'In de hersenen kijken'
Als kleinzoon van een rasechte serrist groeide Steven Laureys (42) op in Hoeilaart. Hij is de vader van Clara (11), Hugo (9) en Mathias (5). ‘Nu wonen we dicht bij mijn werk, midden in het groen van Chaudfontaine. Net zoals in Hoeilaart, waar ik in de nabijheid van het Zoniënwoud opgroeide. Mijn echtgenote is een Franstalige. De kinderen spreken zowel Nederlands als Frans’, vertelt Laureys.
voorbestemd voor de geneeskunde
‘Ik ben met een keizersnede geboren. Mijn moeder vertelde me dat ik er dankzij de geneeskunde gekomen ben en dat ik daarom dokter moest worden. Dat idee is me altijd bijgebleven. Toen ik in het zesde leerjaar van de, inmiddels opgedoekte, gemeenteschool van Hoeilaart zat, verklaarde de leerkracht dat niemand van die klas in staat zou zijn om universitaire studies te volgen’, herinnert Laureys zich. Voetballen mocht hij niet van zijn moeder. Veel te gevaarlijk. ‘Maar ik moest wel helpen in de bandenzaak van mijn vader én in de kinderkledingboetiek van mijn moeder. Dat waren twee uitersten: in de bandenzaak werd ik zo vuil en zwart als een duivel; bij mijn moeder moest ik heel netjes en proper zijn.’
Laureys fietste voor zijn middelbare studies naar het Sint-Jozefscollege in Overijse. ‘Ik had er fijne vrienden. We fuifden en genoten van de Druivenfeesten, zoals de meeste jongeren uit Hoeilaart of Overijse. In de puberteit werden we met de grote levensvragen geconfronteerd. Ik filosofeerde vaak over leven en dood en over het feit dat iets materieels als hersencellen het mogelijk kunnen maken dat mensen kunnen denken. Na mijn middelbare studies ben ik aan de Vrije Universiteit Brussel gaan studeren. Het eerste jaar reed ik met de fiets tot aan het station van Groenendaal en van daar met de trein naar Etterbeek. Daarna ging het richting ziekenhuis van Jette, dat ik al goed kende. Als kind moest ik er wekelijks in behandeling voor een stofallergie.’
Snelle evolutie
In 1993 studeerde Steven Laureys af in de geneeskunde. Daarna volgde hij vijf jaar neurologie. ‘Het laatste jaar heb ik aan de universiteit van Luik gevolgd en ik ben er gebleven om te doctoreren. Ik ben naar Luik gekomen om ervaring op te doen met scanners en met het meten van hersenactiviteit. We hebben er de Coma Science Group opgestart. Dat is een internationaal team van ingenieurs, professoren en geneesheren van verschillende specialiteiten die aan comaonderzoek doen. Dat team wordt regelmatig versterkt met gastwetenschappers die voor een paar weken of maanden naar Luik verhuizen. Onze projecten worden nu ook met buitenlands geld gefinancierd’, zegt Laureys. Hij heeft er inmiddels mee leren leven dat hij door zijn bekendheid constant op buitenlandse congressen, op wetenschappelijke bijeenkomsten of zelfs op de wereldtentoonstelling in Shanghai wordt uitgenodigd.
‘De eerste comapatiënt, iemand uit Zwitserland, hebben we in 2000 onderzocht. Nu onderzoeken we comapatiënten uit de hele wereld. Bij de Limburgse comapatiënt Rom Houben hebben we kunnen vaststellen dat hij al 23 jaar bewust leefde. Hij heeft me geleerd hoe moeilijk het is om met zekerheid te zeggen dat iemand al dan niet bewust is. Zo zijn we op het idee gekomen om die zekerheid op een, inmiddels erkende, bewustzijnsschaal vast te leggen. Vandaag werkt iedereen met die schaal. Het antwoord op de vraag of Rom bewust is, is heel duidelijk ja. We weten dat hij emoties en pijn ervaart en dat hij hoort wat we zeggen of vragen. We moeten nu proberen om hem en zijn lotgenoten een betere levenskwaliteit te bieden. Met de nieuwste technologie, die nog van dag tot dag verbetert, hopen we betere communicatiemogelijkheden te kunnen ontwikkelen. Aan dat project, met de toepasselijke naam Decoder, werken ondertussen negen Europese universiteiten mee. We zijn ervan overtuigd dat we heel snel vorderingen kunnen maken. Maar Luik is Lourdes niet. Je moet er in dit vak mee leren leven dat je verwanten van comapatiënten soms ook moet teleurstellen.’