01 sep '20

Veel te weinig plaatsen
in de kinderopvang

11239
door Anne Peeters
11 van de 19 gemeenten in de Vlaamse Rand hebben minder opvangplaatsen voor kinderen van 0 tot 3 jaar dan het Vlaamse gemiddelde. In sommige gemeenten loopt dat tekort hoog op. En het ziet er niet naar uit dat dit de komende jaren snel zal veranderen.

Kleintje op komst? Wees er snel bij. Herkenbaar? Jazeker. In zowat elke familie kan je een verhaal horen van jonge ouders die dikwijls al voor de geboorte een betaalbare plek zoeken in een crèche of bij een onthaalouder. Ook in de Vlaamse Rand is het tekort aan plaatsen in de opvang voor kinderen van 0 tot 3 jaar nijpend.

In het Vlaamse Gewest zijn er gemiddeld 44,9 opvangplaatsen per 100 kinderen beschikbaar, in de Vlaamse Rand ligt dat lager: gemiddeld 41,8 plaatsen. Uitschieters zijn Beersel met 26,68 plaatsen, Sint-Pieters-Leeuw met 28,68 en Dilbeek met 31,23 (cijfers Kind en Gezin voor 2019). Het aantal plaatsen in het Vlaams Gewest nam de afgelopen jaren wel toe, al blijven de cijfers voor de Vlaamse Rand nog steeds onder het gemiddelde voor heel Vlaanderen liggen.

Van waar die achterstand?

‘Een eenduidige verklaring hebben we niet’, zegt Nele Wouters, woordvoerder van Kind en Gezin. ‘De grootstedelijke context zal hier uiteraard een rol spelen. Om vergunde opvang te organiseren is er ook een taalvereiste: zowel de verantwoordelijke als één kinderbegeleider moeten voldoende kennis van het Nederlands hebben. Als een organisator subsidies wil, moeten alle kinderbegeleiders kennis van het Nederlands hebben. Dat kan in de Vlaamse Rand een drempel zijn. Bovendien zijn in deze regio de investeringen voor de aankoop of het bouwen van een pand veel hoger dan in de rest van Vlaanderen. Misschien kan Vlabinvest, een investeringsfonds voor infrastructuur in zorg- en welzijnsvoorzieningen soelaas bieden?’

Volgens Pieter-Jan De Geest, kabinetsmedewerker voor de Vlaamse Rand bij Vlaams minister Ben Weyts (N-VA) spelen er nog een aantal andere elementen mee. ‘Het laatste decennium hebben we een enorme demografische boom gekend en is er een uitstroom van Brussel naar de Vlaamse Rand. Een andere factor is de splitsing van de provincie Brabant. Daarvoor werd er in Brussel ook aanbod voorzien voor kindjes uit de Vlaamse Rand. Brussel speelde toen nog meer een centrumfunctie. Door het feit dat er aparte politieke verantwoordelijk heden zijn gekomen, is Brussel minder een trekpleister voor kinderen uit de Vlaamse Rand en de rest van Vlaanderen, terwijl de omgekeerde pendel stijgt. Bij een hoofdstad zou je normaal gezien verwachten dat die tendens in de omgekeerde richting gaat. Die tanende aantrekkingskracht van Brussel zorgt dus ook voor een grotere vraag naar kinderopvang in de Rand.’

Significant verschil

Het gaat dus om een historische achterstand die moeilijk is weg te werken. Hoe relevant is het verschil? Michel Vandenbroeck, voorzitter van het expertisecentrum voor opvoeding en kinderopvang (VBJK) en professor aan de vakgroep Sociaal werk en So ciale pedagogiek van UGent: ‘Ik schrik vooral van de discrepantie tussen de verschillende gemeenten. Samen met Wim Van Lancker van de KULeuven heb ik een studie gemaakt over de toewijzing van het aantal nieuwe plaatsen over de laatste vijf jaar voor heel Vlaanderen. Wij zijn nagegaan wat de toewijzing van nieuwe plaatsen beïnvloedt. Of er een verband is met het aantal geboorten? Dat is niet zo. Dan hebben we gekeken naar indicatoren van kansarmoede. Zorgen die voor meer plaatsen als de kansarmoede stijgt? Stijgt dan het aantal inkomensgerelateerde plaatsen in de kinderopvang ook? Dat is niet zo. Het enige statistische verband dat we hebben gevonden, is vrouwelijke tewerkstelling. Het aantal plaatsen stijgt met het aantal tweeverdieners. Het antwoord op de vraag waarom het tekort aan kinderopvang in de Rand groter is dan de rest van Vlaanderen kan ik niet beantwoorden. Ik heb wel een hypothese. In de jaren 90 is er in de Vlaamse Rand een grote toename geweest van onthaalouders. Dat is een groep die er nu mee stopt. Het zou dus kunnen dat het tekort niet te maken heeft met het aantal plaatsen dat erbij komt, maar met het aantal plaatsen dat verdwijnt. Dat is een mogelijke piste.’

