01 apr '15

Nog vele stappen te gaan

8358
door Luc Vanheerentals
Werkgeversorganisaties, vakbonden en milieubeweging zijn van oordeel dat er nog veel werk aan de winkel is om de uitdagingen van Rand en Brussel gezamenlijk aan te pakken.

Om politici en ambtenaren voor een betere samenwerking te sensibiliseren, namen ze de voorbije jaren diverse initiatieven. De werkgeversorganisaties lanceren in 2010 de Business Route 2018 for Metropolitan Brussels. Vakbonden, milieuverenigingen en middenstandsorganisaties richten naar aanleiding van de plannen voor diverse shoppingscentra het Interregionaal Platform voor een duurzame economische ontwikkeling op. De Brusselse stadsbeweging BRAL (Brusselse Raad voor het Leefmilieu) wil met het project Brussel aan de Rand het intergewestelijk overleg stimuleren en is eind 2014 betrokken bij Productive BXL. Hoe zien zij het verder evolueren?

SOCIAAL-ECONOMISCHE IMPULS

Met de Business Route 2018 for Metropoli­ tan Brussels willen vier werkgeversorganisaties – het nationale VBO, het Vlaamse VOKA, het Waalse UWE en het Brusselse BECI – de Brusselse en Vlaamse overheden overtuigen gezamenlijke initiatieven te nemen om de Brusselse Metropolitane Zone (Brussel-Halle-Vilvoorde en Waals-Brabant) een  sociaal-economische impuls te geven, internationale groeiniches zoals financiële diensten, ICT, life sciences en logistiek te stimuleren, en ‘een bruisende metropool’ te creëren die meer talent, toeristen en zakenlui kan aantrekken.

Volgens de werkgeversorganisaties laat de Brusselse metropool vooral in sectoren als transport, horeca, toerisme, handel en zakelijke diensten kansen liggen voor groei en jobs. In februari werden vier nieuwe speerpunten gelanceerd. Om de mobiliteit in de regio te verbeteren, pleiten ze voor de invoering van een kilometerheffing voor personenwagens. Ze willen een Kamer van Creativiteit om creativiteit en innovatie in het bedrijfsleven te stimuleren. Om het beleid op vlak van ruimtelijke ordening, mobiliteit, leefmilieu,…beter op elkaar af te stemmen, suggereren ze de oprichting van een Brussels Metropolitaan Observatorium dat voor de regio relevante gegevens verzamelt over ruimtegebruik, mobiliteit, wonen, werken, winkelen en recreatie. Om de jongerentewerkstelling te stimuleren, kondigen een twaalftal grote bedrijven aan te starten met een proefproject waarbij jongeren een stage van zes maanden aangeboden krijgen.

Ben Debognies (ACV): 'overleg tussen de gewesten over de geplande shoppingscentra blijft uit.'

Paul Hegge, directeur van VOKA Kamer van Koophandel Halle-Vilvoorde: ‘Over dit alles is er nood aan meer overleg tussen de gewesten. Ook de Rand moet hierin een stem krijgen. Probleem is dat we het over veel dingen niet eens zijn. Of dit overleg wordt georganiseerd in het kader van de metropolitane gemeenschap, zoals de jongste staatshervorming voorziet, of via bilateraal overleg is voor ons bijzaak zolang er maar resultaten geboekt worden. Bijvoorbeeld: het mobiliteitsprobleem in deze regio verstikt de economische ontwikkeling, toch verloopt het overleg over de grote ring rond Brussel, het BrabantNet, het GEN en een slimme kilometerheffing zeer moeizaam. Topoverleg over hoe de gemeenschappelijke ambities gerealiseerd kunnen worden, staat in zijn kinderschoenen. Op vlak van ruimtelijke ordening is de kloof met betrekking tot procedures, taal, jargon,…zo groot dat wij voor de komende vijf jaar enkel de uitwisseling van vergelijkbare data ambiëren. Inzake arbeidsmobiliteit zijn belangrijke stappen gezet, maar ook hier moeten we verdergaan. Wij denken aan de verdere uitbouw van de Airport Academy op Brussels Airport die werkzoekenden een vooropleiding aanbiedt en aan interregionale initiatieven rond het duaal leren met opleiding zowel op de schoolbanken als in bedrijven.’

