Van het cachot
naar de kluis
Tijdens onze rondleiding van Molenbeek naar de Vismarkt heeft historica Tine Debosscher van gidsorganisatie Brukselbinnenstebuiten het over diverse creatieve vormen van straatkunst: tags, stickers, de eerder provocatieve graffitiwerken, de meer esthetische muurschilderingen, de exclusieve street art voor galerijhouders.
Communicatie met de spuitbus
‘Tegenwoordig zetten steden street art in ter promotie van hun stad. Het markantste voorbeeld is Oostende, dat jaarlijks het Crystal Ship Festival organiseert en de beste binnen- en buitenlandse artiesten aantrekt. Ook Brussel ziet in street art een middel van city marketing. Het moet de stad een cool, jong en dynamisch imago geven. Ooit was het anders’, schetst Debosscher.
‘Eind jaren 90 wil de toenmalige burgemeester van Brussel, François-Xavier de Donnea (MR), graffiti uitroeien. Hij laat jongeren, die op heterdaad worden betrapt bij het spuiten van tags, in de gevangenis opsluiten. De goegemeente stelt graffiti gelijk met vandalisme en associeert het met crimineel gedrag. Dat staat in schril contrast met de Brusselse jeugd- en cultuurhuizen die workshops over graffiti organiseren en zo contact leggen met jongeren die moeilijk te bereiken zijn.’
Volgens Brukselbinnenstebuiten kun je het fenomeen niet los zien van de politieke en maatschappelijke context. ‘In de jaren 90 kent Brussel een hoge stadsvlucht, een alarmerende terugloop van de bevolking, verloederde achterstandswijken, uitgezaaide stadskankers en een torenhoge werkloosheid. Voor jongeren is er weinig perspectief, zeker voor jongeren met een korte schoolopleiding of migratieachtergrond.’
‘Geïnspireerd door de hiphop en de jongerencultuur uit New York en Philadelphia, gebruiken jongeren de spuitbus om met elkaar in de publieke ruimte te communiceren via woorden en tekeningen. Die onderlinge communicatie is meestal onbegrijpelijk voor de buitenwereld. Het bekladden van leegstaande panden is niet enkel een uiting van frustratie, het is ook een aanklacht tegen de verwaarlozing van hun wijk of de bouw van grote prestigeprojecten die hen dreigen te verdringen. Ze maken een statement: de stad is ook van hen.’
Gewenst en ongewenst
‘Met de eeuwwisseling en de opkomst van internet krijgen jongeren inspiratie uit de hele wereld en ontdekken ze ook de esthetische muurschilderingen. Gaandeweg wijzigt het profiel van de straatkunstenaars, die de job niet langer alleen op straat hebben geleerd maar ook aan een kunstschool of academie. Sommige artiesten blijven op twee fronten actief. De stad maakt ondertussen een onderscheid tussen gewenste en ongewenste straatkunst. In de toeristische zone van de Grote Markt tot aan de Vismarkt worden alle tags onmiddellijk verwijderd. Op sommige muren zie je nadien nog de sporen of fantomen van de chemische verwijdering. Taggers die door de politie worden betrapt, moeten een gas-boete betalen of een taakstraf uitvoeren, waarbij ze samen met een schoonmaakploeg tags moeten helpen verwijderen.’
Debosscher merkt op dat het onderscheid tussen gewenst en ongewenst niet altijd even duidelijk is. Zo komen er op het officiële street art parcours van de stad Brussel niet alleen de toegelaten en gesubsidieerde, maar ook illegale werken voor. Het frappantste voorbeeld zijn de werken van de Parijse graffitikunstenaar BONOM, alias Vincent Glowinski. Zijn muurschildering op een hoge zijgevel aan het kanaal veroorzaakte veel ophef. Je ziet een hand die het hoofd van een man tegen de grond drukt en een andere hand met een mes in de aanslag. De schildering werd eerst afgedaan als een provocatie en een ophemeling van terreur tot iemand het verband legt met een klassiek meesterwerk van Caravaggio waarop hij Abraham uitbeeldt die op vraag van Jahweh op het punt staat zijn zoon Isaac te offeren. Op de valreep stuurt Jahweh een engel die Abraham opdraagt niet zijn zoon maar een ram te slachten. Op het muurschilderij van BONOM zie je een derde hand die de arm van de messentrekker tegenhoudt. Op slag werd zijn illegale mural een iconisch kunstwerk met de boodschap dat niemand voor zijn geloof hoeft te sterven.’
Street art wordt gebruikt als city marketing. Het moet de stad een cool, jong en dynamisch imago geven. Ooit was het anders.
‘Al even illustratief is het project van de Molenbeekse straatkunstenaar Antoine Caramalli. Na de aanslagen van 2016 ziet hij tv-reportages over zijn gemeente waarin hij zich helemaal niet herkent. Hij fotografeert de verbijsterde gezichten van zijn medebewoners die met al even groot ongeloof naar de tv-beelden kijken. Vervolgens maakt hij hun gezichten anoniem en print ze op affiches die hij zonder toestemming in de kanaalbuurt ophangt. Het toenmalige gemeentebestuur van Molenbeek vraagt Caramalli om meer gezichten te fotograferen en een gevarieerder publiek te tonen. De affiches met Les spectateurs du Big Molenbeek Show prijken nu aan het kanaal als een soort welkomstcomité voor de bezoekers aan Molenbeek. Hier zie je hoe een gemeente illegale straatkunst omarmt en er op een positieve manier mee omgaat’, aldus Debosscher.
Reuzen van Anderlecht
De stad Brussel voorziet in een aantal gedoogzones om de eruptie van graffiti en street art te kanaliseren. Zo is er de lange gaanderij aan het kanaal vanaf de Sainctelettesquare tot voorbij de oude brouwerij Belle-Vue. Op die kilometerlange muur krijgen graffitikunstenaars carte blanche. ‘Die muur is een soort van kladschrift van graffitikunst die continu van uitzicht verandert.’
Een andere free zone die tot de verbeelding spreekt, is de locatie van de steunpijlers onder de Ring ter hoogte van de Marius Renardlaan in Anderlecht. Het staat bekend als de Reuzen van Anderlecht en is een verwezenlijking van de vzw Urbana die een vijftiental graffitkunstenaars samenbracht om de hoge pijlers te beschilderen. Ze creëerden reuzenportretten van grote Brusselaars zoals bijvoorbeeld Stromae. Verschillende toonaangevende kunstenaars hebben er werken uitgevoerd, waaronder DZIA, Steve Locatelli en Solo Cink. In het gespecialiseerde tijdschrift VIZION staan de Reuzen van Anderlecht afgebeeld. ‘Het jaarlijkse tijdschrift over street art ligt nu in menig huiskamer op de salontafel’, zegt Debosscher ironisch.
Een nieuwe investering
‘De toenemende commercialisering van street art vind je terug in verschillende sectoren, zoals de mode en design. Tegenwoordig zijn er zelfs producties van street art die nooit het straatlicht zien maar rechtstreeks naar privé-galerijen gaan of meteen in een kluis van een investeerder verdwijnen. Het is de nieuwste fase in de evolutie van de straatkunst: vanaf de tag vanuit een protest- en tegenbeweging naar de verburgerlijking, de city marketing en de commercialisering.’
Brukselbinnenstebuiten focust op het fenomeen van straatkunst in het kader van stedelijkheid en stadsontwikkeling. Naast de thematische wandelingen organiseert ze ook wijkverkenningen. In de coronaperiode heeft ze een doe-het-zelf wandeling over street art uitgestippeld van het Noordstation tot aan de Kapellekerk.