Volksbier maakt comeback
Al meer dan twee eeuwen is de Zennevallei en het Pajottenland de bakermat van de lambiek, faro, geuze en aanverwanten.
Lindemans, Boon, Drie Fonteinen, Oud Beersel, Mort Subite, Girardin, Cantillon. Het zijn maar enkele namen die liefhebbers van lambiekbieren bekend in de oren klinken. De bieren staan haast synoniem voor de zuidwestelijke rand rond Brussel. En dat al honderden jaren lang.
Het lambiekbier kan zo gedronken worden, maar het zurige bier is ook de basis van faro, kriek en geuze. Over de oorsprong van de lambiekbieren doen verschillende theorieën de ronde, maar allicht ontstond het bier ergens in de late 18e eeuw in Brussel. Omdat er in het Pajottenland tal van kleine brouwerijtjes werden opgericht, werd het bier ook vrij vroeg geassocieerd met gemeenten als Halle, Beersel of Dilbeek. Of de naam ‘lambiek’ nu afgeleid is van de gemeente Lembeek dan wel – en meer waarschijnlijk – van de destillatiekolf voor jenever en brandewijn ‘alambique’, feit is dat de lambiekbieren aanvankelijk alleen in de Zennevallei geproduceerd konden worden. Dat kwam door de wilde gisten die alleen in Brussel en de zuidwestelijke Rand te vinden zijn. Kenmerkend voor lambiek is immers dat het door spontane gisting met wilde gisten uit de buitenlucht ontstaat. Die gisten, die suikers in alcohol omzetten, zijn van begin oktober tot eind april in de juiste verhoudingen aanwezig in de lucht. Bijzonder is ook dat het bier gist in eikenhouten vaten. De bieren waren aanvankelijk vooral populair bij de gewone man. Boeren namen het bier mee in een kruik op het veld, om hun dorst te lessen tijdens hun harde werk.
Trage industrialisering
Vele van die lambiekbrouwerijen vinden hun wortels in de 19e eeuw. Doorgaans ging het om boerderijen die in de winter bier brouwden, wanneer er op het land minder te doen was. Begin 20e eeuw waren er in de streek meer dan honderd lambiekbrouwerijen en geuzestekerijen. Toen lieten veel brouwerijen hun landbouwactiviteiten voor wat ze waren, om zich volledig toe te leggen op het brouwen. Door de introductie van koeltechnieken en andere innovaties kon er het hele jaar door gebrouwen worden.
om boerderijen die in de winter bier brouwden, wanneer er op het land minder te doen was. Begin 20e eeuw waren er in de streek meer dan honderd lambiekbrouwerijen en geuzestekerijen. Toen lieten veel brouwerijen hun landbouwactiviteiten voor wat ze waren, om zich volledig toe te leggen op het brouwen. Door de introductie van koeltechnieken en andere innovaties kon er het hele jaar door gebrouwen worden.
In de laatste helft van vorige eeuw daalde de populariteit van de lambiekbieren en hun afgeleiden. Pils nam de fakkel over als het bier voor de gewone man. Begin jaren 1990 bleven er nog maar een tiental lambiekbrouwerijen over, maar rond de eeuwwisseling kwam er een hernieuwde aandacht voor ambachtelijke of minder mainstream bieren en streekbieren. De lambiek en geuze konden meesurfen op die golf van aandacht. Ook de inspanningen van de HORAL, de Hoge Raad voor Ambachtelijke Lambiekbieren, wierpen zijn vruchten af. De vzw groepeert sinds 1997 lambiekbrouwerijen van het Pajottenland en de Zennevallei, en organiseert onder andere de Toer de Geuze. Met die tweejaarlijkse open dag in de deelnemende lambiekbrouwerijen en geuzestekerijen wil de HORAL de lambiekbieren in de kijker zetten. Al die inspanningen bleven niet zonder succes, want diverse nieuwe producenten kwamen op de markt. Tegenwoordig wordt er zelfs lambiek in West-Vlaanderen of Wallonië gebrouwen en wordt het bier ook buiten de landsgrenzen geëxporteerd.
Drie brouwerijen op een boogscheut
Hoewel er dus ook elders lambiek, geuze of kriek wordt geproduceerd, associëren de meeste mensen de lambiekbieren toch met het Pajottenland en de Zennevallei. In de Zennevallei vind je dan ook tal van sporen terug van de lambieknijverheid. Soms verbazend dicht bij elkaar. In groot-Dilbeek bijvoorbeeld. Langs de Ninoofsesteenweg vind je op een goede twee kilometer drie brouwerijen: De Troch, Eylenbosch en Timmermans. Alle drie met een eigen verhaal.
