'Tijd voor een
sprong voorwaarts'
Ondanks de vele kritische stemmen over het ontbreken van voldoende overleg tussen beide regio’s wordt er – met wisselend resultaat – al in heel wat beleidsdomeinen goed samengewerkt. ‘Die samenwerking moet worden geïntensifieerd en meer resultaatgericht zijn. Gezien de grote verstrengeling tussen beide regio’s kunnen de problemen wat betreft arbeidsmarkt, mobiliteit, ruimtelijke ordening, milieu- en veiligheidsbeleid enkel in overleg worden opgelost. Beide regio’s hebben er alle belang bij dat dit snel gebeurt’, zegt De Witte.
DE PLUS
Het is niet onlogisch dat de beste resultaten in het overleg tussen de regio’s tot dusver geboekt worden in domeinen waar de belangen samenvallen. Dat is bijvoorbeeld het geval in de aanpak van de arbeidsmarkt. Brussel kampt met een veel hogere werkloosheid dan Vlaams-Brabant – 20 versus 6% in 2013 –, maar vooral in het luchthavengebied worden veel vacatures moeilijk ingevuld. De Vlaamse en Brusselse diensten voor arbeidsbemiddeling, VDAB en Actiris, pogen sinds een tiental jaren de arbeidsmobiliteit tussen beiden gewesten te stimuleren. Sinds 2006 wisselen beide diensten werkaanbiedingen uit voor knelpuntberoepen. Er werden ook gezamenlijke initiatieven genomen op vlak van taal- en beroepsopleidingen. In de periode 2006-2009 vonden hierdoor meer dan 5.000 Brusselse werkzoekenden een job in Vlaams-Brabant, in de jaren 2010-2012 al bijna 10.000.
‘De samenwerking tussen de Rand en Brussel moet worden geïntensifieerd en meer resultaatgericht zijn. Beide regio’s hebben er alle belang bij dat dit snel gebeurt.’
Op vlak van mobiliteit werken het Vlaamse en het Brusselse Gewest al sinds 1991 samen. Sinds 1998 komt een stuurgroep met vertegenwoordigers van kabinetten, diensten en agentschappen tweemaandelijks bij elkaar. In 2010 werd dit uitgebreid tot een Vlaams-Brussels ministerieel overleg over interregionale mobiliteit met hierin ook weg- en waterwegbeheerders en openbare vervoersmaatschappijen.
Binnen dit forum werd bijvoorbeeld het ‘FietsGen’ van en naar Brussel uitgewerkt. De resultaten worden echter door zowat iedereen als ‘too little too late’ ervaren. ‘Dat ligt niet aan onenigheid, maar vooral aan het gebrek aan financiële middelen’, zegt De Witte. Ook op vlak van beheer van waterlopen, natuur- en landschapsontwikkeling is een goede verstandhouding gegroeid tussen de bevoegde diensten in beide gewesten. Zo werden er bijvoorbeeld afspraken gemaakt over een gezamenlijk beheer van het Zoniënwoud.
DE MIN
Minder succesvol is het overleg in domeinen waar de belangen tegenstrijdig zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het vliegtuiglawaai. Bij het overleg over ruimtelijke ordening is dan weer de concurrentie over het aantrekken van investeringen een spelbreker. Zo blijft overeenstemming over de geplande grote winkel- en vrijetijdscomplexen uit.
Of: ondanks het feit dat Brussel en Halle-Vilvoorde tot voor kort deel uitmaakten van hetzelfde gerechtelijk en politiearrondissement leidde dit niet tot een evenwichtige uitbouw van diensten en een sterke coördinatie. Zo bleven de korpschefs van verschillende politiezones uit Halle-Vilvoorde tevergeefs aandringen op de nodige middelen om de criminaliteit efficiënt te bestrijden. De oprichting vorig jaar van een eigen gerechtelijk en politiearrondissement voor Halle-Vilvoorde wordt in dit arrondissement dan ook positief onthaald.
DE STAND
Volgens De Witte zijn besturen en diensten in beide regio’s steeds meer bereid tot samenwerking. ‘Het besef groeit dat we er alle belang bij hebben om ons zo goed mogelijk te positioneren tussen Europese grootstedelijke regio’s. Om onze troeven goed uit te spelen, moeten problemen inzake mobiliteit en congestie, de grote krapte aan betaalbare ruimte, dualisering wegens moeizame integratie van inwoners van vreemde afkomst en te lage scholing, onveiligheid, enzovoort, opgelost geraken. Hiervoor is een betere samenwerking nodig.’
