01 feb '17

'Je hele wezen is bij schilderen betrokken'

11167
door Ines Minten
Nora Theys tekent en schildert. Van postzegels tot levensgrote portretten en alle formaten daartussen. ‘Dat contrast in grootte is relatief’, vindt ze. Wat ze wil doen, is contact leggen. Communiceren. Met haar onderwerpen en haar publiek.

Mijn hele huis is atelier. Mijn slaapkamers, living, keuken, kelder staan allemaal vol met werk.’ Schilderen doet ze in een ruimte met veel glas en licht. 

‘Noorderlicht. Het beste wat er is om te schilderen.’ In een hoek staan enkele schildersezels toegeklapt tegen een muur. ‘Een beetje noodgedwongen, omdat ik weinig ruimte had, ben ik beginnen schilderen op synthetisch papier. Daar komt geen licht door, dus ik hang het gewoon tegen mijn ramen. Ik gebruik de ramen tegenwoordig liever dan de ezels.’

MADOU, MA DOUCE

Aan muren en op kasten hangen en staan allerhande werken van haar hand. Ze wijst op een stel maquettes van een groot project. Vorig jaar onthulde Brussels minister Pascal Smet in metrostation Madou vier grote wandschilderingen van Theys; levensgrote portretten van vloer tot plafond. De kunstenares is er bijzonder trots op. ‘Ze hadden het begin van een veel groter project moeten zijn.’

Bij de inhuldiging vroeg de minister haar namelijk om een idee uit te werken voor het hele station. ‘Het project zou passen in de totale vernieuwing van Madou.’ Maandenlang zocht, tekende en schilderde ze. Het juiste materiaal, de juiste invalshoek, de goede figuren. Ze doopte het geheel Ma douce. ‘Er gaat een warme sfeer van uit, maar tegelijk ook grote vitaliteit. En vrouwen spelen er een bijzondere rol in.’

De vier bestaande portretten staan centraal. Op de rest zoomt Theys voortdurend in en weer uit. Een horde vrouwenbenen in alle huidskleuren loopt voorbij. Zoom uit: een jong kind. Zoom weer in: ogen, enkel ogen. ‘De blik speelt een grote rol in mijn werk. Mensen zoeken vanzelf de blik van de ander op. Het is ook juist door vertrouwd met iemand te worden dat je mensen accepteert.’

'Woord en beeld hebben altijd in de familie gezeten.'

Betrokkenheid, daar draait het bij Theys om. ‘De vernieuwing van Madou komt er niet, dus mijn overige schilderijen ook niet. Dat is ontzettend jammer, want ik heb de reeks onlangs tentoongesteld en ze heeft op veel bezoekers indruk gemaakt.’  ‘Onlangs zag ik op televisie een filosoof aan het woord, die op verscheidene plekken in de wereld onderzocht had wat geluk betekent. Daaruit bleek dat niet zozeer jijzelf, maar vooral je relatie tot andere mensen je geluk bepaalt. Zo hoop ik dat mijn werk functioneert: dat je via mijn schilderijen de ander bekijkt, iets herkent, vertrouwd raakt met elkaar, en zo een stukje geluk kunt opzoeken.’

Ze blijft stilstaan bij een laatste portret dat voor Madou bedoeld was: een gesluierde vrouw tegen een achtergrond van bloemmotieven. De bloemen zijn negatief en donker afgebeeld, behalve in haar gezicht, waar de kleuren leven brengen, en tegelijk de indruk van een wonde wekken. ‘Alsof er een aanslag op haar is gepleegd.’ Meer uitleg is niet nodig… De beelden raken.

VAN HEN

Theys illustreert ook voor tijdschriften. ‘Ik heb bijvoorbeeld veel gedaan rond welzijn en vrouwenrechten.’ Ook een opvallende plek hebben haar realistische portretten. Veelal vierkant, op gekleurde ondergronden, tonen ze een staalkaart van mensen uit alle windstreken. ‘Het asielcentrum van Alsemberg ligt op 200 meter van mijn deur. Toen het pas opende, ben ik gaan vragen of ik de bewoners mocht schilderen.'

'Achttien jaar later kom ik er nog. Waarom? Gewoon, omdat ik heel nieuwsgierig ben’, lacht ze. ‘Wat drijft die mensen en wat brengt hen hier? En ik teken ook zo graag, al die verschillende types en uitdrukkingen, al die verhalen… In het begin verloopt het contact soms aarzelend, omdat we niet dezelfde taal spreken, maar naargelang de tekening vordert, beginnen we elkaar beter te begrijpen.’

De kunstenares maakt vooraf haar panelen klaar, met verschillend gekleurde ondergronden, en laat de personen die ze mag schilderen er zelf één kiezen. ‘In al die jaren heeft nog nooit iemand getwijfeld over welk paneel hij of zij zou kiezen. Door die aanpak is het schilderij al een stukje van hen.’ Theys gebruikt voor haar portretten een directe techniek van schilderen of schrapen, een fout kan ze niet herstellen. ‘Dat vraagt een concentratie en spanning die zicht-baar blijft in het resultaat.’

