‘Volg de blauwe zwaailichten en
je komt er’
Politiek en journalistiek. Els Cleemput kent het allebei. Ze was journaliste bij Het Belang van Limburg, schreef Losgeld voor een leven over de ontvoering van minister Paul Vanden Boeynants (PSC), was woordvoerster van de rijkswacht, later van de federale politie, woordvoerder ook van Guido De Padt (Open VLD) toen die minister van Binnenlandse Zaken was, van Maggie De Block (Open VLD) toen ze eerst staatssecretaris voor Asiel en Migratie en daarna minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken was.
Een bijzonder parcours, dat is het minste wat je kan zeggen. In de journalistiek moet je spreken, in de politiek is zwijgen vaak goud. Welke van de twee vind je het moeilijkste?
‘Als journalist en als woordvoerder geef je antwoorden op vragen van het publiek. Als journalist stel je honderduit vragen en je vertelt daarna. Je kan daarbij gewoon jezelf blijven; als woordvoerder ben je 24/7 aan het zeggen wat een ander denkt. Die modus staat altijd aan. Als woordvoerder hoor je jezelf soms praten tegen vrienden of familie en je denkt: Nu klink ik net als de baas van de rijkswacht of de politie. Of als de minister. Bizar. Als woordvoerder moet je een bepaald verhaal brengen. Ook al ben je het er niet altijd helemaal mee eens, toch moet je de boodschap overtuigend brengen. Dat is moeilijk soms. Waarom je dat dan toch doet? Omdat je het bredere plaatje voor ogen moet houden. Je doet het voor je collega’s. Daarom ligt mijn hart ook bij de hulpverleners: de politie, de brandweer, de civiele bescherming. Dat is de rode draad doorheen mijn carrière. Wat die mensen allemaal doen voor een ander. Ze stellen hun leven echt in dienst van het zorgen voor anderen. Ze zijn er om te helpen. Ze gaan – soms letterlijk – door het vuur. De mensen op het veld, maar ook de mensen die werken in de ondersteunende diensten, die ervoor zorgen dat hun collega’s kunnen doen wat ze moeten doen. Dat wordt misschien nog wel het meest onderschat. Dankzij de inzet van al die mensen hebben wij het hier zo goed. Als je hulp nodig hebt, krijg je die. Veel mensen beseffen dat niet. Onbekend is onbemind; als ik daar als communicatiemens iets aan kan doen, dan doe ik dat.’
Tijdens de zaak Koekelberg in 2007-2008 werd je plots verbannen en ben je zeven jaar weggeweest bij de politie? (Toenmalig commissaris-generaal van de federale politie, Fernand Koekelberg, had zijn secretaresse Sylvie Ricour zonder examen of opleiding gepromoveerd. Nadat Cleemput daar uitspraken over deed, werd ze weggedetacheerd, red.)
‘Ik begrijp nog altijd niet wat er toen precies gespeeld heeft. De Raad van State gaf mij volledig gelijk, maar toch kreeg ik mijn job als woordvoerder niet terug. Ik had het gevoel dat ik de collega’s in de steek liet, maar dat was niet het geval, en ik kon en mócht niets zeggen. Dat was zwaar. Mijn familie, vrienden, heel wat journalisten en collega’s bij de politie hebben mij gesteund. Dat haalt je erdoor. Dan besef je pas hoe belangrijk mensen zijn en hoe relatief een baan is.’
‘Aan de andere kant heeft die hele affaire ervoor gezorgd dat ik intensief heb kunnen samenwerken met de mensen van de civiele bescherming, Binnenlandse Zaken, en met Maggie De Block, één van de intelligentste vrouwen die ik ken. Zo heb ik ontzettend veel interessante, toffe mensen leren kennen en heb ik een uitgebreid netwerk kunnen uitbouwen. Toen ik opnieuw voor de federale politie ging werken en daarna de pandemie losbrak, is dat heel goed van pas gekomen. Door een stom toeval zat ik op de allereerste crisisvergadering omdat mijn directrice-generaal op dat moment ergens anders moest zijn. Toen ik bij minister De Block op het Ministerie van Volksgezondheid werkte, hadden we ook al samengewerkt met infectiologe Erika Vlieghe. Toen hadden we te maken met een ebola-epidemie die zich hier – godzijdank – niet verspreid heeft. De administratie van Volksgezondheid heeft toen heel hard gewerkt op het beheren van een epidemie. In een aantal ziekenhuizen is geïnvesteerd in isolatiekamers, enz. Die kennis is goed van pas gekomen toen corona in beeld kwam. Hoe konden we ons werk zo veilig mogelijk blijven doen? Mijn vroegere collega’s bij de civiele bescherming bleken goud waard. Die mensen zijn super pragmatisch, die gaan thuis niet zitten wachten tot de wereld naar de knoppen gaat. Ze zijn bijvoorbeeld onmiddellijk begonnen met het maken van alcoholgel, zodat we niet zonder kwamen te zitten. De politie, de brandweer, de civiele bescherming: alle respect! Wat zouden we zijn zonder hen? Zij staan steeds klaar voor ons, 24/7. Ze zorgen ervoor dat het in orde komt.’
