01 feb '23

‘Ik wil de stolp over dit stuk
geschiedenis aan diggelen slaan’

7132
door Anne Peeters
Als kind schreef Geert Sels het op een briefje: profvoetballer of journalist, dat zou hij worden. Het werd het tweede: cultuurjournalist bij de krant De Standaard. Of is het cultuurhistoricus? Hij leverde alvast een stevig staaltje onderzoekswerk voor zijn zopas verschenen boek 'Kunst voor das Reich', over kunstroof door de nazi’s.

In de rust en het groen van Itterbeek schreef Sels Kunst voor das Reich. ‘Het boek is eigenlijk een gruwelijk uit de hand gelopen krantenartikel. Eind 2013 werden er bij een oude man in München 1.500 kunstwerken aangetroffen, waarvan gedacht werd dat het wel eens roofkunst van de nazi’s zou kunnen zijn. Zijn vader was immers Hildebrand Gurlitt, een Duitse kunsthandelaar die kunst opkocht voor zichzelf en voor Hitlers geplande Führermuseum, dat er overigens nooit is gekomen. Ik zag collega’s van Franse en Nederlandse kranten beroep doen op databanken van hun overheid om te checken of er iets uit hun land bij was. Toen ik dat ook wilde onderzoeken, ontdekte ik dat België helemaal geen databanken hád en dat er hier geen onderzoek naar was gedaan. Tijd dat iemand zich daar in zou vastbijten, en dat heb ik gedaan. Ik heb meer voeling met hedendaagse kunst, de nazi’s hadden het meer voor traditionele kunst. Dus heb ik de afgelopen jaren veel bijgeleerd over de oude meesters. Op de redactie vertellen we wel eens het grapje dat een collega over de voorkant van de kunstwerken schrijft, ik over de achterkant. De roven, de vervalsingen. De onderwereld van de kunst.’

Je bent geen historicus van opleiding. Toch heb je stevig historisch onderzoek gedaan voor je boek. Was dat moeilijk?

‘Ik denk dat de basis van het historisch onderzoek grotendeels overeenkomt met de regels van de journalistieke deontologie als het gaat over bronnen checken, materiaal zoeken, … Voor de rest is het klassiek archiefwerk. Ik wou een boek schrijven dat wetenschappelijk in orde is, compleet met voetnoten. Aan de ene kant wil ik graag dat anderen op dit materiaal verder kunnen werken. Aan de andere kant wilde ik schrijven als een journalist. Niet afstandelijk, vlot leesbaar. Ik wou dat het menselijk en empathisch was. De persoonlijke verhalen van verschillende mensen zijn een leitmotiv geworden doorheen het boek. Ik vertrek dikwijls van het verhaal van één persoon om een thema uit te werken. Als je vertelt over hoe mensen hun bezit afhandig werd gemaakt, hoe ze op de vlucht gingen naar Amerika, … Dan is het verhaal van één figuur sterker dan alleen maar de cijfers. Ik wilde me inleven in de slachtoffers en heb mezelf ook blootgegeven. Over mijn frustraties wanneer het onderzoek doodliep bijvoorbeeld. Het dossier is vernietigd. Bam, kop tegen de muur. Die ontgoocheling zit ook in het boek.’

Je hebt diep moeten graven?

‘Na de zaak Gurlitt en dat eerste artikel in De Standaard dacht ik: hier moet ik mee verder. Ik was geschokt dat België zo ver achteropliep. In januari 2014 heb ik een dossiertje van vier bladzijden geschreven. Later dat jaar kreeg ik daar tot mijn eigen verbazing De Loep voor, een prijs voor onderzoeksjournalistiek. In volle euforie kreeg ik veel rugwind. Ik begon te zoeken in de archieven en kreeg hulp van een archivaris bij het Rijksarchief. Die tekende voor mij een boomstructuur uit en wist in welke archieven ik materiaal kon vinden. Eén van die plekken was het Cegesoma, het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij. Daar kreeg ik het statuut van onderzoeker. Met dat statuut heb je toegang tot de auditoraatsdossiers. Die collaboratie- en auditoraatsdossiers zijn in België enkel toegankelijk voor familieleden, rechtstreekse betrokkenen en onderzoek. Ik vind het een ongelooflijke aberratie dat wij nog altijd zo krampachtig met het oorlogsverleden omgaan. Ik stak al mijn vrije tijd in het onderzoekswerk. In 2016 zag ik het even niet meer zitten; zo gigantisch veel materiaal, zo veel archieven. Het leek me niet haalbaar. Toen kreeg ik een levenslijn toegeworpen door de vraag van het kunstmagazine Openbaar Kunstbezit Vlaanderen. Of ik geen themanummer wou schrijven over kunstroof? Ik had stof voor 48 pagina’s. Dat nummer heeft me de moed gegeven om door te gaan. Het boek telt uiteindelijk 450 pagina’s. De goede waarnemer ziet dat er een rekenkundige reeks in zit: van 4 in de krant naar 48 in het tijdschrift, naar een boek van 450 pagina’s. Als ik er ooit nog iets over moet schrijven, zal het een encyclopedie van 4.000 pagina’s moeten worden.’

