En de Vlaming,
hij bouwde voort
Natuurlijk is er een duidelijke en snelle bevolkingsaangroei in de Rand die tot bijkomende woningbouw noopt. We weten dat Vilvoorde de snelst groeiende stad van Vlaanderen is. Extra woningvoorziening is dus nodig. Maar er is een maar. En die gaat over waar en hoe die nieuwe gebouwen worden ingeplant. Je zou denken dat we met onze erfenis uit het verleden, waarin een slechte ruimtelijke ordening ons handelsmerk was, met onze huidige kennis, met een bouwmeester als waakhond bij de realisatie van vooral overheidsgebouwen, beter zouden moeten weten. Pakt dat even anders uit.
HOE HET NIET MOET
Drie voorbeelden illustreren onze verbazing: de dorpskom van Brussegem in Merchtem, van Meuzegem in Meise en de omgeving van de Sint-Gertrudismolen in Dilbeek. Ze zijn exemplarisch voor deze problematiek van wanorde. Draaien we de klok even dertig jaar terug. Deze dorpen getuigden toen van een landelijkheid en kwaliteitsvolle open ruimte, waar je nu alleen maar jaloers op kan zijn. De echte dorpskom was nog redelijk goed afgebakend. Intussen zijn ze alle drie verworden tot lelijke straatdorpen. De kerken, die nog allemaal in het midden van het dorp liggen, staan er wat verweesd bij. Errond zijn woningen gebouwd in allerlei vormen en kleuren, die de wanorde extra gestalte geven.
Het historische centrum van Brussegem ligt aan de driehoek die gevormd wordt door de kerk, het Torenhof en de voormalige brouwerij Belgor. Die verbondenheid is grotendeels tenietgedaan door de bouw van nieuwe straten en huizen. Op het eerste zicht zou je kunnen stellen dat er aan een redelijke vorm van inbreiding werd gedaan. Maar ondanks de archeologische en andere bodemonderzoeken is veel te weinig rekening gehouden met de eigenlijke ruimtelijke inplanting. Zo steken de daken van de potpourri aan huizen in de ‘nieuwe’ Muntweide (wat een mooie naam!) zo hoog boven het maaiveld uit dat het niet om aan te zien is.
Hier wordt het infiltratiegebied van het nog bewaard gebleven buitengebied tussen Oppem en Ossel dichtgemetseld, zodat men binnenkort moet zorgen voor een bufferbekken om overstromingen te voorkomen. Dat heet dan dweilen met de kraan open, of zoiets?
Daarbovenop zijn enkele unieke droogdallen en de unieke bronkop in de vorm van een enorm amfitheater vakkundig om zeep geholpen en bestaan hier al decennialang problemen met de riolering. De recente werken bieden nog steeds geen afdoende oplossing. Dat komt ervan als je onoordeelkundig bouwt.
SCHRIJNEND
De situatie van de oude dorpskern van Meuzegem is niet beter. Het piepklein pittoresk dorpje is verworden tot een affreus straatdorp met oude en nieuwe huizen die geen enkel verband hebben met elkaar. Vanaf de Merchtemsesteenweg kun je dwars over de vallei van de Meuzegemsebeek kijken tot aan de Linthoutstraat. Dat is in schril contrast met de gesloten historische vallei die werd afgebakend door een dichte buffer met bomen en bossen. Die is vandaag verworden tot een lelijke, kale vlakte. De beek zelf is nog steeds bedroevend vuil, ondanks de inspanningen van Aquafin elders in de regio.
Over de situatie aan de watermolen in Sint-Gertrudis-Pede hebben we het hier al eens gehad. De plaatselijke toestand is nog even schrijnend als toen. In deze drie gevallen werd in de verkavelingen weinig of geen rekening gehouden met de bijzondere landschappen die er ooit te zien waren. Toch blijft men ze alle drie promoten als mooie wandelgebieden, alsof er niets aan de hand is. Nu ja, veel wandelaars zien waarschijnlijk het probleem niet, dus in die zin valt het misschien nog mee.
Slotsom: de kip met de gouden eieren is op deze plaatsen inmiddels geslacht. Want stel dat de dorpskernen wel nog intact waren, dan zou daar vandaag heel wat om te doen zijn. Een beetje zoals de commentaren die het werkelijk pittoreske dorpje Mullem, bij Oudenaarde, krijgt. Daar is het centrum nog maagdelijk en de band met de geschiedenis springlevend. Ga je verder dan een kilometer weg uit het dorp, dan bots je ook daar toch alweer op een ondoordachte ruimtelijke ordening. We leren het blijkbaar nooit af.