01 dec '22

‘Violiste worden was
geen vooropgesteld plan’

6018
door Anne Peeters
Ondertussen woont ze niet meer in de Vlaamse Rand, maar daar is het wel allemaal begonnen voor haar. Belgisch topvioliste Jolente De Maeyer (38) over de liefde voor haar familie en de muziek, en de balans daartussen.

Vorig jaar rond deze tijd gaf je in je geboortedorp Merchtem een concert met het vioolconcerto van componist en Merchtemenaar August De Boeck. Hoe belangrijk is jouw vroegere dorp?

‘Heel belangrijk. Mijn ouders wonen er nog steeds, een van mijn broers ook. Mijn ouders zijn allebei van Wemmel. Tot mijn vijfde heb ik daar gewoond. Toen zijn we naar Merchtem verhuisd. Heel mijn jeugd speelde zich daar af. Ik kom er nog vaak. Het voelt nog steeds als thuis.’

Op je vierde startte je met vioolles aan de muziekacademie van Wemmel. Vind je de muziekinfrastructuur in de Vlaamse Rand goed? Zijn er genoeg mogelijkheden om muzikaal talent van jonge kinderen te ontwikkelen?

‘Ik kan alleen spreken over wat ik zelf heb ervaren. Mijn zus Karolien was zes jaar ouder dan ik, ze speelde al viool toen ik ermee begon. Ze volgde les bij Johan Lommelen in de academie van Wemmel. Ik ging mee als klein zusje. Johan had meteen door dat ik echt interesse had. Hij gaf ook les aan hele jonge kinderen, wat eigenlijk niet de normale gang van zaken is op een academie. Op mijn vierde verjaardag kreeg ik een viooltje. Zo ben ik begonnen. Ik kon nog niet lezen of schrijven, ik leerde spelen op mijn gehoor en mijn gevoel. Gelukkig had ik mijn zus en mijn mama die thuis met mij oefenden. Het verliep op een heel speelse, maar toch serieuze manier. Het ging meteen heel vlot. Vanaf mijn zesde deed ik mee aan wedstrijden. Wanneer ik aan de Koningin Elisabethwedstrijd meedeed, hebben ze ergens uit de archieven een filmpje opgeduikeld van toen ik vijf was. Toen kwamen die zaken nog op tv. (lacht) Als ik dat nu terugzie, denk ik: Dat was wel heel jong. Mijn dochter Mona is nu zes, dus nu kan ik een beetje vergelijken… Mijn kleine viooltjes van vroeger liggen hier nog, soms is ze er een beetje op aan het krassen. Mag ze viool spelen? Als ze echt wil, zal de vraag wel vanuit haarzelf komen. Het mag, maar het moet niet.’

Op je vierde begon je met viool, op je zesde deed je mee aan wedstrijden, op je veertiende ging je naar de Yehudi Menuhin School of Music in Engeland. Je internationale carrière begon eigenlijk toen al. Hoe heb je dat ervaren, zo jong?

‘De connectie met Yehudi Menuhin was er zelfs al veel vroeger. Ik heb hem ontmoet toen ik acht was. Ik had net een wedstrijd gewonnen en werd aan hem voorgesteld na een concert van zijn Yehudi Menuhin School. Hij nodigde me uit om naar zijn school te komen. Ik was heel jong en heb dat toen niet gedaan, maar het bleef wel hangen. En dan ging ik naar de middelbare school. Viool en piano spelen, bleek steeds moeilijker te combineren met Grieks-Latijn. Het was het begin van het internet en ik ging online op zoek naar informatie over de Menuhinschool.

‘Mijn gezin en mijn muziek combineren zodat iedereen een vol en gelukkig leven kan leiden, is mijn grootste wens.’

Mijn ouders gingen akkoord om het een jaar te proberen, ik had niets te verliezen, ik kon altijd terug naar huis. Mijn ouders hebben me nooit gepusht, er zat totaal geen dwang achter. Ik ben gegaan en vond het er heel fijn. Na vier jaar ben ik ook in Engeland naar het conservatorium gegaan. Dat is allemaal heel intuïtief gegaan. Uit het ene volgde het andere. Ik heb nooit gedacht: Nu word ik violiste. Het was geen vooropgesteld plan. Ik heb gewoon mijn gevoel gevolgd.’

Je deed mee aan internationale wedstrijden en won verschillende prijzen voordat je in 2012 deelnam aan de Koningin Elisabeth-wedstrijd en werd geselecteerd voor de halve finale. Is deze Belgische vioolwedstrijd de wedstrijd der wedstrijden?