Aan de kruising van de Ninoofsesteenweg met de Jan De Trochstraat in Schepdaal ligt brouwerij De Troch. Het is een typisch voorbeeld van een brouwerij die uitgroeide van een boerderij tot een brouwerij, met verschillende paviljoenen. Het complex werd meermaals aangepast en uitgebreid tot in de jaren 40 de vierkanten mouttoren werd gebouwd. Ondanks de uitbreiding bleef dit een kleinschalige brouwerij. Mede daardoor – en door de veranderende smaak van de consument – kon De Troch niet langer het hoofd bieden aan grotere concurrenten en producenten van andere bieren. De brouwerij sloot in 1967. Tot een tiental jaar geleden kon wie goede ogen had op de mouttoren het opschrift ‘Brouwerij Mouterij De Spanuit J. De Troch Gueuze Kriek’ en een telefoonnummer lezen. Vandaag is het gebouw omgevormd tot een appartementsgebouw met een handvol moderne lofts. In het biermagazijn aan de overkant van de Jan De Trochstraat bevindt zich een restaurant met de naam ‘De Spanuit’, zoals eertijds de brouwerij.
Aan de overkant van de Ninoofsesteenweg staat een groter complex met een brouwverleden: Brouwerij Eylenbosch. De voorbije jaren werd er op de site heel wat gerenoveerd, afgebroken en weer gebouwd. Net als bij De Troch is ook hier de brouwerij omgevormd tot een wooncomplex. Naast 55 appartementen is er ook ruimte voor winkels en een ondergrondse parking. Eind september werd er een filiaal van Cru geopend.
In de Zennevallei vind je tal van sporen terug van de lambieknijverheid. Soms verbazend dicht bij elkaar.
Het is geen toeval dat de brouwerij Eylenbosch recht tegenover brouwerij De Troch ligt, zo wil de overlevering. Oprichter Emile Eylenbosch huurde immers enkele gebouwen van De Troch. Toen die laatste de huurovereenkomst in 1880 beëindigde, bezwoer de jonge Emile dat hij aan de overkant zelf een brouwerij zou oprichten, eentje die drie keer zo groot zou zijn als die van De Troch. Het was het begin van een rivaliteit. De brouwerij werd effectief groter dan die van De Troch, met een hoogtepunt rond de Wereldtentoonstelling van 1958. De brouwerij werd verscheidene keren uitgebreid en vernieuwd, maar de krimpende vraag naar lambiekbieren betekende ook voor Eylenbosch het einde. Na twee overnames werd in 1991 de laatste druppel bier gebrouwen en werden de installaties ontmanteld.
Al is dat niet helemaal het einde. Dertig jaar na de sluiting van de brouwerij ligt er opnieuw Eylenbosch-bier in de winkelrekken. Erik De Keersmaeker – nazaat van de laatste eigenaars van de brouwerij – blies de naam Eylenbosch nieuw leven in met de lancering van nieuwe bieren: een geuze en kriek, maar ook goud-, amber- en donkergoudkleurige bieren. Sinds vorig jaar kan je de Eylenbosch-lambiekbieren opnieuw kopen. Opmerkelijk detail: de bieren worden gebrouwen in de brouwerij van De Troch in Wambeek.
Een brouwerij die nog steeds actief is, is brouwerij Timmermans, op een steenworp van de Ninoofsesteenweg richting Brussel in de Dilbeekse deelgemeente Itterbeek. Het is een van de oudste brouwerijen uit de regio, want al in 1702 stond op deze plaats brouwerij-boerderij De Mol. In 1911 werd de brouwerij overgenomen door Frans Timmermans, de latere burgemeester. Hij was het die de brouwerij uitbreidde met een pakhuis en een brouwerswoning. Tijdens het interbellum kende de brouwerij een sterke groei. In 1993 werd ze overgenomen door Martin’s Finest Drinks Company en tot op vandaag wordt er bier gebrouwen in wat de oudste lambiekbrouwerij ter wereld is. Met succes, want in 2015 werd de Timmermans Oude Gueuze op de World Beer Awards bekroond tot World’s Best Sour Beer. Een bewijs dat dit stukje ambachtelijk Brabants erfgoed ook vandaag nog ver buiten de regio gesmaakt wordt.