01 sep '20

De stromen naar de stad

10129
door Koen Demarsin
De aantrekkingskracht van een stad valt af te lezen in haar wegen. Soms komen ze van ver, soms van dichtbij. Soms botst de stad op de invloed van andere steden. Tot waar reikt(e) de invloed van Brussel?

Door naar straatnamen te kijken, komen we al een heel eind. Ze geven ons een blik op de menselijke stromen naar de stad.

29 kilometer te voet

In Nieuwenhove bij Geraardsbergen in Oost-Vlaanderen loopt een asfaltbaantje door het land, een eenvoudige verbinding tussen twee straten met aan weerskanten velden. Zoals vele wegen in de buurt is het een goed pad voor wandelaars of fietsers. Voor zwaarder verkeer is het ongeschikt. Het valt niet meteen op, maar toch is deze bescheiden weg anders. Ze draagt namelijk een druk verleden met zich mee. De straat loopt van oost naar west. Haar naam: Oude Brusselstraat. Dit is de vroegere verbindingsstraat naar de hoofdstad, op bijna 29 km van de Brusselse Grote Markt. Voorbij het kruispunt met de Krepelstraat in het oosten verandert de weg al snel in een aarden weg. Te voet wandelen naar de stad kan er nog net.

Ooit was de weg druk belopen. Even verder in Neigem verwijst de naam Brusselseheerweg naar een verleden van reizigers die deze hoofdweg gebruikten om van stad naar stad te reizen. Net over de provinciegrens in Gooik blijft de geschiedenis de bochtige weg volgen. Zijn naam verandert in de Drie Egyptenweg, genoemd naar de afspanning uit de 16e eeuw die de bedevaarders op weg naar de nabijgelegen woestijnkapel onderdak en een maaltijd bood. De Sint-Jakobsschelp bij de toegangsdeur van de kapel wijst op een nog groter belang. Ze was naast een bijzondere plek gewijd aan het Heilig Kruis ook een halte op de pelgrimsroute vanuit Brussel naar Compostella. Zo’n 500 jaar geleden was deze plaats heel wat drukker bezocht dan nu. De weg voert verder tot de markt van Sint-Kwintens-Lennik waar andere wegen uit omliggende gemeenten, zoals Pamel of uit het zuiden van het Pajottenland, hem vervoegen. Vanaf hier is de weg drukker en langs deze doorgangsbaan wijkt het land steeds nadrukkelijker voor kleinhandel en bewoning. Steeds groter is de baan die voorbij Lennik nog Brusselsestraat heet en als de stad dichterbij komt in Lenniksebaan verandert. Waar de oude Postweg zich bij de baan voegt, is ze nog nauwelijks herkenbaar in het voorstedelijke weefsel van het Erasmusziekenhuis in Anderlecht. Voorbij de R0, de grote ringsnelweg die deze oude verkeersader doorsnijdt, bestaat ze enkel nog in naam om dan op te lossen in de straten van de voorstad.

STROMEN

Reizen naar Brussel langs wegen als deze heeft iets van varen op een rivier. Deze wegen zoeken organisch maar gericht hun doel. Het begint met een kabbelende zijweg en de lange reis voert langs kronkelende wegen die samenkomen en aanzwellen tot aan de monding: Brussel binnen de stadsring. Zo brachten nog tot minder dan een eeuw geleden vele stromen uit alle windstrekenhun reizigers en goederen naar het gejoel van de markten en de drukbelopen straten van de stad. Brussel was aan het einde van de middeleeuwen niet alleen de grootste stad van het hertogdom Brabant geworden, maar ook de eeuwen nadien groeiden haar bestuurlijke, culturele en economische belangen.

Reizen naar Brussel langs wegen als deze heeft iets van varen op een rivier.

Vanuit de lucht bekeken lijkt het wegennet rond Brussel op één groot web waarvan de draden vanuit alle richtingen naar de stad toelopen. De stad was via de Vlaamse Steenweg, de Vlaamse Poort en de Gentsesteenweg verbonden met Aalst en Gent in het westen. Naar het oosten vertrekt de Leuvenseweg bijna van aan het koor van de Sint-Goedelekathedraal en voert over de Leuvensesteenweg over de Brusselsesteenweg en de Brusselsestraat naar de Sint-Pieterskerk in Leuven, rechttoe rechtaan, van hoofdkerk naar hoofdkerk. De Naamsestraat vertrekt vanop het Koningsplein en neemt haar lange beloop tot Namen. Zo zijn niet alleen de omliggende dorpen, maar ook de omliggende steden met Brussel verbonden, en maken ze allen deel uit van een groot weefsel van aaneengeschakelde kernen, allen met een eigen aantrekkingskracht.

Middelpunt

Brusselbaantje, Oude Brusselbaan, Chaussée de Bruxelles,… Hoe ver reikte de oude aantrekkingskracht van Brussel? Hoe groot was haar hinterland? Of nog: hoe ver duurt het tot de straten naar Brussel verwijzen en tot waar dachten mensen eraan om naar Brussel te gaan? Want wegen die naar Brussel verwijzen, zeggen iets over de invloed van de stad.

