Meten is weten
Het inventarisatieseizoen is volop aan de gang. Elk jaar begin ik vanaf de tweede helft van april of de eerste helft van mei aan een rondje planten en dieren observeren en tellen. Dat duurt tot een eind in september of zelfs oktober.
Dat doe ik zowel in officiële natuurgebieden als op wat informelere plaatsen waar interessante natuur aanwezig is. Of het kan gaan om bedrijvenzones en particuliere tuinen, waar een ecologische aanleg in het verschiet ligt en waar ik naga welke natuur er al is zodat daarop kan worden verder gewerkt om de lokale biodiversiteit te vergroten.
De ervaring leert mij dat planten en enkele insectengroepen de meest relevante informatie opleveren. Planten vormen nu eenmaal de basis van de voedselpiramide, en de ervan afhangende insecten geven een goed beeld van de opbouw van het plaatselijke natuurnetwerk. Tegelijk ben ik getuige van heel wat processen en gebeurtenissen waar die organismen bij betrokken zijn. Het geeft bijkomende inzichten in hun leefwereld en het levert telkens weer verrassende gegevens op die de natuur zo mooi maken.
Als je de inventarisatiegegevens jaar na jaar vergelijkt, zie je verschuivingen in aantallen dieren en planten en in aantallen soorten. Als je daar dan ook nog eens de gevolgen van een specifiek beheer en de kenmerken van een seizoen (nat, droog, koud, warm,...) tegenover zet, heb je een redelijk beeld van de actuele en potentiële natuurontwikkeling in een bepaald gebied.
Zo krijg ik inzichten over wat zich daar afspeelt en waarom. Die helpen om een beter beheer uit te kienen of om een betere ecologische aanleg van een tuin of bedrijfszone uit te tekenen. En daar kan de biodiversiteit hopelijk zijn voordeel mee doen. Hoe meer soorten dieren en planten, hoe boeiender en rijker de betreffende leefgemeenschap.