De gouverneur verwijst ook naar oproepen in die zin van werkgevers- en middenstandsorganisaties, milieubeweging en vakbonden. Zo pleiten bijvoorbeeld de werkgeversorganisaties in beide gewesten met hun ‘Business Route 2018 for Metropolitan Brussel’ voor meer samenwerking op vlak van mobiliteit. In het kader van de zesde staatshervorming werd beslist de ‘Hoofdstedelijke Gemeenschap van Brussel’ in het leven roepen, bestaande uit vertegenwoordigers van gewesten, de federale overheid, provincies en de gemeentebesturen uit de vroegere provincie Brabant.
DE VOORWAARDEN
Om de sprong voorwaarts te doen slagen, moeten een aantal voorwaarden worden vervuld. Lodewijk De Witte: ‘Vooreerst moet Brussel vermijden om het omliggende Vlaamse gebied te bekijken in functie van zichzelf. Dit geeft de andere immers het gevoel als tweederangs behandeld te worden. Overleg kan enkel op basis van gelijkwaardigheid.’ Daarom pleit hij er voor om eerder te spreken van een ‘Brussel-Brabant Overleg’ dan van ‘Metropolitaan Gebied Brussel’ of ‘Hoofdstedelijke Gemeenschap Brussel’.
Hij waarschuwt Franstaligen ook voor verdoken communautaire strategieën, want die zullen enkel tot een blokkering leiden. ‘Het mag in geen geval de bedoeling zijn om delen van Vlaams-Brabant te laten herkoloniseren door Brussel. De autonomie van elke regio moet ten volle worden gerespecteerd.’ Het succes van het overleg heeft overigens ook te maken met de wijze waarop het bestuur in de deelnemende regio is gestructureerd. Volgens De Witte moet Halle-Vilvoorde hierbij ook voor eigen deur vegen. ‘Lokale en streekbesturen zijn momenteel niet voldoende georganiseerd om als één spreekbuis op te treden.’
TOEKOMSTIGE PLUS EN MIN
De Witte ziet twee sporen voor het toekomstige overleg Brussel-Brabant. Enerzijds wil hij de verschillende vormen van overleg per beleidsdomein behouden en de dynamiek die ze reeds hebben verder ontwikkelen. ‘Wat goed werkt en positieve resultaten voortbrengt op de werkvloer moeten we daar niet weghalen om er in een groot cenakel principiële debatten over te voeren.’
Anderzijds ziet hij ook een rol van denktank weggelegd voor de nieuwe structuur Hoofdstedelijke Gemeenschap van Brussel. ‘Dit orgaan moet in eerste instantie een rol krijgen als overlegplatform, voor het toelichten van gegevens en studies, voor het aanreiken van ideeën en het uitwisselen van inzichten, voor het nadenken over mogelijke richtingen om nieuwe vormen van samenwerking te ontwikkelen.’
Het bestaande overleg kan worden geïntensifieerd. ‘De bestaande overlegfora wat betreft de arbeidsmobiliteit kunnen gebundeld worden in een overkoepelend forum waarbij ook werkgevers en vakbonden worden betrokken.’ Dit zou mogelijkheden creëren om taalvereisten in vacatures waar mogelijk te versoepelen en initiatieven zoals het leren van het Nederlands op de werkvloer uit te breiden.
Wat het mobiliteitsbeleid betreft, is de grootste uitdaging het gezamenlijk ijveren voor voldoende financiering. De gouverneur pleit er ook voor om andere thema’s aan bod te laten komen zoals stadsdistributie, sluipverkeer en parkeerbeleid. Er liggen voor beide gewesten overigens ook kansen voor het grijpen als de toeristische strategie en promotie beter op elkaar worden afgestemd. De beleidsthema’s waar tegenstrijdige belangen spelen, zijn niet zomaar op te lossen door nieuwe structuren.
Op vlak van ruimtelijke ordening hoopt De Witte dat nieuwe overlegorganen die de afgelopen jaren werden opgericht, zoals het Informatiecentrum voor Ruimtelijke Ordening en het Territoriaal Ontwikkelingsprogramma voor de Noordrand, het nodige vertrouwen kunnen doen groeien om in een vroeg stadium een betere afstemming inzake beleid en planning mogelijk te maken. De aanpak van het vliegtuiglawaai blijft een ander heikel punt. Het overleg hierover vereist vooreerst ‘dat ieder op een correcte en eerlijke manier wil samenwerken en niet door eenzijdige maatregelen op een slinkse manier alle lasten op de buren af te wentelen’.
- Op 7 oktober 2014 hield Lodewijk De Witte de toespraak Vlaams-Brabant en Brussel. Autonomie vs. samenwerking. Lees hier de volledige tekst.
- In RandKrant van december 2014 publiceerden we een stand van zaken over de wisselwerking tussen de Rand en Brussel aan de hand van de studie Wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel van het Steunpunt Sociale Planning van de provincie Vlaams-Brabant (Filip De Maesschalck, Tine De Rijck, Vicky Heylen).