01 jun '23

Woorden die blijven

1751
door Ines Minten
‘Lees poëzie en je vindt altijd iets dat past’, vindt Cindy Verhasselt uit Asse. Voor deze rubriek plukt ze de verzamelde gedichten van Herman De Coninck van de plank. ‘Dankzij hem ben ik mijn angst voor poëzie kwijtgeraakt.’

Cindy Verhasselt is kind aan huis in de bibliotheek van Asse. Ze ontleent er romans en poëziebundels, jeugd-, kinder- en prentenboeken, begeleidt jongeren van de Leesjury en is bij een leesclub. Toen haar echtgenoot en zij een huis kochten, moesten ze sparen, en dus besliste ze niet langer in het wilde weg boeken te kopen. Zo kwam ze aan haar bibkaart. Het werk van Herman De Coninck staat wél te pronken op haar rek, net als de oeuvres van Peter Verhelst en Amélie Nothomb. Haar favorieten.

Is dat hoe het is?

Het werk van De Coninck leerde ze als tiener kennen. ‘Eerder dacht ik dat poëzie saai of moeilijk was. Maar dan kom je bij De Coninck, en je snapt wat hij schrijft, of beter: je voelt het aan.’ Met rode kaken las ze De lenige liefde. ‘Het waren de jaren 90. Ik zat op een katholieke meisjesschool, dus sorry, maar ik wist van niets. Ik was nog groen achter de oren. In De lenige liefde schrijft De Coninck expliciet en beeldend over de lichamelijke liefde. Gaat het er zo aan toe?, vroeg ik me af. Is dat hoe het is? Het gaf me een andere kijk op de dingen.’

Uit je woorden stappen

Elk met ons eigen exemplaar van het verzameld werk op schoot, zitten Cindy en ik op een bank in haar tuin. Allebei kochten we de tweedelige editie met bordeauxrode covers in een grijze box na de plotse dood van de dichter in 1997. Zoveel jaren later bladeren we door de bundels en lezen enthousiast aan elkaar voor. Eerst, uiteraard, uit De lenige liefde.

‘Zoals je binnenkwam en dag zei, en uit je kleren en je woorden stapte (het voorlaatste wat je voor me uitdeed was het woord ‘lieveling’ en het laatste een glimlach; toen opende je de haakjes en ik kwam erin en je sloot ze).’ (pg. 49) ‘En zij omhelsde hem met al haar zonden en monden. En zij omhelsde hem met al haar nachten. Met al haar opnieuws. Met heel haar altijd.’ (pg. 62)

‘Op pagina 69 zijn de haakjes er weer!’ wijst Cindy, en ze leest: ‘(Intussen zoenen wij even in deze zin tussen haakjes, zo ziet de lezer ons niet.)’. Hoe De Coninck speelt met de taal en de realiteit, met de liefde en de erotiek … ‘Prachtig! Je ziet het voor je, ook al kan het niet. Hoe verberg je je tussen haakjes? Hoe stap je uit je woorden?’

Troost

‘Nu ik zijn gedichten herlas, was ik blij te merken dat de meeste nog relevant zijn. Het zijn woorden die blijven.’ We schakelen over naar de bundel Zolang er sneeuw ligt, waarin De Coninck het over zijn eerste vrouw heeft die in een verkeersongeval omkwam. Cindy citeert Verjaardagsvers en zegt: ‘Het is een ode aan haar sprekende ogen, tegelijk de mooiste liefdesbrief en de mooiste afscheidsbrief. Ik krijg er nog kippenvel van.’

‘Poëzie lees je niet van kaft tot kaft zoals een roman’, besluit Cindy. ‘Ik lees er nu en dan in, plak post-its bij gedichten die erom vragen vaker gelezen te worden. Op verschillende momenten ontdek je er andere dingen in. En vaak brengt poëzie troost. Ga maar na: op bijna elke doodsbrief of gedenkprent staan minstens enkele dichtregels. Zelfs mensen die denken niets met poëzie te hebben, grijpen er op zulke grote momenten naar.’