01 apr '21

Meise zien
en dan sterven

3616
door Freddy Philips
In deze tijden van lockdown, waarin wij onze bewegingen beperken, wandelen wij wat meer dan anders in de eigen omgeving van de Rand. Om fit te blijven of om te ontdekken. Zo ontdekten we in Meise een bijzondere plek vol van geschiedenis.

In Meise, op de hoek van de Strombeek-Beverselaan en de Sint-Martinusbaan, staat een verlaten boom, overwoekerd door takken, naast een hoop steengruis. Wat verder is er de Tronkstraat. Het oud Nederlandse woord tronk betekent een afgeknotte boomstam. In dit geval met een gedenkplaat. De boom is een linde, geplant aan een oude plaats om te bidden, waar de dodenkarren stopten die de overledenen van het gehucht Sint-Brixius-Rode naar de kerk van Meise (in de 19e eeuw vermeld als Meysse) brachten. Aan deze tronk werd een kapelletje gehangen waaronder een klein verweerd gedenkplaatje herinnert aan een gebeurtenis uit 1914. Nu is het vervangen, veel minder geheimzinnig, door een stalen plaat die voor de linde is geplaatst.

Duitse verkenners

Op deze plek werd op 20 augustus 1914, Prins Wilhelm Johann Ludwig Ferdinand Von Schönaich-Carolath (°31.08.1881), een Pruisisch luitenant bij het 3e Regiment (Res) Ulanen, beschoten en verwond door een Belgische soldaat. De schutter was ene Louis Van Moer, bijgenaamd de Noescher – een verouderd woord dat schuin of scheef betekent – die verscholen zat achter een hoop kasseistenen die moesten dienen voor de heraanleg van de nabij gelegen Nieuwelaan.

Ulanen zijn in het militaire jargon snelle verkenningstroepen te paard, licht bewapend met als opdracht het verzamelen van informatie en het uitvoeren van bliksemacties. Meestal duidt de term op Poolse lansiers, maar oorspronkelijk waren de ulanen Lipka-Tataren, Aziatische ruiters die in de 16e eeuw dienst deden in het Poolse leger. Het woord is van Turkse oorsprong en verwant met het Turkse oglan, dat jonge man betekent. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog werden zij ingezet als voorhoede van het Duitse leger. Zij telden 26 regimenten die optraden als afzonderlijke strijdmachten, maar de meeste waren wel een onderdeel van een infanteriedivisie.

Leven in niemandsland

Wat deed zo’n Pruisische officier in godsnaam in Meise, elf dagen voor zijn 33e verjaardag? Het was op diezelfde 20 augustus 1914 dat het niet verdedigde Brussel door de Duitsers werd ingenomen. De Belgische militairen hadden zich in de fortengordel rond Antwerpen teruggetrokken. Dezelfde dag nog werden er door Ulanen verkenningen uitgevoerd, onder andere in Grimbergen, Meise, Wolvertem, Nieuwenrode en Londerzeel, waar zij naar eigen zeggen op een aantal Belgische troepen stootten. Tussen beide gebieden ontstond een soort niemandsland, waarin het gewone leven zijn gang ging, en waar de mensen die het zich konden veroorloven al veiliger oorden hadden opgezocht.

Maar voor de mensen die thuis waren gebleven in Meise en andere landelijke gemeenten in het huidige Vlaams-Brabant was het een zware beproeving. Het snelle optreden van de Duitse patrouilles, hun geheimzinnige tactiek en plotseling verdwijnen, veroorzaakten veel angst bij de bevolking. Die Ulanenruiters waren het eerste teken van de Duitse opmars en dus vaak ook het eerste teken van komend geweld. Op sommige plaatsen koelden zij ook hun woede op al wie hen beschoot. De Duitse overheid vergoelijkte deze houding met het feit dat hun soldaten alom verklaarden: ‘… dat civielen geschoten hadden’ en dat (vermeende) franc-tireurs actief waren door represaillemaatregelen op de burgerbevolking. En dus werd de bevolking na het neerschieten van Von Schönaich-Carolath zeer angstig voor de mogelijke gevolgen.

