Tuinprincipe 2
Veruit de beste plantmaand voor bomen en struiken is december. Die maand ligt echter achter ons, en als het niet te koud, te nat of te droog is, kan je alsnog planten tot ergens begin maart. Het geeft je nog de tijd om je siertuin af te schermen tegen de noordenwind. Dat kan je doen door een min of meer gesloten omheining te plaatsen, of nog beter door levende struiken. Als je bijvoorbeeld een keur aan wilde vormen – dus geen cultivars – van sleedoorn, meidoorn, hondsroos, rode kornoelje, veldesdoorn, vlier of hazelaar in een voldoende maar niet té dicht verband plant op de noordgrens van je perceel, dan heb je een goede ingreep gedaan.
Die niet te fel gekortwiekte haag of houtkant sluit immers de noordenwind af en zorgt het hele jaar voor een warm microklimaat. Vooral in de lente en de herfst is dat een opsteker voor de planten en dieren die daar leven. De flauwe zon van die seizoenen is dan toch nog in staat om het leven van insecten en andere ongewervelden, zoals spinnen, te veraangenamen. En de planten gaan zich in de lente makkelijker ontwikkelen zodat ze sneller voedsel leveren voor de soorten die er afhankelijk van zijn. Aangezien het bodemleven mee opwarmt, zullen ook die soorten zich sneller beginnen te ontwikkelen. Als er nog een poel in de buurt ligt, komt ook de watergemeenschap sneller in beweging. Het uiteindelijke resultaat is een goede start in de lente. Daardoor zal het aantal soorten stijgen waardoor het geheel klimaatrobuuster wordt. Dan kan alles tegen een klimaatstootje en is de kans op soortenverlies kleiner. Waarvoor een wintermaand al niet goed kan zijn.