AFSTEMMEN VAN REGELS

Ben Debognies, gewestsecretaris Halle-Vilvoorde voor de vakbond ACV, was enkele jaren terug nauw betrokken bij het Interregionaal Platform voor duurzame economische ontwik­keling, een initiatief naar aanleiding van de plannen voor grote shoppingscentra Uplace, NEO en Docks Bruxsel, op nauwelijks enkele kilometers van elkaar. Ondanks alle inspanningen slaagden Debognies en co er nooit in om hierover een ontmoeting tussen de minister-presidenten van Vlaanderen en Brussel te beleggen. ‘Ook vandaag blijft hierover overleg tussen de gewesten uit. Je hebt het gevoel dat politici vooral het project uit hun eigen regio gerealiseerd willen zien. Als al die projecten gerealiseerd worden, zullen er echter ook verliezers zijn, want er zal nooit voldoende vraag zijn om die drie projecten goed te laten draaien. Onze bezwaren tegen de realisatie hebben ook te maken met de vrees dat dit het mobiliteits- probleem in onze regio zal verergeren en dat heel wat tewerkstelling uit Brussel en andere stedelijke- en dorpskernen zal wegtrekken.’

Er is nog op andere vlakken meer overleg nodig. Debognies: ‘Bij de jongste staatshervorming zijn heel wat nieuwe bevoegdheden op vlak van tewerkstelling naar de gewesten gegaan, zoals tewerkstellingspremies, RSZ-kortingen, educatief verlof, … Overleg is nodig om te vermijden dat reglementeringen te veel uit elkaar groeien. Veertig procent van de bevolking van Halle-Vilvoorde werkt in Brussel. Als de reglementeringen te veel gaan verschillen, wordt dit voor werkgevers en werknemers heel ingewikkeld. Op de duur gaan bedrijven zich liever in een bepaald gewest vestigen of werknemers uit dat gewest willen aanwerven. Als de kinderbijslag te veel gaat verschillen zou dit een effect kunnen hebben op waar mensen gaan wonen. Een ander dossier dat meer overleg vereist, is huisvesting, zodat de verhuisbewegingen van Brussel naar de Rand beter opgevangen kunnen worden. Momenteel houdt Vlaanderen hiermee te weinig rekening. Op vlak van arbeidsmarktmobiliteit wordt goed samengewerkt, maar we kunnen verdergaan door jobs in Brussel aan te bieden aan werkzoekenden uit de Rand, die hier door taalproblemen moeilijk aan de bak komen.’

PLANNEN EFFECTIEF UITVOEREN

Joost Vandenbroele van BRAL heeft de indruk dat er tussen administraties in het Brusselse en het Vlaamse Gewest meer dan voorheen wordt samengewerkt. Zo is hij opgetogen over het Territoriaal Ontwikkelingsprogramma voor de Noordrand dat Ruimte Vlaanderen, Brussel Stedelijke Ontwikkeling en OVAM enkele maanden geleden hebben opgestart, waarbij de ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gebied bestudeerd wordt.

‘Bij de jongste staatshervorming zijn bevoegdheden naar de gewesten gegaan. Overleg is nodig om te vermijden dat reglementeringen te veel uit elkaar groeien.’

‘Dit is een voorzichtige stap in de goede richting. Hopelijk zullen enkele concrete voorstellen door de politici effectief worden uitgevoerd. Ook inzake mobiliteit wordt – ongetwijfeld omwille van de ernst van het probleem – het water stilaan minder diep. De samenwerking rond de aanleg van fietssnelwegen is zeer positief. De aansluiting van de tramlijnen die De Lijn in Vlaams-Brabant plant op het Brussels vervoersnet moet nog beter. Concurrentie zal in een aantal dossiers blijven meespelen, maar in de toekomst moet daar op een constructieve manier mee worden omgegaan. Er moeten politieke afspraken worden gemaakt op de lange termijn.’ Vandenbroele wijst ook op het feit dat de Brusselse Regering, na het overleg eind vorig jaar tussen de minister- presidenten Vervoort (PS) en Bourgeois (N-VA), haar verzet tegen de uitbreiding van de grote ring wat heeft gemilderd.

Recent pakte BRAL, samen met de Bond Beter Leefmilieu en Architecture Workroom Brussels, uit met het project Productive BXL dat zich focust op de link tussen economische bedrijvigheid en mobiliteit. Zo is er het fenomeen van de voormalige industriële wijken waar de nijverheid steeds meer plaats ruimt voor woningen. Om de mobiliteitsstromen te beperken pleiten BRAL en co ervoor om hier toch zo veel mogelijk productieactiviteiten te behouden en uit te bouwen. Nieuwe bedrijvenzones moeten ook beter en kwalitatiever geïntegreerd worden in het stedelijk weefsel. Ze bepleiten hierbij bijvoorbeeld voor een betere aantakking van ‘de thans ongelooflijk saaie en monofunctionele bedrijventerreinen’ in Groot-Bijgaarden en Zellik met de omliggende woonwijken. Het aanbod van openbaar vervoer naar het centrum moet globaal genomen beter. Vooral langs steenwegen is er nood aan een nieuwe strategie voor het openbaar vervoer en de inbedding van productieactiviteiten.