01 dec '19

‘Ik houd de rol van
vader en coach gescheiden’

14749
door Michaël Bellon
Brons op het WK-atletiek in oktober. Goud in februari op het EK indoor. Het is altijd uitkijken naar een loopwedstrijd met de Belgian Tornados, het 4x400-estafetteteam waarbij met Kevin, Jonathan en Dylan Borlée drie telgen uit één gezin vertegenwoordigd zijn.

Ronduit indrukwekkend. Ondertussen behaalden de Tornados al elf medailles op een internationaal toernooi. Jacques Borlée, vader van dat succes, heeft het druk, maar hij maakt ’s morgens vroeg tijd om ons tussen alle sportieve en extra-sportieve afspraken door te woord te staan. De vader van zeven kinderen - Olivia, Kevin, Jonathan, Alizia, Dylan, Ryan en Ilian - heeft net de jongste naar school gebracht in Jette. Alle kinderen komen nog regelmatig over de vloer, maar Ilian is de enige die nog bij vader Borlée in Wemmel woont.

Je bent geboren in Kisangani Congo dat toen nog Stanleyville heette. Speelt Congo nog een rol in jouw leven?

‘Ja enorm. Ik lees er nog veel boeken over en ik ga er regelmatig naartoe. Twee jaar geleden heb ik rond het Kivumeer gereisd en ik heb mijn zestigste verjaardag in Kinshasa gevierd. Eenmaal je de Congolese warmte hebt leren kennen, laat die je niet meer los. Het is een buitengewoon volk dat je enthousiast verwelkomt en diep in het hart raakt. Ik hou me daar ook bezig met SOS Kinderdorpen, want Congo is een fantastisch land, maar de situatie is er vaak dramatisch.’

Na de onafhankelijkheid van Congo kwam je familie in Brussel terecht.

‘Mijn vader is van Châtelet in Henegouwen, mijn moeder van Binche, maar toen we terugkwamen werd het Brussel. Daar heb ik mooie herinneringen aan de tijd in de wijk Vogelenzang in Sint-Pieters-Woluwe. We hadden er ruimte om te spelen en onze ouders lieten ons in een gemoedelijke sfeer opgroeien. Ons huis stond altijd open, net zoals dat in Congo het geval was. Mensen kwamen binnen en als ze zagen dat er niemand thuis was, gingen ze weer weg. We zaten met acht kinderen aan tafel, maar er was altijd plaats voor mensen die binnenwandelden en mee aten. Ik ging ook altijd bij andere mensen op bezoek zonder mezelf aan te kondigen. Pas later heb ik begrepen dat je dat in België eigenlijk niet doet. Hier kondig je een bezoek op voorhand aan.'

‘Als coach zorg je voor de  juiste omstandigheden om een medaille te halen, ook al is de  concurrentie moordend.’

Op welke manier kwam de atletiek in je leven?

‘Ik was gek van sport. Toen ik jong was, had ik twee passies: voetbal en autosport. Jacky Ickx en Eddy Merckx waren mijn helden. Merckx woonde toen in de buurt. Ik ben nog naar zijn trouw gaan kijken. Op 5 december 1967. Ik weet dat nog goed. We waren jongetjes en riepen de hele tijd Eddy! Eddy! als we hem zagen passeren. Hij was een fantastisch atleet. Hij knalde de Gebroeders Legrainlaan op alsof het niets was. Ik belandde in de atletiek door mijn broer Jean-Pierre, die in 1971 kampioen van België werd op de 100 en de 200 meter. Hij wilde mij al eerder overhalen, maar ik was nooit geïnteresseerd tot ik Wilfried Geeroms ontmoette. Op de Olympische Spelen van 1964 in Tokio liep hij de finale van de 400 meter horden. Hij heeft me het virus doorgegeven.’

Wat zijn voor jou de hoogtepunten uit je carrière?

‘Er zijn er een paar. Toen ik met 45.4 tweede eindigde achter Fons Brydenbach op de 400 meter in 1979. Mijn selectie voor de OS in Moskou in 1980, waar het echter niet goed is verlopen omdat er ruzie was in het team van de 4x400 meter. En dan de tweede plaats op het EK indoor in Boedapest in 1983 en de ereplaatsen op de Belgische kampioenschappen. Het was geen wereldschokkende carrière, maar wel een die mij als mens veel heeft bijgebracht.'

Het straffe is dat je sprintende kinderen pas laat met atletiek zijn begonnen. Er was geen masterplan.

‘Het plan was: sportief zijn. Toen ze pas geboren waren, hadden ze geen ‘park’, maar een tapijt van 3 cm dik waarop ze volop konden bewegen. Vanaf hun tweede heb ik hen leren zwemmen op de rug. Daarna deden we veel aan fietsen en balsporten. Ze hebben basket, voetbal en volleybal gespeeld en ik heb hen daarbij altijd fysiek begeleid. We hebben enorm veel gefietst in de Ardennen waardoor ze een buitengewone basisconditie hadden. Toen Olivia dan in 2002 Kim Gevaert zag lopen, zei ze papa ik wil dat ook. Kan je me trainen? Zo is het begonnen. Ik heb nooit gedacht dat we een carrière in de atletiek zouden maken.’

