01 nov '20

Typisch Belgisch: wat is dat?

12921
door Anne Peeters
Lukas Vanacker, journalist van De Tijd, schreef met collega Rik Van Puymbroeck een boek over wat Belgen nu echte Belgen maakt. Hun conclusie? ‘Eigenlijk verschillen Vlamingen en Franstalige Belgen helemaal niet zoveel van elkaar. Het zijn de Brusselaars die eruit springen.’

Wat maakt Belgen Belgisch? Die vraag stelde Lukas Vanacker zich al langer. Nu schreef hij er een boek over. Het is een geestige observatie van wat Belgen echt ‘Belgisch’ maakt. Vanacker maakte al jaren lijstjes van wat Belgen typeert: een eigen glas voor elk bier, lintbebouwing, grote familiefeesten. En foefelen. De manier waarop Vanacker de zaken beschrijft, is tongue in cheek. De herkenning is er, de humor verzacht.

De volledige titel van je boek is Typisch Belgisch. Gedeelde gewoontes in een verdeeld land. Zijn onze gewoonten dan niet even verdeeld in ‘typisch Vlaams’ of ‘typisch Waals’?

‘De nogal verrassende conclusie is: eigenlijk niet. Na de vorige verkiezingen had ik toch wat vragen over de zin van België en de toekomst van dit land. Dat was de trigger om dit boek te schrijven. Toen ik het liet nalezen door Frans talige en Nederlandstalige vrienden ging ik ervan uit dat de Waalse lezers zich er niet zo in zouden herkennen. Wel dus. Het waren de Brusselaars die zich minder in het plaatje van die Belgische tradities herkenden.’

Jij bent zelf een Brusselaar?

‘Ja. Ik ben opgegroeid in het centrum van Gent. Ik heb twee jaar in Berlijn gestudeerd en ben daarna in Brussel gaan wonen. Ik woon er nu tien jaar. Ik ben begonnen als ambtenaar in Brussel voor ik in de journalistiek terecht ben gekomen.’

Ben jij een zogenaamde Dansaertvlaming?

‘Ik heb wel een paar jaar in de Dansaertwijk gewoond, ja. Vijf jaar geleden ben ik naar Laken verhuisd, naar een heel gemengde wijk. Je hebt er jonge Vlamingen, maar ook Marokkaanse families, Roemenen, mensen met Afrikaanse roots,… Dat geeft een kosmopolitisch gevoel, wat ik erg fijn vind. Brussel is eigenlijk een verzameling van kleine dorpjes, met een plein of marktje als centrum, waar veel culturen samenkomen. Ik ben een stadsmens, ik heb de stad nodig. Ik kan me vergissen, maar mijn beeld van de Rand is veel minder kosmopolitisch, wel groener maar veel minder levendig en bruisend. Ik denk dat die internationale mix de aantrekkingskracht verklaart van gemeenten als Laken, Molenbeek en Anderlecht. Ja, buurten als Elsene en Sint-Gillis zijn hipper, maar ondertussen zijn de vastgoedprijzen daar fiks gestegen. De gemeenten over het kanaal zijn ruig en rauw, maar hebben heel wat potentieel. Al duurt het soms lang voor het ontwikkeld wordt. Maar: je kan er nog een woning kopen. En een eigen huis kopen, dat is belangrijk voor de Belg. Brusselaars huren vaker. Die Belgische droom van een huis met een tuin bestaat in Brussel minder.’

De Brusselaar is een atypische Belg?

‘Ik denk dat de klassieke Belgische tradities – zoals elke zondag bij de familie taart eten – sneller verdwijnen in Brussel. Of gewoonten zoals de jeugdbeweging en jeugdvrienden die een heel leven lang meegaan. Daarvoor moet je natuurlijk in de buurt van je familie en die vrienden wonen; bij die kosmopolitische mix van Brusselaars is dat vaak niet het geval. En wat ik heel opvallend vind: heel wat Vlaamse Brusselaars ergeren zich dat zíj altijd op bezoek moeten gaan maar dat ze zelf zo weinig bezoek krijgen. Voor veel familieleden is Brussel te moeilijk. Persoonlijk vind ik het onveiligheidsgevoel in Brussel niet groot, maar sommigen voelen zich blijkbaar onveilig. Veel Vlamingen kennen Brussel niet. Ik hoor bijvoorbeeld van vrienden uit de Rand dat ze meer gefocust zijn op Leuven om te winkelen of iets te gaan eten. Jammer, want Brussel heeft zoveel te bieden! Onze hoofdstad blijft een onbekende, terwijl we volop op citytrip gaan naar Barcelona of Berlijn. In pre-corona tijden dan toch. Veel Belgen hebben een hekel aan Brussel omdat ze de stad niet kennen. Zelfs als ze er werken. Ongelooflijk jammer, toch?’

‘Ik denk dat de klassieke Belgische tradities – zoals elke zondag taart eten bij de familie – sneller verdwijnen in Brussel.’ 

Heb je daar een verklaring voor?

‘Franstalige Belgen zijn sterk gericht op Frankrijk. Toen Nicolas Sarkozy in Brussel bij boekhandel Filigranes zijn autobiografie kwam signeren, stonden er lange rijen aan te schuiven en lagen er hoge stapels boeken klaar. Je zou kunnen zeggen dat onze Franstalige landgenoten meer gericht zijn op Parijs dan op Brussel. Bij de Nederlandstaligen ligt dat anders. Als je gaat onderzoeken wat ‘typisch Vlaams’ is op cultureel vlak, in de populaire cultuur, dan kom je uit op dingen die heel erg aan taal gelinkt zijn, zoals FC De Kampioenen. Het idee dat er in Brussel ‘alleen maar Frans wordt gesproken’ houdt veel Vlamingen tegen. De hoeveelheid mensen in Brussel die Nederlands spreken, wordt continu onderschat, merk ik. Ja, het Frans is de lingua Franca in Brussel en de kans is groot dat je in het Frans wordt aangesproken. Maar als je zelf Nederlands spreekt, wordt er vaker wel dan niet geswitcht. Je mag niet vergeten: 1 op 5 Brusselaars gaat vandaag naar een Nederlandstalige school. Een tijdje geleden maakte ik het zelf mee. Met twee jonge neefjes ging ik naar de bakker om de hoek. De jonge man achter de winkeltoog – van exotische origine – met wie ik altijd Frans spreek, schakelde voor hen vlot over op het Nederlands. Brussel is eigenlijk heel uitnodigend.’

Toch schrikt ook het drukke Brusselse verkeer veel Belgen af. Fietsen in onze hoofdstad is niet altijd een pretje.

‘Ik fiets graag in Brussel. Dat gaat goed. Niet super, maar als je de weg kent, valt het best mee. De afgelopen jaren zijn er ook heel wat positieve initiatieven genomen die fietsen veiliger en gemakkelijker maken. Wat mij opvalt, is dat je tot aan de Vlaams-Brabantse grens aangenaam kan fietsen. Daarna ben je aangewezen op steenwegen. Een tijdje geleden moest ik in Dilbeek zijn, daarvoor moest ik langs die drukke Ninoofsesteenweg passeren. Een ritje voor het werk naar Kobbegem is leuk binnen Brussel maar een vreselijke hel vanaf de Vlaamse grens. Mijn beeld over de Rand? De knooppuntenroutes zijn mooi. Als toerist, maar het dagelijks verkeer met de fiets? Da’s pakken minder.’

En toch trekt het groen in de Vlaamse Rand veel jonge koppels en gezinnen uit Brussel aan.

‘Je hebt stadsmensen die genieten van de bonte en kleurrijke mix die de stad te bieden heeft en je hebt mensen die bewust kiezen voor de rust en het groen buiten de stad. Voor mij is het duidelijk: ik vind het aangenaam samenleven met verschillende culturen in onze hoofdstad, al is dat een politiek gevoelig thema. Persoonlijk vind ik de straatnaamborden met Vlaamse vlaggen niet zo uitnodigend maar eerder defensief. Kijk, alles evolueert. De stad en onze maatschappij verandert. Brussel breidt zich uit, alleen al demografisch is dat logisch. Is iets typisch Belgisch of typisch Brussels? Ook dat zal evolueren.’