Toen de Duitse troepen Meise toekwamen, wilden ze graag in het kasteel van Bouchout verblijven. Maar dat was de woning van keizerin Charlotte (1840-1927), de zuster van Leopold II, en werd beschouwd als Oostenrijks grondgebied. Dat werd aangegeven door een plaat die aan het hek van het domein was vastgemaakt: Dit kasteel behoort toe aan de Belgische kroon en dient tot residentie van H.M. Keizerin Charlotte van Mexico, schoonzuster van onze geëerde bondgenoot de keizer van Oostenrijk Frans Jozef. Wij bevelen aan de Duitse soldaten dit verblijf te eerbiedigen en elke verstoring te vermijden. In het kasteel hadden enkele mensen uit Meise bescherming gevonden.

Dankzij de verklaring van Von Schönaich-Carolath bleef Meise van represailles bespaard.

Omdat de Duitsers geen toegang kregen tot het kasteel werd de Sint-Maartenschool een beetje verderop ingericht als een lazaret, een veldhospitaal. De gewonde Von Schönaich-Carolath werd daar door een zekere Gillisjans naartoe gebracht in een kruiwagen. Von Schönaich werd er verzorgd, maar overleed enkele dagen later op 26 augustus 1914.

Von Schönaich was de ongehuwde zoon van prins George Hendrik Frederik August Von Schönaich-Carolath (1846-1910) en van Wanda Adelheid Bianca Clementine Cäcilie, prinses Von Schönaich-Carolath (1849-1925). Opvallend: nergens wordt vermeld dat hij slachtoffer werd van een oorlogsfeit. Belangrijk voor de plaatselijke bevolking was dat hij vóór hij overleed verklaarde dat de schutter een Belgische soldaat was. Was het uit een soort ridderlijk gevoel vanwege deze Pruisische officier van de oude school? We zullen het nooit weten. Wat we wel weten, is dat Meise door deze getuigenis van veel onheil bespaard is gebleven, want mocht een burger op hem hebben geschoten, dan zouden de Duitsers wellicht het hele dorp hebben platgebrand en tal van gijzelaars hebben gefusilleerd. Gelukkig bleef Meise van dit alles bespaard.

Oprukken naar Antwerpen

Een deel van het Duitse IIIde (Res) Legerkorps bleef het dorp weliswaar bezetten, terwijl de rest naar Antwerpen oprukte. Dat werd een zware brok. De operaties verliepen niet zoals voorzien. Het werd een stellingenoorlog. De aanvoer van munitie en voedingswaren geschiedde met karren en paarden en de soldaten moesten lange afstanden te voet afleggen. Onderweg werd op 24 augustus 1914 de Slag van Imde gestreden, waar tientallen slachtoffers vielen.

Ter herdenking aan de zeventigtal Belgische gesneuvelde soldaten tijdens deze slag, werd op initiatief van juffrouw Joanna Orianne (1869-?), dochter van de commandant van de plaatselijke Rijkswacht, het Koutermonument Imde gelegen aan Kouterbaan op 24 augustus 1920 ingehuldigd. Op dit werk van architect J. Diongre werd in 1954, naar aanleiding van de herdenking van de veertigste verjaardag, een bronzen medaillon met afbeelding van Koning Albert I van beeldhouwer V. Demanet aangebracht. Hoewel deze Joanna Orianne, die in Villa Cara in Londerzeel woonde, een rijke Franstalige dame was die zich inzette voor liefdadigheid, was ze niet door iedereen geliefd, noch ombesproken1 . Later lag ze aan de basis van verschillende gelijkaardige monumenten in de regio. Maar dat is alweer een ander verhaal. Beide gedenkplaatsen liggen in een landelijke omgeving en zijn tijdens een wandeling zeker een bezoek waard.




1 https://bel-memorial.org/books/Enkele_verhalen_over_WOI_in_Londerzeel_Malderen_en_Steenhuffel.pdf Dank aan J. Verbelen, Erfgoedkring Berla, en J. De Cuyper.