‘Toenemend risico
op overstromingen’
Ook de provincie Vlaams-Brabant wordt geconfronteerd met tal van aan water gerelateerde problemen, zoals wateroverlast, lage grondwaterstand en slechte waterkwaliteit in de rivieren. De klimaatopwarming gaat gepaard met frequentere hevige weersomstandigheden waardoor het risico op overstromingen en lange droogteperiodes in de toekomst zal toenemen. Als gevolg van de hoge verhardingsgraad en beperkte ruimte voor waterberging is het risico op overstromingen in de Vlaamse Rand hoger dan elders in de provincie. Daarom zijn er volgens gouverneur Lodewijk De Witte extra inspanningen nodig.
OVERSTROMINGSGEVAAR NIET GEWEKEN
‘De Vlaamse Milieumaatschappij verwacht voor Vlaanderen dat in 2100 grotere rivieren een derde en kleine rivieren dubbel zo vaak het kritisch waterpeil zullen bereiken of overschrijden. Het aandeel gebouwen dat kan overstromen, stijgt van 25 naar 41%. Tegen 2050 wordt een toename van overstromingsschade voorspeld met 50%. Vandaag valt er al 13% meer neerslag dan bij het begin van de metingen in 1833’, aldus De Witte. In de Vlaamse Rand manifesteert deze evolutie zich volop. Ondanks de investeringen in onder meer bufferbekkens worden Sint-Pieters-Leeuw (Zuunbeek), Beersel (Molenbeek), Wemmel en Grimbergen (Maalbeek), Merchtem (Grote en Kleine Molenbeek), Machelen (Woluwe),… vaker geconfronteerd met overstromingen. In de periode 20112018 werd om die reden in Vlaams-Brabant liefst zestien keer een alarmfase afgekondigd.
overstromingen heeft vooreerst te maken met de dichte bebouwing, die zich vaak dicht bij de waterlopen situeert. Hierdoor is niet alleen het overstromingsrisico groter, maar is er minder plaats voor gebieden waar men water kan bergen. Daarnaast is er de hoge verhardingsgraad waardoor water bij neerslag minder in de bodem dringt en sneller afloopt richting waterloop. ‘In Vlaams-Brabant is 14,55% van de oppervlakte verhard, een halve procent meer dan gemiddeld in Vlaanderen. In de Vlaamse Rand ligt dit percentage nog hoger.’ Het risico op erosie is, op enkele uitzonderingen na, in elke randgemeente ‘sterk’, in Asse en Overijse zelfs ‘zeer sterk’.
NOG VIJFTIG JAAR
De provincie heeft de afgelopen decennia, in samenwerking met anderen, op tal van locaties bufferbekkens aangelegd die bij zware neerslag erger voorkomen. ‘Gronden laten overstromen, is niet evident wanneer de rivier vervuild is, zeker als het gaat om landbouw- of natuurgebied. Langs de Zuunbeek in Sint-Pieters-Leeuw bijvoorbeeld zijn er mogelijkheden voor de aanleg van wachtbekkens, maar zullen er eerst nog rioleringswerken uitgevoerd moeten worden om de waterkwaliteit te verbeteren. Vaak spelen ook grote financiële belangen mee. In Lembeek bijvoorbeeld hebben we door een grondruil van bedrijventerreinen een circa 6 ha groen terrein kunnen verwerven als overstromingsgebied.’
Ook inzake erosiebestrijding is er de afgelopen jaren in Vlaams-Brabant heel wat gebeurd. Zo maakten bijna alle betrokken gemeenten een erosiebestrijdingsplan op. De provincie wierf erosiebestrijdingscoördinatoren aan die gemeenten bijstaan en landbouwers sensibiliseren gronden optimaal te bewerken. Naast 75% subsidie via het Vlaamse Erosiebesluit kent ook de provincie subsidies (15% met een maximum van 15.000 euro) toe voor investeringen. Tot nog toe werden 62 projecten gerealiseerd. De Witte begrijpt echter niet waarom zo’n zware administratieve verplichtingen worden opgelegd voor simpele maatregelen zoals de aanleg van een poel of houthakseldam. Hij verwijst hierbij naar een project in Sint-Genesius-Rode ‘waar iedereen achter stond’, maar het verkrijgen van een vergunning lang aansleepte. ‘Aan het huidige ritme duurt het nog vijftig jaar om alle knelpunten op te lossen, zegt onze dienst Waterlopen. Rekening houdend met de te verwachten hevige onweders en intensere regenbuien valt te vrezen dat dit nog zal toenemen.’
