01 okt '19

‘Laat Brussel niet los’

16308
door Anne Peeters
‘De hoofdstad en de Rand zijn complementair. Het is een magnifiek huwelijk’, zegt Marc Justaert. Dochter Marjan is het daar volstrekt mee eens, ook al ziet haar leven er helemaal anders uit. Twee generaties in de Rand.

Marc en Marjan Justaert groeiden op in de Vlaamse Rand. Ze kozen er bewust voor om in de Rand te wonen en in Brussel te werken. Brussel en de Rand zijn, volgens hen, niet van elkaar los te koppelen.

Marc: ‘Ik ben opgegroeid in Alsemberg, maar liep school in het Sint-Jan Berchmans college in Brussel. Zo had ik het beste van twee werelden: het groene dorpsleven van Alsemberg en Brussel als uitgaansplek met mijn vrienden. Toen ik mijn vrouw Jo leerde kennen, gingen we uit in Brussel, zelfs al studeerden we in Leuven. De charme van Brussel stad, daar hebben we altijd van genoten. In Brussel wonen, hebben we nooit gedaan. Onze generatie dacht daar zelfs niet aan. We zochten een huis met een tuin in de groene randgemeenten. Een plek van waaruit we allebei vlot in Brussel konden raken, want de liefde voor de hoofdstad is altijd groot gebleven. Maar: we waren ook altijd blij dat we thuis dat groen rond ons hadden. Oorspronkelijk wilden we naar het Pajottenland, maar het is Leefdaal geworden, waar we een oude witloofboerderij vonden met een grote wei erachter om konijnen en kippen te houden. We hebben ons hier geïntegreerd in het dorpsleven, geëngageerd in de verenigingen en de parochie.

MARC JUSTAERT:  ‘Het is een verantwoordelijkheid van Vlaanderen om Brussel toegankelijk en aantrekkelijk te houden voor Vlamingen.’

Onze kinderen hebben hun wortels in dit dorp, maar voor werk en vrije tijd bleven we toch op Brussel georiënteerd. Ook nu ik met pensioen ben, blijft Brussel trekken: door het muziekleven (Marc is voorzitter van de Ancienne Belgique, n.v.d.r.), maar ook door het sociale werk dat ik doe als voorzitter van Welzijnszorg Vlaanderen.’

Marjan: ‘De liefde voor Brussel kregen we van jongs af mee. Onze ouders namen ons vaak mee. Ik vond het dan ook logisch om na mijn studies rechten in Brussel te gaan wonen. Daarna ben ik uit het centrum vertrokken naar de Rand, maar wel naar een stad, want officieel is Vilvoorde een stad. We hebben echt in het centrum gezocht, niet in de buiten wijken van Koningslo bijvoorbeeld. Daar is het groener, maar je zit ver van het station, de scholen, het openbare leven. Waar we nu wonen kunnen we alles te voet of met de fiets doen. Dat is een bewuste keuze. Voor het werk gebruik ik nog wel de auto. Van Vilvoorde naar GrootBijgaarden is met het openbaar vervoer een lastig, tijdrovend parcours. Gelukkig verhuist de redactie van De Standaard in de zomer van 2020 naar het centrum van Brussel, naar het voormalige Shell-gebouw, een prachtig art deco-gebouw uit de jaren 1930 vlakbij het Centraal Station. Als politiek verslaggever zit ik uiteraard graag dicht bij de Wetstraat. Ook bij de krant zie je die veranderende mentaliteit. Ik vind het fantastisch.’

VAN EEN VLAAMSE NAAR EEN MULTICULTURELE GENERATIE

Marjan: ‘Door mijn Brusselse jaren ben ik veel meer een stadsmens geworden dan mijn vader. Vroeger wilde ik op den buiten wonen en boerin worden, maar eens ik in Brussel woonde, veranderde dat. Mijn vriend en ik zochten in de hoofdstad iets met een terras of een klein tuintje. Dat bleek al snel onbetaalbaar. In dat opzicht zijn we typische stadsvluchters: hup, de Rand in. Vilvoorde was voor mij nog net dicht genoeg bij Brussel. Ook dat multiculturele vind ik enorm boeiend. Dat is een verschil met de generatie van mijn ouders. Zij waren bewuste Vlamingen in de Vlaamse Rand. Mijn generatie heeft dat zo niet meer, ons verhaal is multicultureler.’

Marc: ‘Wij zijn daar altijd pragmatisch in geweest, denk ik. Ik ging er altijd vanuit: Le problème de la Belgique ne se résoud pas en divisant la terre et le fric mais en cultivant une connaissance mutuelle linguïstique. Een zelf uit gevonden spreuk. Een wederzijdse kennis van taal en cultuur lost meer op dan het splitsen van bevoegdheden en van geld.’

