uit te laten stromen, wordt de laatste jaren kamerbreed gedeeld. Dat daarvoor de financiële verdeling via het Gemeentefonds een bruikbare methode kan zijn ook. En dat is dan misschien wel nieuw. Of zoals Koen Van Elsen (cd&v), voorzitter van het Toekomstforum en burgemeester van Asse, het op de hoorzitting zei: ‘Eindelijk staan alle neuzen in dezelfde richting’. Een verdienste voor wie zich hiervoor heeft ingezet, zeker, al heeft dat blijkbaar een hele legislatuur gekost. Maar goed, eindelijk is het dan zover.

Overtuigingskracht

De cijfers over de omvang van de grootstedelijke problematiek in de Rand vallen de laatste jaren ook niet langer te ontkennen. Ze zijn zonneklaar. Elkaar in de commissie Vlaamse Rand overtuigen, is dus niet langer nodig, collega parlementsleden in andere commissies of uit andere regio’s des te meer. Dat zou nog wel eens een moeilijke affaire kunnen worden, want elke regio vindt van zichzelf dat hij recht heeft op meer geld. Als de parlementsleden uit andere regio’s een eenzijdige lezing doen van de tabellen over het gemiddelde inkomen of de gemiddelde woningprijzen, dan zal extra geld voor de Rand waarschijnlijk niet hun eerste gedachte zijn.

Daadkracht

De uitdagingen zijn gekend en met cijfers onderbouwd, ultiem gaat het – zoals zo vaak – om extra geld, maar eigenlijk gaat het ook om daadkracht. Wie zet zijn volle carrure achter de legitieme vraag uit de Rand en Halle-Vilvoorde? Wie kan mee het verschil maken voor de regio? De vraag naar een regeling van een centrumregio voor de Vlaamse Rand via het Gemeentefonds zal trouwens niet in de commissie Vlaamse Rand worden beslecht maar in de commissie voor Binnenlands Bestuur. Met andere woorden: een moeilijke uitwedstrijd voor de politici van de Rand.

Precies omdat het als te moeilijk werd ingeschat om in het Gemeentefonds ‘in te breken’ en via dat systeem extra geld voor de Rand los te krijgen, koos minister Ben Weyts (N-VA) deze legislatuur voor een Randfonds, een soort eigen kas waarmee de minister vooral bomen liet aanplanten en de ergste noden in het onderwijs lenigde, en waarvan de oppositie zegt dat niet alle geld is opgebruikt. In de gedachtegang van beter iets dan niets bleek het Randfonds toch een nieuwe en nuttige eerste aanzet waarop misschien ook verder kan worden gebouwd? Hoewel iedereen dus volle gas voor een centrumregio wil gaan.

In de voorstellen voor een andere en omvangrijkere financiering wordt er veel verantwoordelijkheid bij de gemeenten gelegd. Het zou wel eens de achilleshiel kunnen zijn omdat een heel aantal (kleinere) gemeenten te weinig bestuurskracht kunnen ontwikkelen en nu al tegen een muur aan extra taken opkijken. In sommige gemeenten raken de vacatures al maanden niet meer ingevuld.

De volgende stap zal misschien nog wel de moeilijkste zijn: de analyse omzetten in krachtige maatregelen zodat al die uitdagingen in de volgende legislatuur aangepakt kunnen worden. Daar zal dus, zoals gezegd, geld voor nodig zijn, maar ook daadkracht. Maar… op 9 juni eerst nog verkiezingen. 



Drie stellingen

Naar aanleiding van de regionale en federale verkiezingen in juni legde RandKrant over de regio van de Vlaamse Rand drie stellingen voor aan een aantal deskundigen en bevoorrechte getuigen, mensen van op het terrein:

  • Wat zijn de belangrijkste verwezenlijkingen van de laatste vijf jaar?
  • Wat zijn de belangrijkste teleurstellingen?
  • Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor de regio? Hun antwoorden lees je hier en in de vorige editie van RandKrant. In juni laten we de politieke partijen aan het woord.



Dave Sinardet

professor politieke wetenschappen Vrije Universiteit Brussel

Wat waren de belangrijkste verwezenlijkingen in de Rand de laatste vijf jaar?

‘Als het vroeger over de Rand ging, dan ging het meestal over verfransing. Ondertussen is – misschien nog niet overal – het inzicht doorgesijpeld dat internationalisering en verstedelijking de uitdagingen zijn, en ook in het beleid is die kentering zichtbaar. Die socio-demografische problematiek van een stedelijke regio met specifieke samenlevingsproblemen komt wel bovenop de Belgische communautaire context.’

Wat waren de belangrijkste teleurstellingen?

