01 nov '14

Het kleinste vogeltje zien

9871
door Herman Dierickx
Vogelspotters of vogeltellers, een vreemde hobby? Toch niet, een kleine twintig mensen in de Rand houden regelmatig alle bewegingen van vogels op hun trektocht naar andere windstreken in de gaten en zien op die manier van dichtbij het milieu veranderen.

De vogeltellers beschikken zonder uitzondering over twee scherpe zintuigen: ogen en oren. Ze speuren het luchtruim af en zetten hun gehoor op scherp om al wat passeert te noteren. Het vraagt veel concentratie en inzet. Onlangs werd op de oude oefenrenbaan van Groenendaal een vogeltelplatform gebouwd om de trektocht van vogels te analyseren. We ontmoeten er Edwin Rooselaer en zoon Landelijn, regelmatige en ervaren vogeltellers uit de Rand.

‘Mijn vader telde gedisciplineerd en fanatiek vogels. Menigmaal ging ik niet naar school omdat er, volgens mijn vader, belangrijkere telactiviteiten waren’, lacht Edwin Rooselaer. ‘Mijn zonen Jan (26) en Landelijn (15) hebben het virus ook te pakken. Ik zal hen nooit forceren om vogels te tellen of te ringen, maar als ze het willen, vind ik dat prima natuurlijk.' Intussen heeft Rooselaer zijn interessegebied uitgebreid naar planten en insecten en is hij natuurfotograaf. ‘Dat komt allemaal van pas bij de natuurwandelingen die ik begeleid. Met mijn kennis kan ik de mensen wat goede raad of tips geven en wijzen op mogelijke problemen met het milieu.’ Rooselaer is zelfstandig timmerman waardoor hij zelf kan bepalen hoeveel tijd hij in zijn hobby steekt. Dat blijkt veel tijd te zijn. ‘Gelukkig is mijn vrouw ook geïnteresseerd in vogels, natuur en fotografie.’

SPECIALE GEVALLEN

‘Binnenkort komt de trek van leeuweriken op gang. Zij vliegen ’s nachts. Dan moet ik om 18 uur de vangnetten opstellen, ga enkele uur- tjes slapen om daarna de vogels te kunnen ringen. Een werk van vele uren.’ Maar dat is niet alles. 'De vangplaats moet ik goed onderhouden: maaien, struiken snoeien, materiaal herstellen, het weer in het oog houden, noem maar op. In de winter zorg ik ervoor dat de vogels voldoende voedsel hebben. Per winter jagen we er toch bijna tweehonderd kilo voedsel door. Een groot deel daarvan koop ik zelf, de rest mag ik ophalen bij een bevriende dierenhandelaar. Al het materiaal om te ringen moet ik zelf kopen.’ Gebeten, zo kun je Edwin en Landelijn omschrijven. Het kleinste vogeltje dat passeert, hebben ze opgemerkt en kunnen ze benoemen.

Tussen 2000 en dit jaar ringden Rooselaer en zijn makkers niet minder dan 95 vogelsoorten en meer dan 45.000 exemplaren. Van 1 januari tot nu hadden ze 40 soorten en 4.210 exemplaren in de netten. Duizelingwekkende aantallen.

Hebben ze de laatste tijd speciale vogels gespot? ‘Onlangs hebben we een woudaapje geringd. We hebben ook een koolmees uit Litouwen gehad. En er zat eens een bokje en een ortolaan in de netten. Dit jaar vingen we al zeven draaihalzen. We stellen ook vast dat de veldleeuweriken tegenwoordig veel misgroeiingen hebben. Zit de kernramp in Tsjernobyl daar nog voor iets tussen of heeft dat andere oorzaken? Ons werk past in een Europese samenwerking waarbij alle ringgegevens gecentraliseerd worden en we trends kunnen waarnemen, invasies documenteren, de weersafhankelijkheid bekijken, enzovoort.’

TRENDS

‘Halsbandparkieten of nijlganzen nemen hand over hand toe. Ze nemen de plaats in van soorten die hier al lang zijn, zoals holenduiven en spechten. Duidelijk is ook dat het aantal akkervogels drastisch is gedaald. De monocultuur van maïs in onze landbouwgebieden is nefast voor de meeste soorten. Kraaiachtigen en houtduiven vinden dat dan weer net heel interessante fourageerplaatsen. Daardoor is het evenwicht verstoord. De toegenomen bebouwing en versnippering van leefgebieden in de Rand zijn acute problemen. Het aantal soorten blijft dan ook dalen.’

Vogelstellers uit Dilbeek, Wemmel, Grimbergen, Meise, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw volgen vanuit enkele vaste standplaatsen het reilen en zeilen van de vogels. Na jaren telwerk kunnen ze hun gegevens vergelijken en nagaan hoe de vogelwereld het stelt. Op basis van tellingen schatten wetenschappers de evolutie van het vogelbestand in. Ze doen aanbevelingen om bepaalde vogels beter te beschermen. ‘De wetenschappelijke invalshoek vind ik belangrijk; het maakt ons werk nuttig. Je leert nauwkeurig te werken en veel geduld te hebben.’ Als uitsmijter nog enkele cijfers: tussen 2000 en dit jaar ringden Rooselaer en zijn makkers niet minder dan 95 vogelsoorten en meer dan 45.000 exemplaren. Van 1 januari tot nu hadden ze 40 soorten en 4.210 exemplaren in de netten. Duizelingwekkende aantallen.