Marjan: ‘Van onze vader moesten we drie dingen kunnen: kippen slachten, gitaar  spelen en Frans spreken. Met dat kippen slachten, kan je nu niet meer uitpakken omwille van de tere kinderziel natuurlijk en het verbod op onverdoofd slachten.’

Marc: ‘Wat je bij ons allebei wel ziet, is de mentaliteit van de randbewoner gecom bineerd met de liefde voor de stad Brussel. De diversiteit en het aanbod van al wat er is, heeft ons in positieve zin beïnvloed. Maar graag wonen in Brussel?’

Marjan (snel): ‘Ik wel!’

Marc:‘Ik heb daar mijn twijfels bij. Maar ik kom graag in Brussel. Ik kom er twee, drie keer per week. Ik zie er mijn vrienden, ga er graag uit. De complementariteit van de hoofdstad en de Rand is een magnifiek huwelijk.’

MOBILITEIT, DE BESLISSENDE FACTOR?

Marjan: ‘Opgroeien tussen de velden was zalig, maar qua mobiliteit werd het wel steeds problematischer. Ik herinner me nog hoe mama om halfacht vertrok om toch maar om negen uur in Brussel te zijn… Mijn vader vertrok meestal om negen uur, dan was hij er om halftien. Als tiener zei ik dat ik nooit uit Leefdaal weg zou gaan, maar naarmate ik ouder werd, werden de files steeds langer.’

Marc: ‘Toen we hier kwamen wonen, was mobiliteit nog geen issue in de Vlaamse Rand.’

Marjan: ‘Voor mijn generatie wel. Vilvoorde-Brussel is nog te doen, maar op andere plekken wordt het stilaan onwerkbaar.’

MARJAN JUSTAERT: ‘Je ziet een evolutie. In de generatie van mijn ouders had bijna elk gezin twee auto’s. Mijn generatie begint auto’s weg te doen.’

Marc: ‘Als het mooi weer is, durf ik weleens met de brommer naar Brussel te rijden. Het is tenslotte maar 22 km. Is het plezant? Ja. Is het veilig? Nee. Vanaf Montgomery moet je naar vijf kanten tegelijk kijken. Daar moet aan gewerkt worden. Al is het natuurlijk wel zo dat Brussel met die onontwarbare verkeersknoop niet alleen staat in de wereld. Brussel werkt wel aan de leefbaarheid, toch zeker in het centrum en de vijfhoek. Daar wordt het steeds aangenamer om te wonen. De zone tussen het centrum en de Rand is een probleemzone. De Rand is prachtig, het centrum is prachtig, maar sommige wijken ertussen zijn voor veel mensen minder aantrekkelijk. En dan vertrekken ze.’

Marjan: ‘Dat klopt, maar ik heb de indruk dat ook dat aan het veranderen is. De huidige generatie wil steeds liever in de stad blijven wonen. Ook al omdat de Rand straks nog duurder wordt dan de stad. In de stad wordt veel gedaan om de stadsvlucht tegen te gaan, men is er veel meer bezig met stadsontwikkeling en openbare ruimte. En omdat mensen belang hechten aan dienstverlening en de jongere generatie zich nu veel bewuster is van het klimaat en niet zomaar voor alles nog de auto neemt, zie je daar toch een evolutie. De generatie van mijn ouders had bijna standaard twee auto’s per gezin. Mijn generatie begint auto’s weg te doen, we nemen het openbaar vervoer, en dan zit je in de stad veel beter. We hebben alles graag dichtbij. Mijn kinderen gaan te voet naar de school in onze straat. We gaan te voet naar de zwemles. Ik zie toch een switch, Jongeren kiezen bewust voor de stad. Al dat groen in de Rand: het is mooi, maar dan merk je dat de fietsinfrastructuur te wensen overlaat. Zo kom ik soms in Schepdaal met allemaal van die provinciebaantjes zonder fietspad. Heel mooi in het groen, maar niet veilig. Ja, er is effectief nog werk aan de winkel.’

DE TOEKOMST VAN VLAMINGEN  IN EN ROND BRUSSEL

Marc: ‘Als de generatie Vlaamse jongeren die nu naar Brussel trekt, willen blijven, dan zal er wel iets moeten gebeuren vanuit het beleid.’

Marjan: ‘Er ís nu al een verandering bezig. Dat merk ik waar ik woon. Vilvoorde zit wel in een specifieke situatie, misschien atypisch voor de Vlaamse randgemeenten, want het is een gekleurde stad. En dan heb je nog de Syriëstrijders: dat was een enorme wake-up call. Misschien is daardoor al vroeger het besef gekomen dat deze stad in snel tempo aan het verkleuren is, met alle grootstedelijke problemen van dien, waarmee we iets moeten doen. Er is wel wat geld gekomen richting Vilvoorde en ook van onderuit wordt het sociale weefsel terug opgebouwd. Ik moet zeggen dat ik aangenaam verrast ben. Het is natuurlijk niet allemaal rozengeur en maneschijn, maar je voelt wel verandering. Er broeit van alles, er ontstaat van alles. Het is nog broos, maar de balans komt goed. De generatie die daar nu opgroeit, vindt de multiculturaliteit heel gewoon. Mijn kinderen komen thuis en zeggen: Geen hotdogs op mijn verjaardagsfeestje he, want dat mogen de moslimkindjes niet eten. Voor hen is dat perfect normaal.’

