‘Ik zal altijd
naar Kraainem terugkeren’
In Kraainem is alles begonnen voor jou?
‘Ja. Ook al is Wenen nu mijn thuisstad, Kraainem blijft belangrijk voor mij. Ik ben in het Saint-Luc ziekenhuis geboren, op honderd meter van ons familiehuis. Mijn vader en zus wonen nog steeds in Kraainem en ik heb er een privé pianoschool opgericht, waar ik lesgeef. Elk jaar in april geef ik een concert en sinds negen jaar organiseer ik in de week voor kerst de Internationale César Franck Pianocompetitie. Gemeenschapscentrum de Lijsterbes speelt al meer dan twintig jaar een belangrijke rol in mijn leven. Ik herinner nog mijn eerste recital daar, 23 jaar geleden, met de Eerste Ballade van Chopin… Ik doe mijn best om er elk jaar topmusici uit de hele wereld samen te brengen. Elk concert wordt altijd door een jong talent geopend, om jonge musici de gelegenheid te geven voor een publiek te spelen en podiumervaring op de bouwen. Net zoals ik dat zelf heb kunnen doen.
Met de César Franck-wedstrijd voor jonge pianisten ben je in 2013 begonnen. Waarom?
‘Om jongeren speelkansen te geven. Het oorspronkelijke initiatief kwam eigenlijk van mijn moeder Magda Calleeuw. Toen ik in 2012 de Eerste prijs Madrid Spanish Composers International Piano Competition had gewonnen, wou ik stoppen met wedstrijden. Ik begon me vragen te stellen over de toekomst. Op dat moment stelde mijn moeder voor om een competitie voor jonge pianisten in België op te richten. En zo geschiedde. De wedstrijd wordt gesteund door een team van twintig vrijwilligers, die hard werken om al de jonge kandidaten uit de hele wereld naar Kraainem te laten komen en te helpen. Vorig jaar hadden we 60 kandidaten uit 39 verschillende landen, waaronder 23 finalisten.’
Je hebt deze pianowedstrijd aan je moeder opgedragen.
‘Toen ze vorig jaar stierf, was dat een enorme schok voor de hele familie, maar ze blijft in onze harten leven. Mijn moeder had een ongelofelijk artistiek en pedagogisch gevoel. Haar schilderijen zijn schitterend en lichtgevend, net zoals zijzelf. Ze heeft een aquarelatelier opgericht in Kraainem. Twintig jaar gaf ze er haar wekelijkse ateliers. Ik heb veel geluk gehad met zo’n fantastische ouders. Ze hebben mijn twee zussen en mij altijd gesteund en veel muziek en cultuur meegegeven. Ze hebben hun liefde voor muziek, cultuur en kunst met ons gedeeld: musea, reizen, concerten, opera’s, tentoonstellingen,… En de liefde voor piano, natuurlijk.’
Waarom heb je piano als instrument gekozen?
‘Da’s een ietwat bizar verhaal. Een collega van mijn vader verliet België om terug naar Amerika te gaan en liet weten dat hij zijn piano wou verkopen. Mijn ouders grepen de kans en hebben het instrument gekocht. De piano staat nog steeds in ons familiehuis. Mijn ouders wilden ons in de muziekschool inschrijven, maar er was geen plaats. Daarom werd Alexander Friedland, een oude maar fantastische Poolse dirigent, onze eerste leraar. Zijn typische ‘harde Slavische methode’ was heel efficiënt, ik heb veel geleerd van hem. Op mijn zestiende ging ik dan naar het conservatorium in Brussel.’
Jouw piano-academie is er niet enkel voor muzikale talenten of professionele musici, maar ook voor beginners, kinderen en volwassenen. Hoe is het voor jou om als pianist van hoog niveau les te geven op beginnersniveau?
‘Kennis doorgeven aan jonge talenten vind ik belangrijk, ik ben er al vroeg mee gestart, eigenlijk al van toen ik zelf nog aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel studeerde. Eerst gaf ik privéles en les in de Vlaamse muziekschool in Kraainem. Daarna ben ik er nooit mee gestopt. Ik weet dat sommige collega’s alleen maar in het hoger onderwijs willen lesgeven, zoals ik ook in Wenen en Italië doe, maar zelf wil ik ook met kinderen blijven werken. Elk kind – of iedereen eigenlijk – heeft een talent, soms verborgen of onbewust. Je moet het ontdekken en het dan voorzichtig laten groeien en ontwikkelen. Dat sprankje kan dan een vuur worden voor die persoon zelf, voor zijn omgeving en kan zelfs de hele wereld verlichten en verwarmen. Ik probeer een beetje terug te geven van wat ik zelf gekregen heb.'