MEER ACTIE NODIG
Volgens de gouverneur zal er nog veel meer moeten gebeuren om het overstromingsrisico in de toekomst in te dijken. Zo moeten we door ontharding het water meer in de grond laten dringen. Dit beperkt niet alleen de hoeveelheid afstromend water, maar komt ook de grondwaterstand ten goede. Om een reële impact te hebben zal de ontharding op een voldoende grote schaal moeten gebeuren. Hij pleit voor maatregelen om de verhardingsgraad in Vlaams-Brabant op tien jaar tijd te verminderen van 14,5 naar 13,5%. Het gaat hier in totaal om 2.106 ha of gemiddeld 32 ha per gemeente. Wat er vanaf nu bijkomt aan verharding voor nieuwbouw en dergelijke moet elders worden gecompenseerd.
Ook huishoudens kunnen volgens De Witte bijdragen tot een oplossing door regenwater op te vangen in regenputten voor hergebruik in bijvoorbeeld toiletten of infiltratie in de tuin. Zo is voor de helft van het huishoudelijk watergebruik geen drinkwater nodig, terwijl dit in de praktijk slechts voor 10% gebeurt. De provinciale hemelwaterverordening, die bij nieuwbouw of verbouwing de aanleg van een regenwaterput verplicht, moet worden aangevuld met minimumnormen voor duurzaam watergebruik en verharding. ‘Waar mogelijk dient het regenwater afgekoppeld van de riolering.’ Om dit te controleren pleit de gouverneur ervoor om, naar analogie met energieprestatiecertificaten, ook voor de omgang met water een certificaat op te maken.
‘Aan het huidige ritme zal het nog vijftig jaar duren om alle knelpunten op te lossen.’
Net als ontharding is beperking van het gebruik van leidingwater door huishoudens een van de maatregelen die bijdraagt tot een goede grondwaterstand. Deze is momenteel als gevolg van de langdurige droogte tijdens de voorbije zomer (het grootste aantal dagen zonder regen sinds 1833) bijzonder laag. ‘Het waterpeil bevindt zich voor deze periode van het jaar op het laagste niveau in tien jaar. Op alle plekken in de Vlaamse Rand waar het grondwater wordt gemeten, staat het zeer laag.’ Klimaatspecialisten voorspellen nog meer zomerdroogtes. Als de toegenomen winterneerslag niet meer voldoende is om de afnemende neerslag in de zomer te compenseren, zal het watertekort alsmaar groter worden.
WATERKWALITEIT RIVIEREN
De Europese kaderrichtlijn Water uit 2000 legt op dat alle waterlopen tegen 2015 minstens het label ‘goed’ moesten hebben. ‘Daar hebben we tot nu toe bedroevend weinig van terecht gebracht. Geen enkele waterloop in Vlaanderen heeft dit streefdoel tot dusver gehaald. We kregen een verlenging tot 2027, maar als we verder doen zoals nu, vrees ik dat we ook die limiet niet zullen halen.’ Precies dankzij de verstedelijking, waardoor de riolerings- en zuiveringsgraad hoger is, doet de Rand het op dat vlak beter, maar ook hier scoort geen enkele waterloop goed. Er is in Vlaams-Brabant overigens nog veel werk aan de winkel, want 21% van het huishoudelijk afvalwater komt nog ongezuiverd in de waterlopen terecht. 15% door het ontbreken van een riolering, 6% omdat de riolering niet aansluit op een zuiveringsinstallatie. Deze installaties werken overigens efficiënter naarmate het afvalwater minder verdund is door regenwater.
‘Het waterbeleid heeft de laatste decennia een hele weg afgelegd. We zijn beter beschermd tegen overstromingen, de zuiveringsgraad van het huishoudelijk afvalwater steeg, de waterkwaliteit nam toe, het waterverbruik in onze industrie werd efficiënter. Er is echter nog een hele weg te gaan en de klimaatverandering maakt het watervraagstuk zwaarder en ingewikkelder. Om ons veerkrachtiger te maken tegen zowel droogte als wateroverlast zullen we de krachten moeten bundelen. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid, want in de aanpak speelt zowel het ruimtelijk ordenings- en vergunningenbeleid, het waterbeheer, de versnelde investering in riolering en waterzuivering, inspanningen voor hergebruik van water in industrie, kantoren en handel, een watervriendelijke landbouw een rol. Ook op het vlak van de huishoudens is er nog heel wat vooruitgang te boeken op vlak van waterzuinigheid, regenwateropvang en infiltratie.
Dit artikel vindt zijn inspiratie in de toespraak Te nat, te droog² die provinciegouverneur Lodewijk De Witte in februari hield voor de provincieraad van Vlaams-Brabant. Wie de volledige toespraak wil lezen: www.vlaamsbrabant.be