01 jun '17

Met één stem

12426
door Karla Goetvinck
De Rand, dat is een verhaal apart. Maar, krijg dat maar eens verkocht, zeker als het zo moeilijk met cijfers te bewijzen valt. Misschien als we samenwerken? Met elkaar, en ook met Brussel, want daar zijn we onlosmakelijk mee verbonden.

Ik spreek met Jo Van Vaerenbergh in Roosdaal, in de prachtig verbouwde boerderij van zijn grootouders, met grote ramen die uitkijken op weiden met koeien. ‘Ik wil je mijn straat tonen, van de kleine huisjes pal naast de drukke Ninoofsesteenweg, over de grote villa’s iets hogerop, tot aan de heuvelkam.’

Die verscheidenheid typeert de Vlaamse Rand. Je vindt hier landelijkheid en verstedelijking, arm en rijk, vluchtelingen en expats. Probleem: die extremen heffen elkaar dikwijls op, althans in de statistieken. ‘Wie Grimbergen zegt, denkt chique huizen en expats, maar er zijn ook wijken met grote concentraties kansarmoede. In Dilbeek is het percentage kansarmen in zes jaar gestegen van 1% naar 10%. Maar die cijfers vallen niet op, omdat andere cijfers ze compenseren. Gemiddeld zijn dat rijke gemeenten.’

AFWIJKEND VERHAAL

‘Vlaanderen kijkt naar ons met een Vlaamse bril, maar onze context is specifiek. Om cijfers over de Rand correct te interpreteren, moet je er vaak die van Brussel naast leggen. Enkele jaren geleden hervormde toenmalig minister voor jeugd Pascal Smet (SP.A) de middelen voor maatschappelijk kwetsbare jongeren, onder andere op basis van cijfers van Kind en Gezin over het aantal geboortes in kansarme gezinnen.

Wat bleek: alle randgemeenten, die tot dan toe geld kregen, speelden dat kwijt. Toen we de gebruikte indicatoren van dichtbij bekeken, werd snel duidelijk wat de oorzaak was: een groot aantal van onze jongeren is in Brussel geboren, dus die cijfers zitten daar, en de middelen ook. Spijtig genoeg dwingt de realiteit ons nu om in Vilvoorde toch te investeren in die jongeren.’ 

‘Je moet ook de historische evoluties meenemen. In de voormalige provincie Brabant zaten de organisaties die welzijnsmiddelen kregen vooral in de hoofdstad. Randbewoners, die bijvoorbeeld geestelijke gezondheidszorg nodig hadden, gingen daarvoor naar Brussel. Na de splitsing van Brabant, bleven de organisaties en de middelen in Brussel.’

‘Dat afwijkende verhaal over de Rand krijgen we moeilijk verkocht op Vlaams niveau. Kijk bijvoorbeeld welke Vlaamse gemeenten het meeste inwoners van vreemde herkomst tellen, in het huidige decreet de doelgroep van het integratiebeleid, dan liggen zes gemeenten uit de top tien in de Vlaamse Rand. Toch zijn er van die zes gemeenten vier die geen subsidie krijgen.’

‘In West-Vlaanderen komt 60 tot 70% van de nieuwkomers in aanmerking voor een inburgeringstraject, in de Rand is dat slechts 10%. De tendens om alles te centraliseren, werkt waarschijnlijk kostenbesparend, maar als je vanuit Liedekerke naar Vilvoorde of Leuven moet voor een cursus maatschappelijke oriëntatie en je bent niet verplicht, dan is de kans groot dat je afhaakt. Ook in het onderwijs en bij de VDAB krijg je die specifieke, regionale context moeilijk verkocht.’

SAMEN STERK

Dat onze visie niet wordt opgepikt, komt volgens Van Vaerenbergh deels omdat de politieke zwaargewichten uit onze streek zich op andere beleidsdomeinen (tewerkstelling, financiën, openbare werken) profileerden. ‘Ook de dualiteit van onze provincie speelt ons parten: de meerderheid van de gedeputeerden komt uit het arrondissement Leuven en die hebben er politiek niet zo veel baat bij om in de Rand te scoren; Randbewoners kunnen toch niet op hen stemmen.’

‘Vlaanderen kijkt naar ons met een Vlaamse bril, maar onze context is specifiek.’

‘Bovenal zouden onze lokale politici met één stem moeten spreken, over de partijgrenzen heen. We profileren ons als Rand op vlak van cultuur, toerisme, Groene Gordel, maar we treden politiek niet samen naar buiten. Van Pamel over Zemst tot Herent zit je met dezelfde problematiek, dezelfde noden, hetzelfde gebrek aan middelen. Tel die gemeenten samen en je komt aan een brede Rand met tot 600.000 inwoners. Dan hebben we iets te zeggen. Er groeien overlegorganen als het Toekomstforum Halle-Vilvoorde en het Platform van de Randgemeenten, maar dat gebeurt nog te versnipperd.’