DE GENERATIES THEYS

‘Ik heb tijdens en na mijn studentenjaren acht jaar in Brussel gewoond. De rest van mijn leven heb ik in Alsemberg doorgebracht.’ Haar vader was BRT-sportjournalist Piet Theys, haar grootvader Constant Theys, de man die in Sint-Genesius-Rode een wandeling naar zich vernoemd kreeg omdat hij als heemkundige de geschiedenis van verscheidene dorpen uit de streek nauwgezet te boek heeft gesteld. ‘Ik voel me een link tussen de verschillende generaties Theys’, legt de kunstenares uit.

'De blik speelt een grote rol in mijn werk.'

Op tafel liggen enkele stapeltjes boeken: een greep uit de werken van die generaties, van vroeger en nu. Verzamelde cursiefjes en aforismen van haar vader bijvoorbeeld, of de geschiedenissen van Beersel, Dworp en Drogenbos van haar grootvader. ‘Nu zijn het heerijke herinneringen, maar als kind vond ik het soms gênant dat mijn vader over privédingen schreef in de krant.’ 

Ze pakt er één van haar lievelingsstukken bij. Een oud, Duits prentenboek, waar in vulpen aantekeningen in zijn gemaakt. ‘Mijn grootvader Constant had nooit de kans om te studeren, maar hij heeft zich uit leergierigheid opgewerkt tot postbode en later tot vertaler. In zijn vrije tijd vertaalde hij prentenboeken voor zijn 13 kinderen. Hij paste ze ook telkens zo aan, dat zijn kinderen erin meededen.’ Theys pakt het boek op en leest voor: ‘Op zaterdagavond. Ziet de broers Herman en Adriaan daar braafjes in hun blote staan. Ik kan daar echt mee schateren.’

KUNST EN KERK

De geschiedenisboeken zijn allemaal geïllustreerd, vaak met pentekeningen die zijn ondertekend met de familienaam Theys. ‘Broers van mijn grootvader’, verduidelijkt ze. ‘Woord en beeld hebben altijd in de familie gezeten. Ook mijn vader schilderde graag. Soms trokken we er samen op uit om op allerlei mooie plekken in de buurt te schilderen.’

Piet Theys stierf toen zijn dochter net van start gegaan was in de secundaire opleiding van Sint-Lukas. ‘Ik was thuis de vierde en de stoutste, dus ik heb het in die periode zwaar te verduren gehad’, glimlacht ze. ‘Mijn moeder was bang om de controle over haar gezin te verliezen en ik revolteerde daar juist enorm tegen.’

Toch waren die jaren kunsthumaniora een openbaring. ‘Ik herademde. Nu geef ik er zelf al 36 jaar les en ik zie datzelfde met veel nieuwe leerlingen gebeuren. Weet je, je werkt overdag op school, volgt vaak nog avondles-sen, bezoekt tentoonstellingen… Je evolueert er op korte tijd enorm snel en ik vond dat schitterend. Je handelen, denken, voelen, je hele wezen is bij dat beeldende werk betrokken. Ik denk dat het je daardoor een zeker evenwicht bezorgt.’

Nu beseft Theys dat het misschien dat was wat ze zocht. ‘Toen ik 12 was, ging ik elke dag naar de mis. Nee, ik liep! Om 6.45 uur snelde ik erheen. Als ik nu kind was, zou ik vermoedelijk de diagnose ADHD krijgen, maar dat was toen niet aan de orde. En wat vond ik in die kerk? Ik was verzot op de beelden, de glasramen, het licht. Ik kwam er tot rust.'

'Later ervaarde ik hetzelfde in de beroemde kathedraal van Chartres, of de ruimtes in de Londense Tate Gallery waar de werken van Rothko hangen. De sfeer heeft er iets meditatiefs. Het was blijkbaar iets waar ik als kind al intuïtief naar op zoek was.’

BOSAARDBEITJES

‘Ik werk in de stad en kom er veel. Ik heb me afgevraagd of ik toch niet beter weer naar Brussel zou verhuizen, maar ik ben veel te onrustig om ook nog eens in het gewoel van een grootstad te wonen. Ik moet de aarde kunnen voelen, kunnen spitten en graven.’

Ze kijkt uit over haar grote tuin. ‘Die blijft ruw, hè. Ik heb wat fruit, kruiden, bomen, en vooral heel veel frambozen en bosaardbeitjes. Die hou ik vooral om het plezier dat ik beleef als mijn zussen en moeder ze eten; ze stoppen ze op exáct dezelfde manier in hun mond. Dan denk ik: Goh, wat zijn de genen toch sterk.’