Is de tijd rijp voor dit boek?

‘Een boek over de nazi-roofkunst uit België had al veel vroeger geschreven moeten worden. In Nederland verscheen er hierover eind jaren 1980 al een boek. In 1998 was er een goede aanleiding met de Washington Principles, een internationale conferentie waar er naar deze problematiek werd gekeken en gezocht naar een fair and just solution. Ook België heeft mee ondertekend. De tijd was rijp toen, de conjunctuur was goed. Er werden veel archieven vrijgegeven, de Muur was gevallen, zodat er weer contact mogelijk was met het Oostblok. Want daar zat ook een stuk verzwegen geschiedenis. Eigenlijk was dat het moment, maar België heeft deze kans grandioos gemist.

‘Als we het over restitutie hebben, wat is er hier dan al gebeurd? De Commissie Buysse werd aangesteld in het kader van een compensatie-initiatief voor de Joodse gemeenschap, maar de groep die het onderdeel ‘kunst’ heeft onderzocht, heeft enkel niet belangrijke domeinen zoals de kunsthandel kunnen onderzoeken. Ondertussen zijn er heel wat ministers van Cultuur overheen gegaan, en telkens weer wordt dit thema onder de mat geveegd. Ik wil de stolp over dit stuk geschiedenis aan diggelen slaan.’

Wat moet er met de gestolen kunst gebeuren? De vraagt stelt zich ook voor onze koloniale geschiedenis. Sinds juni 2022 maakt een nieuwe wet het mogelijk om roofkunst terug te geven aan voormalige kolonies. Is dat niet positief?

‘Tijdens een radio-interview over roofkunst en het restitutievraagstuk kreeg ik onlangs te horen: Jullie zijn hier goed in. Wanneer het gaat over neo-koloniale geschiedenis en kunst neemt België toch het voortouw? Er is wel een redelijk nieuwe dynamiek die deels samenhangt met de evolutie van het Afrikamuseum in Tervuren, maar er is nog een lange weg te gaan. Nu het neokoloniale verhaal terecht meer aandacht krijgt, lijkt het soms wel of het vraagstuk over nazi-roofkunst ver achter ons ligt, terwijl het eigenlijk een recenter thema is. Bij nazi-roofkunst en koloniale kunst komt natuurlijk dezelfde vraag terug: wat doe je met het eigenaarschap? Hoe ga je terug in de tijd om het gedane onrecht te herstellen? Als het gaat over kunstroof in WOII bestaat er ondertussen veel rechtspraak. Daar kunnen we veel uit leren.'

Waarom heb je eigenlijk geen geschiedenis gestudeerd?

‘In mijn middelbare schooltijd was ik vooral in literatuur geïnteresseerd. Ik ben in Leuven Germaanse filologie gaan studeren, en nadien theaterwetenschap. Kunstencentrum STUK schreeuwde me naar binnen. Ik heb er als student heel wat voorstellingen gezien. Ik was ook geboeid door dans. Ik kreeg bij wijze van spreken een roeping, wilde theaterrecensent worden. Ik schreef voor het studentenblad Veto, werkte als freelancer. In 1994 werd ik theaterrecensent voor De Morgen. Nadien maakte ik de overstap naar De Standaard.’

En naar de Rand.

‘Eerst woonde ik in Sint-Gillis. Heel fijn was dat. En hoe gaat het dan? Het eerste kind komt en mijn vrouw en ik volgden het klassieke patroon: we trokken naar de Rand. Een plek in het groen, iets rustiger voor de kinderen. Het werd een hele zoektocht. Uiteindelijk vonden we een huis in Itterbeek, toen vlakbij de redactie van De Standaard in Groot-Bijgaarden. Het is een goede plek om te wonen. In vogelvlucht zitten we op 10 km van de Grote Markt in Brussel. We hebben de rust en het groen van de Rand, maar als je zin hebt, sta je in een half uur in het centrum van alle drukte. Ben ik hier sociaal ingebed? Niet echt. Mijn leven heeft zich altijd op de redactie afgespeeld en ’s avonds bij voorstellingen in de stedelijke theaters. Dat is het leven van een cultuurjournalist. Toen ik aan het boek begon, heb ik veel uren thuis doorgebracht. En gedacht: Wat een prachtige plek is dat hier. Wanneer je vanuit Brussel de bus neemt, valt de drukte halte per halte van je af. Vanuit het centrum heb je nog even het gewemel van Molenbeek en dan verbreedt de straat zich en krijg je hoe langer hoe meer lucht en ruimte.’

Info: Kunst voor Das Reich. Op zoek naar nazi roofkunst uit België werd eind 2022 door Lannoo uitgegeven. De Franse versie Le Trésor de guerre des nazis. Enquête sur le pillage de l’art en Belgique verscheen in januari 2023.