Over het uitbreidingsbeleid

Hoe zit het met nieuwe plaatsen? Het uitbreidingsbeleid in de kinderopvang gebeurt volgens programmaregels die de Vlaamse overheid vastlegt. Nieuwe plaatsen in groepsopvang met basissubsidie worden toegekend aan initiatieven in gemeenten met de grootste kloof tussen vraag en aanbod. Welke uitbreidingsmiddelen zijn in de toekomst door Kind en Gezin voorzien voor de Vlaamse Rand?

Nele Wouters: ‘Er is geen specifiek beleid voor de Vlaamse Rand. Nieuwe middelen voor de subsidie van ‘inkomenstarief trap 2’ worden toegekend op basis van parameters van vraag en aanbod. Hoeveel kinderen zijn er met een werkende/werkzoekende moeder? Hoeveel kinderen uit een eenoudergezin. Kinderen in kansarmoede? We kennen de middelen toe waar de nood het hoogst is. De ‘basisssubsidie’ (trap 1) zal deze legislatuur vrij toegankelijk worden voor starters en is dus niet meer gekoppeld aan programmaregels. Aangezien we nieuwe plaatsen met de subsidie voor inkomenstarief vooral willen realiseren daar waar het tekort het grootst is, moet er de volgende jaren een positieve evolutie volgen.’

Een onzekere toekomst

Hoe kijkt het beleid naar de komende jaren? Kunnen er op korte termijn oplossingen worden gevonden voor het tekort aan opvang? Steffen Van Roosbroeck, woordvoerder van Vlaams minister voor Welzijn Wouter Beke (CD&V): ‘De Vlaamse Regering wil deze regeerperiode in heel Vlaanderen zo’n 30 miljoen euro besteden aan nieuwe plaatsen in de kinderopvang. Dat gaat over ruim 7.000 plaatsen extra. De nieuwe plaatsen zullen we vooral realiseren daar waar de noden het grootst zijn. De verdeling van de financiën ligt nog niet vast, maar dit zou de volgende jaren dus ook een positief effect moeten hebben op de situatie in de Vlaamse Rand.’

‘We hebben nood aan meerjarenplannen.’

Pieter-Jan De Geest, kabinetsmedewerker bij minister Weyts (N-VA), bevoegd voor de Vlaamse Rand: ‘Tussen 2016 en 2019 was er een duidelijke stijging van de capaciteit aan kinderopvang in de Vlaamse Rand. Niet voldoende, voor alle duidelijkheid, maar het is wel een positief signaal. De Nederlandstalige opvangcapaciteit is tussen 2016 en 2019 met een kleine 10% gestegen. De opvang in de Rand is een zaak van verschillende overheden, zoals vaak het geval in dit land. Er zijn verschillende gemeenten die zelf kinderopvang inrichten. Daarvoor krijgen ze subsidies van de Vlaamse overheid. De beleidsnota Vlaamse Rand 20192024 bevestigt dat en stelt dat deze regering initiatieven zal nemen om aan de noden tegemoet te komen. Zo wil minister Beke deze regeerperiode een aanzienlijk aantal bijkomende kinderopvangplaatsen realiseren. De Vlaamse Rand zal daarbij natuurlijk de nodige aandacht krijgen.’

Denken op langere termijn

Het beleid heeft de intentie om de situatie op korte termijn aan te pakken. Maar zal dat voldoende zijn? Is het niet stilaan tijd om een beleid op lange termijn uit te tekenen? Michel Vandenbroeck van VBJK: ‘Voor corona uitbrak, lag er 58 miljoen euro op tafel voor de kinderopvang. Daarmee moest alles gedaan worden. Dat betekende dat er eigenlijk weinig geld was om in deze legislatuur nieuwe opvangplaatsen te creëren, tenzij er in de jaarlijkse begrotingsherziening middelen zouden worden vrijgemaakt. Dat getuigt niet van veel ambitie op dit vlak. Maar de situatie is ondertussen veranderd.

In coronatijd hebben we gezien wat een belangrijke sleutelrol kinderopvang speelt in het economische en sociale leven. Het maatschappelijk relancerapport van half juli benadrukt bijvoorbeeld dat het belangrijk is om inburgering en taallessen te koppelen aan kinderopvang. Er wordt gepleit om dat beleid in Vlaanderen structureel vorm te geven. Of de Vlaamse Regering daardoor straks met meer goede wil naar de sector gaat kijken als het op budgetten aankomt, is niet te voorspellen. De begrotingsdiscussies zullen moeilijk en hard zijn. Persoonlijk ben ik van mening dat we dringend nood hebben aan meerjarenplannen. Tot nu toe gebeurde de uitbreiding in de kinderopvang jaar per jaar. Het is moeilijk om op die basis een echt beleid te voeren. Een planning per legislatuur met criteria die voor iedereen transparant zijn, met sociale en economische noden in evenwicht, zou een grote stap vooruit zijn.’