01 feb '20

Van lelijk eendje
naar moederskindje

3236
door Herman Dierickx
Met Mechelen, Leuven, Halle en Aalst liggen er in elke windrichting vier – elk op zijn eigen manier – interessante steden aan de rand van de Rand. Deze keer gaan we op verkenning naar Mechelen, meer dan een uitstap waard.

Exact veertig jaar geleden verliet ik het ouderlijk huis in Wolvertem om in Mechelen te gaan wonen. Dan woonde ik dicht bij mijn werk en bij een aantal vrienden met wie ik graag optrok. Tegelijk hoefde ik maar tien minuutjes te stappen tot bij mijn saxofoonleraar, de onvolprezen en intussen wijlen John Ruocco. Niets dan voordelen. Of toch niet? Want je moest er de groezelige stad van toen er wel voor lief bijnemen. Het was de tijd dat Mechelen op sommige plaatsen echt verloederd en verpauperd was. Het was de tijd dat de stad een gevoel van somberte en uitzichtloosheid uitstraalde. Enige gezelligheid was ver te zoeken. Maar tijden veranderen. En hoe.

Ondertussen is Mechelen opnieuw uitgegroeid tot een aangename stad waar veel te doen is en natuurlijk blijft die enorme geschiedenis erg tastbaar in het stadsbeeld. Vanuit de Rand is Mechelen trouwens helemaal niet ver. Mocht je Mechelen niet zo goed kennen, vandaag raad ik de stad volmondig aan als te ontdekken. Wat een metamorfose!

Natuur in de stad

Het is niet overdreven om Mechelen een natuurstad te noemen. Als je de ruime omgeving neemt, kom je in contact met een keur aan interessante natuurgebieden en natuurplekjes. Binnen de stadsring vind je daar al een voorsmaakje van, want intussen zijn al ettelijke, overdekte vlieten en vlietjes – kleine waterloopjes als het ware – opengelegd. De Dijle kreeg als eerste zo’n facelift. Daarna volgde het openleggen van niet minder dan acht vlietjes, wat meteen voor een ‘watergevoel’ zorgt. In combinatie met de Dijle is een deel van het blauwe netwerk dus mooi opgewaardeerd. Daarvan vind je voorbeelden aan de Oude en de Nieuwe Melaan, de Zandpoortvest, de Keldermansvest, de Zoutwerf en de Botermarkt. Er had meer ruimte voor natuur bij gemogen (kijk bijvoorbeeld naar de ‘harde’ loop van de Lange Heergracht), maar samen met het wandelpad aan de Binnen-Dijle zijn het fijne plaatsen om rustig te verpozen. In de binnenstad liggen trouwens veel stadstuinen en parken, sommige zelfs nog in aanbouw.

Groene natuur vind je onder meer ook nog in het Vrijbroekpark, een van de beste provinciale parken van het land, het Mechels Broek, de Barebeekvallei, den Battelaar en het Zennegat, het Fort van Walem. Met de naburige gemeenten heeft Mechelen de ambitie om een heus Nationaal Park op te richten.

Cultuur en geschiedenis

De bouw van een platform bovenop de Sint-Romboutstoren is een toeristische voltreffer. Veel mensen zijn onder de indruk van het fenomenale uitzicht. Ze combineren dat met een passage aan het Klein en Groot Begijnhof en het Gerechtshof. Plaatsen met een uitgesproken verleden, waar je nog de sfeer van weleer inademt. Maar wat dan te denken van het Stadhuis, het Postgebouw of de Vleeshalle? En recenter nog: de tuin van schilder Rik Wouters? Voeg daar de gerestaureerde bibliotheek, het Hof van Busleyden, de Kazerne Dossin en het speelgoedmuseum aan toe en je weet wat te doen.

Sinds kort is Mechelen ook een fietsstad. De volledige binnenstad is in de eerste plaats gereserveerd voor de zwakke weggebruiker. Het was ooit anders… De omgeving van het station staat nu al vele jaren in de steigers, maar op een dag zal ook daar wel een einde aan komen. Dan arriveer je met de trein en begin je best daar een bezoek aan Mechelen. Onderweg passeer je niet minder dan acht stevig gerestaureerde kerken en de stiltetuin van het Aartsbisschoppelijk Paleis. Buitenlanders zijn zonder uitzondering gecharmeerd door zoveel moois en alles bevindt zich op wandel- of fietsafstand.

Is Mechelen perfect? Verre van, maar het gevoel van bewondering en verwondering overheerst. Ook dat was ooit anders… De gedaanteverwisseling ten opzichte van veertig jaar geleden is ingrijpend. Zowat alles wat toen wrevel opwekte, is zo goed als verdwenen of verbeterd. Dé vastgoedmiskleun van de voorbije decennia wil ik je echter niet onthouden: de Plas van Hombeek, het project Waterberg. Dat zal je gegarandeerd zwaar op de maag liggen, maar het zal onherroepelijk gerealiseerd worden. Het blijft zonde dat zo’n mooie locatie vakkundig om zeep wordt geholpen. En zeggen dat alles begon vanuit de nood aan meer infrastructuur voor de plaatselijke hockeyclub, met dank aan de Red Lions, terwijl een nieuw opgetrokken gebouw voor de jeugd van Hombeek als glijmiddel moest dienen om de bittere pil te helpen verteren. Samen met de enorme schuld die de stad heeft opgebouwd om al het vermelde fraais te realiseren, is dat de belangrijkste kritiek, maar daar merk je uiteraard weinig van als je door de binnenstad kuiert.