‘Als we allemaal wat meer de ingesteldheid van de mensen van de hulpdiensten hadden, dan zou de wereld er beter uitzien.’
‘Als je die onvoorstelbare inzet tijdens corona ziet van de mensen in de zorg, dan heb ik vaak gedacht: Als we nu als maatschappij eens wat meer voor elkaar zouden zorgen? Als we allemaal eens wat meer de ingesteldheid van de mensen van de hulpdiensten hadden. Zo van: heb je me nodig? Ik ben er. De wereld zou er beter uitzien.’
Je bent nogal vastberaden, zeker van jezelf?
‘Nee hoor, ik stel mezelf (en anderen) elke dag honderden vragen. Soms wacht ik heel geduldig op antwoord en soms… kan het niet snel genoeg gaan. Als er een probleem is, zoek ik graag meteen naar oplossingen. Samen met mensen die de zaak kennen, expert zijn. Zo werd ik als journaliste voorop gestuurd bij de ramp met de Herald of Free Enterprise, het schip dat op 6 maart 1987 vlak na het vertrek in de haven van Zeebrugge kapseisde, en waarbij 193 mensen om het leven kwamen. Ik vertrok al, een collega vroeg me het adres door te bellen waar hij moest zijn. Volg de blauwe lichten en je komt er wel, was mijn antwoord. Het zou mijn levensmotto kunnen zijn. Een beetje zoals de hulpdiensten: niet afwachten, maar aanpakken. Problemen oplossen.’
Ben je altijd zo nieuwsgierig?
‘Ja. Ik vertel graag. En om te vertellen wat er gebeurd is, moet je wel weten hoe het in elkaar zit. Als journalist mocht ik overal zomaar gaan vragen wat er gebeurd is, hoe het gebeurd is. Je leert alle hoeken en kanten van een verhaal kennen. Als woordvoerder ervaar je hetzelfde: elke mens heeft zijn eigen versie van het verhaal. Al die verschillende versies, dat maakt het boeiend. Natuurlijk moet je niet bullshitten: één plus één blijft twee, dat wordt niet zevenhonderachtenveertig. De feiten blijven de feiten, maar daarnaast heb je nog het menselijke gedrag. Dan komt dat instinctieve naar boven. Het is dat wat me zo boeit, denk ik.'
Je professionele omzwervingen hebben je over het hele land gebracht: Aalst, Gent, Hasselt, Brussel. Je hebt lange tijd in de Rand gewoond, nu woon je net over de taalgrens in Rebecq. Vlaanderen, Brussel, Wallonië. Je werkt voor de federale politie. Belgischer kan het haast niet.
‘Tja, België is een complex land en dat kost ons veel geld. Alleen al op Volksgezondheid: acht ministers, hallo? Dat maakt het er allemaal niet makkelijker op. Aan de andere kant: zo leer je wel hoe je een draagvlak creëert als je iets wil realiseren. Beschouw het voor mijn part maar als een geweldige oefening in democratie. De taalkwestie? Als ik uit eigen ervaring spreek, dan lijkt me dat eerder iets uit het verleden. Als ik naar de bakker ga, is taal geen probleem, niet in de Rand en al helemaal niet in Brussel. De Belg is pragmatisch daarin. Wat je wel vaststelt: in de Rand en de hoofdstad is het bijvoorbeeld niet evident om mensen te vinden voor de politie. Maar dat heeft misschien minder met taal te maken en meer met het drukke verkeer en een goede work-life balans. Da’s jammer, want werken voor de federale politie is net in deze regio een mooie uitdaging. Het is zeer gevarieerd. En je krijgt kansen. We hebben ook jobs voor mensen zonder diploma.’
‘Er wordt ook vaak gezegd dat de Belg graag onder de kerktoren blijft. Dat geloof ik niet. Ik heb het ervaren als journalist: overal ter wereld kom je Vlamingen tegen. Ja België is klein, Brussel is klein vergeleken met andere wereldsteden. Klein en groen. Het is ongelooflijk hoe snel je vanuit het centrum in het groen zit. Die tegenstelling stad-platteland gaat niet op volgens mij. Met Brussel en de Rand heb je alles. Maar: onbekend blijft onbemind. Ik denk dat daar de echte barrière ligt. Om dat duidelijk te maken, zijn er communicatiemensen nodig.’ (lacht)