‘Een dossier van de laatste legislatuur dat ik wel eens aanhaal als ik mensen uitleg wat samenwerkingsfederalisme is, gaat over het mobiliteitsbeleid voor Brussel en de Rand. Op een gegeven moment had de Brusselse regering een akkoord over een kilometerheffing in de hoofdstad, en de Raad van State bevestigde dat het Brussels Gewest daar juridisch gezien autonoom over kon beslissen. Maar natuurlijk zijn de Vlaamse en Waalse regeringen toen meteen op hun achterste poten gaan staan omdat zij vonden dat Brussel die maatregel niet alleen kon invoeren, met al die pendelaars die vanuit Vlaanderen en Wallonië in Brussel gaan werken. Dat is begrijpelijk, maar het gaat wel in tegen de logica van de regionale autonomie die ook door leden van de Vlaamse en de Waalse regeringen wordt gepromoot. En met drie regeringen en negen verschillende partijen samenzitten om hierover een akkoord te vinden? Bonne chance!’

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor de regio?

‘De stedelijke realiteit van Brussel reikt verder dan de negentien gemeenten van het Brussels Gewest, maar we moeten de discussie daarover loskoppelen van staatkundige discussies over de uitbreiding van Brussel of het verleggen van de taalgrens, want dat soort gevoelige debatten verlamt het beleid alleen maar. In de laatste staatshervorming werd er gesproken over een ‘Hoofdstedelijke Gemeenschap’, maar bestuurlijk is die term een lege doos gebleven. Toch zullen we op een of andere manier een bestuurlijk antwoord moeten geven aan de samenhangende realiteit van stad en rand. In Vlaanderen probeert men een coherenter en efficiënter beleid te voeren door de regiovorming (in februari 2023 rationaliseerde de Vlaamse regering de wildgroei van bovenlokale samenwerkingsverbanden door de creatie van 15 bestuursregio’s, waaronder Halle-Vilvoorde, red.). Dat is op zich een goede zaak, maar die logica wordt voorlopig niet tot in Brussel doorgetrokken.’

Raf De Visscher

schepen in Wemmel, voorzitter van de Conferentie van Vlaamse mandatarissen van de faciliteitengemeenten

Wat waren de belangrijkste verwezenlijkingen in de Rand de laatste vijf jaar?

‘Een van de belangrijkste verwezenlijkingen voor mij is de aanpak van de vaccinatie tegen covid. De manier hoe dit verliep met tal van vrijwilligers in de vaccinatiecentra bewijst nog maar eens het nut en de kracht van onze vrijwilligers en organisaties in Vlaanderen. Met het inzetten van relancemiddelen zijn er wel wat extra inspanningen kunnen gebeuren, maar ik vind er te weinig structurele initiatieven en continuïteit in terug. Verder zie ik veel positieve inspanningen voor de klimaatuitdagingen: het burgemeestersconvenant, vergroening, ontharding, waterbeheer,... De werking van de Regionale Landschappen vind ik heel waardevol. Meer en meer gemeenten kaarten samen de specifieke problemen van de regio aan. De bewustwording van de uitdagingen in de Rand wordt de laatste jaren sterker, maar het blijft nog te dikwijls bij een vaststelling en een noodroep naar extra ondersteuning.’

Wat waren de belangrijkste teleurstellingen?

‘Ik zie te weinig structurele initiatieven in de Vlaamse Rand om de specifieke uitdagingen aan te gaan. En als ze er zijn, dan zijn ze veel te beperkt. De noden zijn hoger dan het aanbod. Op federaal vlak betreur ik de stilstand rond de luchthaven. Een correcte spreiding van het vliegtuiglawaai blijft een probleem waarin geen vooruitgang wordt geboekt. Aan de specifieke situatie van de gemeenten met een bijzonder taalstatuut (faciliteitengemeenten) wordt steeds minder aandacht besteed, evenals aan de situatie van de OCMW’s in die gemeenten. Al bij al beoordeel ik de vooruitgang in de Rand als zeer beperkt, en voor de faciliteitengemeenten zie ik de uitdagingen alleen maar groter worden.’

Ik beoordeel de vooruitgang in de Rand als zeer beperkt, en voor de faciliteitengemeenten zie ik de uitdagingen alleen maar groter worden.
 

Welke zijn de belangrijkste uitdagingen voor de regio?

‘De uitdagingen op vlak van verstedelijking van een grootstad als Brussel komen naar onze regio overgewaaid, maar daar staan onvoldoende extra middelen tegenover. Voor mij is één van de uitdagingen onder andere ook de communicatie met de inwoners. Steeds meer merk ik dat we een groot deel van de bevolking niet meer bereiken met de communicatie vanuit de overheid/gemeenten. Kleine gemeenten krijgen het alsmaar moeilijker om de maatschappelijke uitdagingen aan te kunnen. Fusies of samenwerkingsverbanden zullen nodig zijn om voldoende draagkracht te kunnen behouden.’