Zes uur duurt het om te voet van Nieuwenhove naar de Grote Markt te lopen. Brussel lag mentaal een dagreis ver, een belangrijke grens voor bepakte reizigers en handelaars die met traag vervoer hun weg zochten. Een dagreis te voet is ook de afstand van stad tot stad. Niet toevallig liggen oude centra zo’n 25-tal kilometer van elkaar verwijderd. Vanuit dorpen als Sint-PietersLeeuw of Nederokkerzeel wezen straten de goede richting uit. Grote dorpen of steden, vaak met een markt, maakten duidelijk dat je halfweg was. Merchtem, Asse, Lennik, Halle, Waterloo, Overijse, Kortenberg en Vilvoorde liggen in de helft, vaak zo’n 13 tot 15 kilometer buiten de stad. Samen vormen ze een denkbeeldige ring. Binnen deze cirkel was het contact tussen de stad en de omliggende dorpen steeds intens. Boeren bereikten vlot de markt en reizigers raakten op een dag heen en terug. De Brusselse instellingen, zoals kloosters en welgestelden hadden er ook vaak bezittingen. Buiten deze ring nam dit contact gevoelig af. 

Hinterland

Toch ziet het gebied waar de invloed van Brussel groot was er niet overal hetzelfde uit. Tot ver over de Oost-Vlaamse grens, in Waals-Brabant, Namen en Henegouwen herinneren wegen aan de hoofdstad, maar in het noorden en het oosten van Vlaams-Brabant zelf komen ze veel minder terug. Dat heeft zo zijn redenen. Het Pajottenland, de zuidelijke Zennevallei en het noorden van Wallonië waren meer op Brussel aangewezen, want echte grotere steden ontbreken hier nagenoeg. Dat was anders ten noorden en ten oosten van de stad, waar op korte afstand Leuven en Mechelen liggen die de invloed van Brussel een stuk inperkten.

De herinnering aan de stad in de straatnamen is er alvast minder bewaard gebleven. Van verwijzingen naar Brussel is er voorbij deze twee steden bijna geen spoor. Dat is anders dan in het westen en het zuiden, waar steden als Aalst, Halle en Nijvel slechts tussenstops lijken op de wegen naar grotere steden. De verwijzingen naar Brussel lopen door tot Gent, Bergen, Charleroi en Namen, die alle vier zo’n 50 tot 60 kilometer van Brussel liggen. Het hinterland van Brussel reikt daardoor verder in het zuiden en westen, terwijl de stad sneller op haar grenzen botste in het drukkere en meer bevolkte noorden en het oosten van het oude hertogdom Brabant, waarvan ze niet alleen deel uitmaakte, maar tijdens de late middeleeuwen ook de feitelijke hoofdstad werd.

Graan uit het zuiden

Wanneer die wegen ontstaan zijn, is vaak moeilijk te zeggen. ‘Er is weinig geweten over het ontstaan en gebruik van wegen tussen de geplande banen uit de Romeinse periode zo’n 2.000 jaar geleden en die van de Oostenrijkers uit de 18e eeuw’, zegt Bram Vannieuwenhuyze, die als docent historische cartografie onderzoek deed naar de Brusselse invalswegen. ‘Soms biedt de geschiedenis wel een verklaring voor het bestaan van bepaalde wegen. Zo waren de graafschappen Artesië en Henegouwen tijdens de middeleeuwen belangrijk voor de bevoorrading van graan in Brussel, maar ook van bijvoorbeeld Gent.

Vanuit de lucht bekeken lijkt het wegennet rond Brussel op één groot web waarvan de draden vanuit alle richtingen naar de stad toelopen.

Het valt ook op dat alle plekken in Brussel waar graan werd bewaard, in het zuiden van de stad liggen. En dan zijn er nog de banden met de oude steden uit het hertogdom Brabant. Sommige wegen zijn daarop terug te voeren, zoals de Leuvenseweg of een oude weg naar Nijvel die ook in de buurt van de Sint-Goedelekathedraal vertrok en door het huidige Warandepark liep, maar nu niet meer bestaat.’

Stratenweb

Toen de Oostenrijkse heersers in de loop van 18e eeuw in onze streek het gezag bepaalden, bevestigden ze het belang van Brussel als centraal knooppunt in de Zuidelijke Nederlanden. Van hieruit sponnen ze met hun efficiënte en mooie steenwegen een nieuw, maar groter stratenweb doorheen het land. Ze passeerden, doorsneden of negeerden oude wegen naar Brussel en brachten de stad dichterbij. De kaarsrechte straten van Brussel leidden naar Gent, Namen, Antwerpen of Doornik. Zo kondigden de steenwegen de moderne tijd aan. De snelwegen van de 20e eeuw volgen hetzelfde principe en verbinden grote stedelijke agglomeraties met elkaar. Maar wat bleef, is het centrum: Brussel met zijn drukke ring als spil in dit nieuwe grote vervoersweb. Van Antwerpen tot Bergen en van Oostende tot Luik of Aarlen: van overal leiden nu wegen naar Brussel. 

Over nog eens 500 jaar hebben ook deze snelwegen wellicht hun nut verloren en zijn namen als E40 en R0 slechts vage herinneringen, net zoals de Brusselse Heerweg en de Woestijnkapel vandaag.


 Vraag aan de lezers: Is er een weg of plaats in jouw buurt die naar Brussel genoemd wordt? Dit kan zowel in de officiële benaming als in de volksmond zijn. Stuur antwoorden, of deel bedenkingen op de facebook-pagina van RandKrant. Auteur Koen Demarsin vult aan of geeft antwoorden.

Plaatsen en straten die naar Brussel genoemd zijn.

De wegen (gereconstrueerd) die naar Brussel liepen.

De denkbeeldige 15-kilometercirkel waarbinnen de contacten tussen Brussel en het ommeland intens waren.




 


Literatuur

Vannieuwenhuyze, Bram. 2013. 'Alle wegen leiden naar Brussel. Bestemmingstoponymie als kapstok voor de studie van het historische wegennet', in Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie, LXXXV, 2013, Pp 195-270.

Interviews en mondelinge bronnen

Bram Vannieuwenhuyze, 2 maart 2020