‘Ja, ze behoort tot de topwedstrijden. Je hebt nog de Tsjaikovski-wedstrijd in Rusland, maar de Elizabeth-wedstrijd… Daar hangt iets mythisch rond. Dat wordt ook internationaal zo aangevoeld. Daaraan meedoen als Belg geeft natuurlijk extra druk. Ik ben blij dat ik het heb gedaan. Ik had er eigenlijk geen verwachtingen bij. Eke wedstrijd blijft toch een loterij. Je hebt de objectieve criteria, maar er hangt natuurlijk ook veel af van de appreciatie en de interpretatie van de jury. Dat moet je aanvaarden als je meedoet. Het is een heel intense ervaring. Je bent daar een jaar of langer mee bezig, het repertoire is zo uitgebreid. En het kan net zo goed zijn dat je er meteen uitligt. Het is niet alleen de wedstrijd, het is het hele proces dat eraan voorafgaat. Als je daar doorheen gaat, kom je er sowieso als een andere muzikant uit omdat je heel diep moet gaan.’

Je hebt als soliste opgetreden met grote orkesten. Daarnaast speel je ook in kleinere ensembles, vaak met je man, pianist Nikolaas Kende. Solist of ensemble: het is een heel andere manier van musiceren. Heb je een voorkeur?

‘Het fijne aan de buitenlandse optredens met mijn man is dat je niet alleen bent. Een concerttournee doen als solist blijft een eenzame bezigheid. Samen concertreizen maken en herinneringen delen, hebben we ontzettend gemist tijdens de coronaperiode. Daarom vind ik de combinatie interessant. Ik hou van de afwisseling.’

Na een periode met veel optredens in de United States ben je weer in België geland. Je carrière is verbreed: van optreden naar ook lesgeven. Is dat een natuurlijke evolutie of een bewuste keuze?

‘Ik geef les aan het conservatorium in Tilburg, heb mijn eigen vioolklas aan het conservatorium in Antwerpen en ben artistiek directeur van strijkensemble BRYGGEN. Je kiest natuurlijk wat je doet en wat niet, maar die zaken zijn eigenlijk gewoon op mijn pad gekomen. Veel muzikanten geven les naast hun werk op het podium. Dat brengt een soort stabiliteit. Ik heb altijd graag les gegeven. Het is een voorrecht dat ik dat aan twee conservatoria kan doen. BRYGGEN is een ander, heel specifiek verhaal. Dat was vroeger het Kamerorkest Brugge, waarvoor ik werd gevraagd als artistiek directeur, maar eens het zover was, speelde het orkest zijn structurele subsidies kwijt. Het strijkorkest heeft nochtans een lange traditie. Het werd in 1970 door Patrick Peire opgericht als het Collegium Instrumentale Brugense. Het is een heel bijzonder orkest: alleen strijkers zonder dirigent. Dat geeft veel vrijheid die je niet terugvindt in een symfonisch orkest. Je kan dieper ingaan op details en verder gaan in het repetitieproces. Ik heb me hiervoor geëngageerd en het heeft me bloed, zweet en tranen, en veel hard onbetaald werk gekost, maar ik ben blij dat ik kan zeggen dat we voor de periode 2023 tot 2027 opnieuw structureel gesubsidieerd worden. Het orkest is gered. Nu kunnen we terug groeien. Ik kijk uit naar de komende jaren.’

Wat staat er op de planning?

‘BRYGGEN natuurlijk! En: in 2023 vormen mijn man en ik al twintig jaar een muzikaal duo; wat zijn we toch jong begonnen! Er staan dus heel wat optredens gepland. Het lesgeven is een constante. Da’s fijn, die vaste momenten. De rest beweegt daarrond; concerten in duo, het orkest,… Kortom, het leven van een freelance muzikant.'

Hoe combineer je dat met kinderen? Hoe hou je de balans in evenwicht?

‘Onze zoon gaat naar de eerste kleuterklas, onze dochter naar het eerste leerjaar. Dat zijn grote momenten voor een gezin. Ik wil de best mogelijke mama zijn en ze goed begeleiden, maar eerlijk: soms is het te veel. Het valt soms moeilijk te combineren, zeker zoals nu met BRYGGEN. Dat wordt groter met de week. Nikolaas begrijpt dat. Hij is ook muzikant en weet wat zo’n leven inhoudt. Gelukkig hebben we voldoende flexibiliteit. We wisselen elkaar af om de kinderen van school af te halen. En we hebben onze ouders die ook meehelpen. Mijn familie, mijn gezin, mijn kinderen: zij staan op de eerste plaats. Alles combineren zodat iedereen een vol en gelukkig leven kan leiden, is mijn grootste wens. En daarnaast mooie dingen zien en ervaren, reizen. Daarvan kan ik opladen. Reizen wordt wat moeilijker. Als de kinderen baby’s waren, namen we ze gewoon mee en lagen ze backstage bij een babysit, maar dat kan nu natuurlijk niet meer. Bij collega-muzikanten met grotere kinderen zie ik dan weer dat andere dingen kunnen. Alles op zijn tijd.’