‘Als je naar de uitdagingen kijkt, zijn we in de Rand nog altijd te braaf in onze reacties.  Vilvoorde, Halle en Dilbeek krijgen nu samen 3 miljoen euro extra uit het stedenfonds en we zijn blij. Maar dat zijn kruimels. Turnhout krijgt als centrumstad 13 miljoen euro. We leven hier in een niet-grootstedelijke context die geconfronteerd wordt met grootstedelijke uitdagingen. Dat is waar het stedenfonds voor bedoeld is, omdat je dat soort problemen niet met eigen inkomsten kunt oplossen. Niemand kan uitleggen waarom we hier niet dergelijke middelen krijgen.’ 

SAMENWERKEN

‘We kunnen niet blijven wachten op Vlaanderen. Er is al te veel tijd verloren gegaan aan bestuurlijk overtuigen. We zullen met de lokale besturen zelf onze toekomst in handen moeten nemen. Via intergemeentelijke samenwerking. Mensen betrekken ook, hen uitnodigen en stimuleren om te participeren aan onze lokale samenleving. Dat is de enige, mogelijke weg als we onze lokale samenhang willen behouden. Ik droom er al jaren van om Europese fondsen binnen te halen voor onze streek, maar met zo’n projectaanvraag ben je een jaar voltijds bezig en die tijd ontbrak mij. Misschien kunnen we zo’n project indienen vanuit het Toekomstforum?’

‘Tegenwoordig is het niet moeilijk om het Nederlands te verkopen. Er wonen hier 150, 160 nationaliteiten. Veel nieuwkomers hebben nooit Frans geleerd. Laat iemand van vreemde herkomst met hen een onthaalgesprek voeren. Zij vinden altijd argumenten: kennis van het Nederlands bevordert de kansen op werk, de kansen van de kinderen op school, de sociale participatie. Zo’n gesprekken hebben resultaat: meer dan 80% krijgt een vervolg.’

GROEN EN VLAAMS

‘Ik hou van de ruimte, de rust en stilte hier. Ik ben in Pamel opgegroeid en heb lang genoeg in het buitenland verbleven om te beseffen dat wat hier om de hoek ligt voor mij van het mooiste is wat er te zien valt. Die typische vergezichten met velden en bossen en dan plots hoge flatgebouwen; ik zou het erg vinden als dat er niet meer zou zijn voor mijn kleinkinderen. Dat beetje groene ruimte moeten we echt kunnen bewaren.’

‘De lokale besturen zullen zelf de toekomst in handen moeten nemen.’

‘Ook nieuwkomers kiezen meestal bewust voor die dorpse context. 10% weet niet dat ze in Vlaanderen komt wonen, 10 tot 20% ziet de Rand als een buitenwijk van Brussel, maar het overgrote deel van de nieuwe inwoners kiest bewust voor een groene en veilige omgeving, degelijk onderwijs, rust, een betaalbare woning.’ 

‘Die Vlaamse reflex: ik snap dat ergens wel, het is ons verleden. Het was een ontvoogdingsstrijd, een klassenstrijd van de arme boeren tegen de rijke burgerij. We zijn emotioneel nog aan het verwerken wat onze grootouders hebben meegemaakt. Maar dan komt een Rwandees in de Rand terecht. Leg hem maar eens uit waarom hij bij de VDAB niet in het Frans wordt geholpen en zijn voorganger, die toevallig uit een faciliteitengemeente komt, wel. Dan is de grens heel dun om zich niet welkom te voelen. Ik pleit voor realisme. Want hoe warm en positief we onze boodschap ook proberen te brengen, soms is die toch wel verwarrend.’

DE OPLOSSING VOOR DE RAND LIGT IN BRUSSEL

‘Brussel voelt als een ander land, met andere instellingen, een andere wetgeving. Tegelijk zijn Brussel en de Rand communicerende vaten. Er is geen betere investering in de Vlaamse Rand, dan investeren in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Kinderen die als kleuter in het Nederlandstalig onderwijs belanden, wat ook hun etnische of socio-economische achtergrond is, zijn Vlaming als ze hun middelbaar onderwijs beëindigen.’

‘In plaats van Brussel versus de Rand, zou het moeten gaan over Brussel en de Rand. Brussel heeft te weinig geld voor de problemen waarmee het kampt, net als de Rand. En het tekort van de een versterkt dat van de andere, in de twee richtingen. Het slechtste wat we kunnen doen, is niets meer met Brussel te maken willen hebben en Brussel zijn eigen problemen te laten oplossen. Als we Brussel negeren, komt Brussel naar ons. Als er in Brussel onvoldoende scholen zijn, komen de Brusselse kinderen naar de Rand en zitten wij plots ook met een capaciteitsprobleem. In die zin zijn we onlosmakelijk met elkaar verbonden en ligt de oplossing voor de problemen van de ene bij de andere.’


WIE IS JO VAN VAERENBERGH?

  • Geboren in Ninove op 20 december 1969
  • Getogen in Pamel
  • Humaniora: Sint-Aloysiuscollege Ninove
  • Licentiaat Communicatiewetenschappen aan de UGent
  • Chiro Amigo’s Pamel en jeugdhuis Splinter Roosdaal
  • Professioneel: 5 jaar jeugdwerk, 22 jaar integratiewerk, zelfstandig consultant lokaal integratiebeleid

REAGEREN

Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels.