Tijdelijk
Als fenomeen bestaan pop-up winkels wereldwijd een kleine twintig jaar. In Vlaanderen zag je ze eerst vooral in de grote steden. Dat ze nu zowat overal opduiken, heeft te maken met een ander fenomeen, waarover ik het hier al eens heb gehad, en dat met name kleinere steden zoals die in de Rand treft: de leegstand van winkelpanden. Daarmee komen we dan bij een andere trend, namelijk het tijdelijk gebruik van leegstaande panden of braakliggende terreinen.
Beide fenomenen hebben hun eigen doelstellingen en wetmatigheden. Of die succesvol kunnen samengaan, en of pop-up winkels op langere termijn iets zullen kunnen verhelpen aan de leegstand van winkelpanden valt af te wachten. ik heb wel veel sympathie voor burgerinitiatieven als Broeilab, dat de enorme leegstand in Vilvoorde wil counteren met popup winkels. Daarnaast wordt gekeken naar tijdelijk gebruik van kantoorgebouwen als co-working space of kunstenaarsateliers.
Tijdelijk gebruik kan zeer succesvol zijn. Dat leert het voorbeeld van de Vilvoordse cultuurhub de Kruitfabriek. Een plek die het zo goed doet, dat de looptijd van het initiatief al enkele keren werd verlengd en dat velen zich de vraag stellen of het niet best gewoon een permanente status zou krijgen.
Ook de jongerenvereniging Paardenkracht peilde naar de behoeften van het publiek voor de opstart van hun zomerse voltreffer Stal Cheval, een combinatie van horeca, workshop- en atelierruimte. Hier ging het om een tijdelijk invulling van een pand in eigendom van de stad, in afwachting van de definitieve bestemming.
Ruimte wordt schaars, dus moeten steden creatief omgaan met beschikbare locaties. Tijdelijk gebruik van gebouwen of terreinen is dan ook een trein waar stadsbesturen graag opspringen. Het kan een middel zijn om een omgeving een nieuwe schwung, een nieuwe invulling te geven. In veel steden vind je gebouwen, zelfs midden in de stad, die ooit een industriële functie hadden. Die hebben vaak een heel eigen charme, maar niet zelden is de grond ernstig vervuild. De hoge kosten voor de sanering zijn meestal de reden waarom de panden in handen van stadsbesturen overgaan.
Heeft een initiatief succes dan moeten de burgerpartners soms flink opletten dat de stad niet met de eer gaat lopen. Of het initiatief wil overnemen. Ik denk bijvoorbeeld aan een gebouwencomplex in mijn eigen straat, waarin het kunstenaarscollectief Compilothéque huist. De ruimte heeft potentieel. Je zou er culturele activiteiten kunnen laten doorgaan. Om die reden wekte het de interesse van het stadsbestuur. Naar verluidt zagen ze dat als een tijdelijke invulling in afwachting van een residentieel woonproject. Uiteraard is er nood aan woningen. Maar ik zie een dergelijk gebouw met zijn creatieve bewoners echt niet graag plaats maken voor louter woonfunctie. Industrieel erfgoed, kunst en cultuur hebben ook bestaansrecht. En dan zwijg ik nog over open ruimte, waarvan we in Vlaanderen al helemaal te weinig hebben.