Ligt je hart bij het begeleiden van jonge talenten of eerder in het geven van concerten?
‘Ik zoek naar een goede balans tussen die twee, maar dat is niet gemakkelijk. Dmitri Bashkirov, mijn leraar in Madrid – hij is spijtig genoeg onlangs overleden – zei vaak dat je ‘een coole geest met een warm hart nodig hebt’. Neurologen spreken dan weer over de linker- en rechterhelft van je hersenen. Ik heb zelf de indruk dat ik een betere leraar ben wanneer ik veel concerten geef en omgekeerd helpt de ervaring van concerten ook om mijn pedagogische visie te voeden en te ontwikkelen. De twee aspecten verrijken elkaar, het ene kan niet zonder het andere.’
In België wordt er uiteraard vaak verwezen naar jouw deelname aan de Koningin Elisabethwedstrijd in 2007. Hoe belangrijk was die voor jou?
‘Het is een formidabele competitie met een wereldwijde reputatie. Mijn deelname blijft een mooie ervaring en heeft veel deuren voor me geopend. De feedback in de media over mijn prestaties was unaniem positief. Ik heb de halve finale gehaald en dat blijft een sterke prestatie, vind ik. Niet in de finale geraken, was eigenlijk het beste wat me kon gebeuren. Het heeft me verplicht om mezelf te overtreffen. Het was een sterke motivatie om mijn netwerk uit te breiden, mijn creativiteit verder te ontwikkelen en erkenning te krijgen in het buitenland. Ik ben honderd percent Belg, maar ik ben blij dat ik mijn carrière ook in het buitenland heb kunnen uitbouwen. Ik heb de gelegenheid gehad in meer dan vijftig landen te spelen, van Japan tot Brazilië, van Moskou tot Johannesburg. Ik kreeg de kans om met musici uit de wereldtop te spelen. Daarna heb ik nog prijzen gewonnen in andere internationale wedstrijden. Als musicus, en zeker als solist, blijven competities belangrijk.'
Als je speelt, lijkt alles zo moeiteloos te gaan. De realiteit is waarschijnlijk anders?
‘Inderdaad, het is keihard werken. Sommige vrienden zeggen dat ik leef om te werken, maar dat is wat overdreven. Om eerlijk te zijn: er is ook een periode geweest waarin ik minder – of beter gezegd ‘anders’ – werkte, bijvoorbeeld toen ik mijn humaniorastudies combineerde met het conservatorium en toen ik mijn eerste jaar in de kapel Koningin Elisabeth deed, waar ik mij moest aanpassen aan het internaat. Ja, het is hard werken. Een goede organisatie is de sleutel. Een ander belangrijk gegeven is dat ik veel geluk heb gehad met mijn leraars die uit verschillende scholen kwamen: de grote Russische school met Dmitri Bashkirov, de Weense school met Hatto Beyerle en de Hongaarse school van Franz Liszt met Jean-Claude Vanden Eynden. Zijn leraar Eduardo Del Pueyo was leerling van Jeanne Bosch, die dan zelf weer met Marie Jaelle gestudeerd had, een leerling van Franz Liszt. Ik heb mijn best gedaan om voor mezelf een soort muzikale synthese te maken die ik dan aan mijn studenten doorgeef. Ook in mijn lessen is het hard werken, omdat ik heel goed weet hoe diep elke pianist moet gaan om het hoogste niveau te bereiken.’
Je verblijft nu in Wenen. Permanent of keer je ooit nog terug naar de Rand?
‘Toen ik de kans kreeg om in Wenen les te gaan geven, heb ik niet getwijfeld. Wenen is dé referentie voor klassieke muziekliefhebbers, voor cultuurliefhebbers tout court. Ik vind het bovendien een van de mooiste steden ter wereld. Proper, goed georganiseerd, veilig. Ik heb er ook goede herinneringen aan. Mijn concert in de Musikverein enkele jaren geleden blijft een fantastische ervaring. En ik heb hier zelf jarenlang les gehad, onder andere van topleraar Johannes Meissl en van Hatto Beyerle, de legendarische altviolist van het Alban Berg Quartet. Dus ja, het doet me veel plezier om hier te kunnen leven en werken. Ik geef ook nog les in Italië, aan de privéuniversiteit in Brescia. Veel werk en reizen dus, het is druk. Maar ik blijf in Kraainem lesgeven, in mijn privéschool en voor Cap sur la Musique. Een deel van mijn tijd in België doorbrengen, is belangrijk voor mij.’