Marc Justaert: ‘Wij hebben onze kinderen in Leefdaal wortels proberen te geven, mijn dochter doet dat met de hare in Vilvoorde, in een andere tijd en op een andere manier.’ 

Marc: ‘Wij hebben onze kinderen in Leefdaal wortels proberen te geven, mijn dochter doet dat met de hare in Vilvoorde, in een andere tijd en op een andere manier. Maar eigenlijk gaat het over hetzelfde: een plaats vinden waar je vrienden kan maken, goed kan leven, contact hebt met anderen.’

Marjan:‘Mijn kinderen zijn stads kinderen, heel zelfstandig. En het groen? Voor de boerderijklassen met eitjes rapen en spelen met de konijnen, komen we naar mijn ouders. We zijn een generatie verder en we zijn veel multicultureler geworden. Ik vind die multi culturaliteit vooral verrijkend, maar op dit moment zijn mijn kinderen nog jong, natuurlijk. Zou ik het er moeilijk mee hebben als mijn dochter op een dag thuiskomt met een hoofddoek of een moslimjongen? Ik ga ervan uit dat dat dan uit vrije wil is, zoals dat het geval is bij de meeste moslima’s die ik ken. Ik zal waarschijnlijk even moeten slikken. Maar goed, wij voeden onze kinderen niet gelovig op, dat was voor mijn ouders waarschijnlijk ook even slikken. Die culturen gaan samen met een religie die heel anders is dan je zelf altijd hebt gekend. Misschien piep ik dus wel anders als mijn kinderen 15, 16 jaar zijn, maar over het algemeen vind ik het een verrijking. Het gaat over demografische evoluties die je niet kan en mag tegengaan.’

AANDACHT VOOR DE AANTREKKINGSPOOL

Marc: ‘Vraag is: hoe gaat Brussel evolueren? Hoe zal de kijk op Brussel evolueren? En wat betekent dat voor de Vlaamse Rand?  Politiek is dat een heel belangrijke vraag.  Vlaanderen mag Brussel niet loslaten. Het is een grote verantwoordelijkheid van Vlaanderen om Brussel toegankelijk en aantrekkelijk te  houden voor Vlamingen.’

Marjan: ‘Beleidsbeslissingen kunnen een invloed hebben op de levenskwaliteit in Brussel en de Rand, maar niet alles is beleid. Er is ook een mentaliteitswijziging nodig. Vlaanderen en Brussel, dat is niet of/of, dat is en/en. Je kan van Brussel houden zonder er te wonen. Ik ben begin juli met mijn kinderen naar de start van de Tour de France gaan kijken. Dat heeft 11 miljoen euro gekost en dan krijg je al snel die typisch Belgische reactie: dat geld had beter ergens anders voor gebruikt kunnen worden. Ja, er zijn veel uitdagingen, maar dit was nu voor de Tour. Ik ben ernaar toe gegaan en het was een feest, een warm volksgebeuren waar een toffe ambiance hing. Ook dat is belangrijk. Dat die (mentale) afstand wordt verkleind. Heb geen schrik. We moeten met zijn allen mededogen hebben met die stad, het is ónze stad. Als je wil dat het jouw stad is, moet je zelf bereid zijn input te geven.’

Marc:‘Brussel blijft voor veel Vlamingen in de Rand een aantrekkingspool. Er zijn veel Nederlandstaligen die zich in Brussel vestigen. Ik denk dat daar een belangrijke opdracht ligt voor de politiek. Laat Brussel niet los! Investeer. In taalonderwijs, in Nederlandstalige kinderopvang,… Hoe meer daar in geïnvesteerd wordt, hoe leefbaarder de stad én de Rand. Vlaanderen heeft daar een verantwoordelijkheid naar Brussel toe.’

Marc Justaert is de voormalige grote baas van het Christelijke Ziekenfonds CM en huidig voorzitter van Welzijnszorg vzw, de grootste armoedebestrijdings organisatie in Vlaanderen. Hij werd op 5 juni 1950 geboren in Alsemberg.

Dochter Marjan werd dertig jaar later op exact dezelfde dag geboren. Zij studeerde, net als haar vader, rechten en werkt als politiek verslaggever bij De Standaard. Ze groeide op in Leefdaal, maar woont nu met man en kinderen in Vilvoorde.