01 okt '20

Zorg dat iedereen mee is

10624
door Anne Peeters
Hassan Al Hilou moet nog 21 worden, maar deze jonge Brusselse ondernemer runt zijn eigen bedrijf AGE Consultancy, wat staat voor Age, Gender en Ethnicity. Zijn doel? Meer diversiteit in ondernemingen brengen.

Diversiteit wordt nog te veel als een probleem gezien. Volgens Al Hilou, van Iraakse origine, biedt ze echter vooral kansen. Alleen moet je alle talent in je regio wel benutten. En daarvoor is er inclusie nodig. Zorg dat iedereen mee is.

Op zijn twaalfde schreef Al Hilou een vlammend manifest over hoe diversiteit de wereld in positieve zin kan veranderen. Zijn ouders waren uit het Irak van Saddam Hoessein naar Nederland gevlucht. In zijn stem klinkt het Nederlandse accent nog een beetje door. Toen hij tien was, verhuisde het gezin naar Molenbeek. Door de moeilijke leefomstandigheden van zijn familie besefte hij als tiener al de volle betekenis van economie en politiek. Als je iets wil veranderen, zijn dat de factoren die het verschil maken. Op zijn vijftiende begon hij met zijn eerste eigen bedrijf, een start-up over fake news. Ondertussen runt deze student-ondernemer AGE Consultancy als strategic advisor, is hij keynote speaker in binnen- en buitenland over diversiteit en inclusie. Hij richtte A Seat at the Table (ASATT) op, een netwerk waarin jongeren zonder netwerk terecht kunnen om hun ambities en dromen te realiseren… dankzij het netwerk van Al Hilou en gelijkgezinden.

Ook al hou je keynote-speaches en organiseer je ronde tafels in het hele land, Brussel blijft je uitvalsplek?

‘Mijn school is in Brussel. Mijn bedrijf vestigde ik in Brussel omdat ik daar veel meer kansen en mogelijkheden had. Als je de CEO van een groot bedrijf vraagt om langs te komen, is de kans dat hij dat doet groter in de Wetstraat dan ergens buiten de stad. Drie jaar leefde ik in Brussel, terwijl ik eigenlijk in een randgemeente woonde. Mijn woonplaats was als een hotelkamer waar ik enkel sliep. Leven, werken, leren, eten, shoppen, alle andere opties: daar werd Brussel economisch beter van. In de stad valt alles te beleven. Daar zijn de mogelijkheden voor jongeren. In hun thuisgemeente zijn die mogelijkheden minder divers, waardoor ze richting stad gaan. Daar vinden ze de diversiteit en de inclusiviteit die ontbreekt in hun woonplaats.’

Is de Vlaamse Rand dan niet divers?

‘De Rand is natuurlijk wel divers qua inwoners. Daarvoor zijn meerdere redenen te geven. Zo ligt de kwaliteit van de infrastructuur – van onderwijs, wonen, veiligheid – er hoger dan in de stad. Het probleem is: de inwoners zijn wel divers, maar de inrichting van de randgemeenten is dat niet. Die gemeenten zijn niet inclusief. Dat heeft te maken met de bestaande klassieke structuur. Van de jeugdorganisaties tot en met het gemeentehuis werken op een manier waardoor ze vooral ten dienste staan van de groep die daar al decennia leeft. Op een heel korte periode zijn deze buurten echter sterk gediversifieerd, maar de klassieke structuren zijn niet mee geëvolueerd. Het is aan deze gemeenten om te bedenken hoe ze aanpassingen kunnen doorvoeren om het gevoel te creëren van wij maken onze gemeente open voor de nieuwe inwoners. Of dat nu Vlaamse of niet-Vlaamse inwijkelingen zijn. Ik denk dat dat de enige optie is om ook de economische meerwaarde van die nieuwe inwoners te kunnen benutten. Dat kunnen de gemeenten nu niet omdat hun inwoners niet werken in hun buurt, hun aankopen niet doen in hun buurt, hun vrije tijd niet besteden in hun buurt en zelfs hun onderwijs dikwijls niet volgen in hun buurt. Daardoor ontbreekt elke economische en sociale activiteit die de verbinding maakt tussen de burgers. Als je als gemeente je eigen infrastructuur bekijkt en inclusiever kan maken, verbeter je meteen ook het economische en sociale weefsel.’

Is die ‘verouderde’ infrastructuur een verklaring voor de problemen met jongeren in gemeenten als Molenbeek, Anderlecht of Vilvoorde?

‘Beleidsmakers realiseren zich nog niet genoeg dat het niet is van they must take what we give. Dat geldt vandaag niet meer. Als inwoner wil je vandaag krijgen waar jij nood aan hebt. Een nieuwe democratie, bij wijze van spreken. Dat mis ik bij de overheden die ons besturen. Ze gaan ervan uit dat burgers genoegen nemen met wat er is, met de keuzes die in het verleden gemaakt zijn. In een aantal randgemeenten van Brussel kom je daardoor op een punt waar jongeren niet enkel zeggen: wij zijn niet tevreden met wat je ons biedt. Het gaat verder. Ze zeggen: wij nemen wat we willen.’

Wat valt daar aan te doen?

‘Als de Vlaamse Rand niet één grote slaapstad wil worden, is er een meer inclusieve structuur nodig. Het design moet veranderen: het politieke bestuur, het gemeentehuis moet een schakelplek worden om een forum te creëren waarbinnen al die aanwezige talenten zich kunnen ontplooien. Daarvoor moet je de bestaande schakels uit elkaar halen en een nieuwe structuur ontwerpen. Alles draait om inclusie. Van in het gemeentehuis tot op de straat, in de jeugdorganisaties en de winkels.

‘Wil je goed samenleven in de Rand, dan is het eerste punt het versterken van de Nederlandse taal van de nieuwkomers.’

We zijn in de Rand qua politieke organisatie een beetje blijven steken in de jaren 50-60. We zijn blijven steken in het verhaal van de taalstrijd, terwijl we ondertussen zoveel verder staan. Brussel is altijd een kosmopolitische stad geweest, heeft een lange geschiedenis met diversiteit tout court.’

Hoe hou je met inclusie de eigen identiteit toch vast in de Rand?

‘Taal, ondernemerschap en economische activiteit; die drie dingen vormen samen je identiteit. Ik geloof niet in enkel een Vlaamse identiteit of een Belgische identiteit. Wil je goed samenleven in de Rand, dan is het eerste punt het versterken van de Nederlandse taal van de nieuwkomers. Taal is de deur naar kennis, naar netwerken. Zorg ervoor dat er begeleiding is om die taal te versterken. Niet enkel voor jongeren, ook voor ouderen. Dat wordt vaak onderschat; geef oudere nieuwkomers de optie om lessen te volgen. Niet denigrerend, maar vanuit een verwelkomend perspectief: we willen elkaar leren kennen, met de buren kunnen spreken, …’

‘Het tweede punt is ondernemerschap als toegang tot economische zelfstandigheid en het ontdekken van je eigen talent. Ondernemerschap is meer dan de 1 miljoen Belgische btw-nummers. Eigenlijk is elke Belg een ondernemer; een ondernemer van zijn eigen leven. Iemand die gelooft in zijn of haar talent en dat optimaal kan benutten. Dat is ondernemerschap: je gebruikt het talent van het individu.’

‘Economische onafhankelijkheid gaat nog breder dan dat ondernemerschap. Hoe bekom je dat elk individu in de Rand voor een financial return zorgt? Hoe kunnen we stimuleren dat dat individu niet meer uitsluitend in Brussel gaat shoppen, maar dat je hier terug een weefsel krijgt waarin mensen wonen, winkelen, zich met elkaar kunnen verbinden? Voor alle inwoners uiteraard, niet alleen voor de nieuwkomers. Het is een wij-verhaal, dit kan je alleen samen. De Vlaamse identiteit hoeft inclusie helemaal niet tegen te houden. Daarom hamer ik zo op het versterken van de taal. Op een positieve manier, niet als dwang maar als open uitnodiging. De vraag is: hoe kunnen we er onze bedrijfsleiders en onze politici bij betrekken om samen te kijken hoe dat weefsel gerealiseerd kan worden? Wat kunnen we zelf doen?’

‘Als die inclusie niet lukt, is het een gefaald project. Diversiteit betekent voor mij het talent van elk individu benutten. Hoe kunnen we leren van andere gemeenten, van andere steden? Een defensieve aanpak gebaseerd op angst helpt niet. Dan voel je je niet welkom. Ik denk dat politici een ander verhaal moeten schrijven over diversiteit en inclusie. Er moet een ander verhaal komen dan die defensieve aanpak die van de Rand een slaapregio maakt. De diversiteit is er, die kan je niet ontkennen. Die gemeenten rond Brussel zijn eigenlijk elk op zich een mini-Brussel, maar de mentaliteit is er nog steeds die van een dorp. Wil je die kleinere gemeenten optimaal gebruiken, dan moet je beseffen dat ze niet enkel de rand van Brussel zijn maar de facto een deel van Brussel zijn geworden. Het zijn geen dorpjes meer. Stad en Rand vloeien in elkaar over.’