Is het niet moeilijk om tegelijk trainer en vader te zijn?

‘Ik heb aan de universiteit ook lessen psychologie gevolgd. Ik scheid de verschillende rollen dan ook helemaal. Als ik hen een berichtje schrijf, dan signeer ik ofwel met coach ofwel met papa. Op training ben ik coach, als er een persoonlijk probleem is ben ik vader. De trainingen verlopen in een rustige sfeer. Alleen met kalmte en sereniteit kan je tot de intense concentratie komen die nodig is om prestaties te leveren. Wat moet een coach doen? De atleten verlossen van hun angsten. De homo sapiens heeft de hele tijd angsten. Rampen zullen tot het einde van de wereld leiden. Op het persoonlijk vlak is er de angst om te falen. Om op grote kampioenschappen onder al die druk te presteren, moet je als coach voor de juiste omstandigheden zorgen om een medaille te behalen, ook al is de concurrentie op mondiaal vlak moordend. Wij trainen hier niet in een prestigieuze infrastructuur. Relativerend zou je kunnen zeggen dat wij wat rondjes lopen op een terrein. Een reden te meer voor de coach om noties van fierheid, trots en positieve waardenals respect, plezier en teamspirit over te brengen. Ze zijn enorm belangrijk om het nodige vertrouwen te wekken.’

Behalve als trainer treed je ook op als een soort manager die voor zijn atleten de juiste omstandigheden moet creëren. In die hoedanigheid kan je hard en kordaat zijn.

‘Op een training verhef ik mijn stem nooit, maar alles moet wel perfect in orde zijn. Ik moet mijn atleten ver houden van de aberraties van de Belgische sportwereld. Want die zijn er. België heeft bijvoorbeeld een geweldig voetbalteam, maar geen stadion waarin we de mensen fatsoenlijk kunnen ontvangen. Vraag in Zuid-Afrika wie Charles Michel is en men zal het jou waarschijnlijk niet kunnen zeggen, maar overal ter wereld kent men Eden Hazard of het Formule 1-circuit van Francorchamps. Toch vinden wij elke financiële steun aan die sporten te veel, terwijl ze zorgen voor een publiciteit waar je je anders blauw aan zou betalen. Het hockeyteam, Nafi Thiam en alle medailles van de Tornados bezorgen veel publiciteit voor heel weinig geld. Die sporters worden uit de cocon geduwd die hen zou moeten beschermen. Daar hoort dan het klassieke verhaal bij van twisten tussen Vlamingen en Franstaligen die mij totaal niet interesseren. Wat mij interesseert, is het individu en hoe ik het kan doen openbloeien.’

Jonathan en Kevin waren aanwezig op de persconferentie over de renovatie van het Koning Boudewijnstadion dat zijn atletiekpiste zou behouden.

‘Zo’n stadion is fundamenteel. Een politicus haalt zijn kracht uit de zuilen van een parlement, een sportman uit het stadion. Het is fundamenteel dat je fier bent op je land. Dat geeft kracht. Dat je in de hoofdstad van Europa geen accommodatie hebt voor volleybal, basket of voetbal is dus ongelooflijk. Wat me stoort, is dat men de vraag naar sportaccommodatie afdoet als een roep om brood en spelen. Mensen moeten op een of andere manier ‘vibreren’. Door een stuk klassieke muziek, door sport. Die lichamelijke vervoering is essentieel om je van je spanningen te bevrijden en een stadion is gemaakt om zulke momenten van grote vreugde te beleven. Dat is een behoefte waar je niet meewarig over hoeft te doen.’

Zie je na de carrière van jouw kinderen nog een rol voor je weggelegd in het sportbeleid?

‘Ik zet mij in om technologie, vooral op het vlak van neurowetenschappen en harmonisatie, ingang te doen vinden in de sport. Want wat zijn onze problemen? Burn-out, obesitas, ADHD,… Sport kan daar een wapen tegen zijn. De Brusselse universiteiten hebben de kennis om die technologie toe te passen. Ook onze scholen moeten evolueren. Niet alleen het IQ is belangrijk, ook het EQ. Helderheid, betrokkenheid, empathie. Daarvoor moet je goed in je vel zitten. Relaxatie in scholen lijkt mij fundamenteel. Dat is nodig om de toegenomen stress aan te kunnen. We zijn niet gemaakt om een constante stroom van prikkels te verwerken. En ook de Qlove is belangrijk: liefde voor mensen, het menselijke en ook het sportieve. Liefde voor de sport is de beste doping.’