01 dec '23

Nieuw
nationaal park

3640
door Jelle Schepers
Het nieuwe nationaal park Brabantse Wouden is een feit. De rijke geschiedenis ervan is gebundeld in een prachtig tweedelig boek, met daarin ook de nodige aandacht voor de Zennevallei dat het westelijke deel van het nationaal park omvat.

Wat al even in de lucht hing, is werkelijkheid geworden. De Brabantse Wouden zijn erkend als nationaal park. Over het gebied valt een en ander te vertellen. Erfgoed- en natuurdeskundigen brachten het landschap en de biodiversiteit van de Brabantse Wouden doorheen de eeuwen in kaart in het boek Het verhaal van een landschap.

‘Tot zowat 14.000 jaar geleden stonden er geen bomen in wat vandaag de Brabantse Wouden zijn’, weet redacteur Bart Vercoutere. Daar kwam verandering in toen de natuur zich ontwikkelde en de mens er zich kwam vestigen. ‘De lastige topografie met rivieren en moerassen vormden een niemandsland. In het westen was de Zennevallei de kern van menselijke activiteit en ontwikkeling.’

Helende bossen

Voor de eerste permanente bewoners moeten we 4.000 jaar terug in de tijd. ‘De grafheuvels en urnevelden in het Meerdaalwoud, het Hallerbos en het nabije Krabos zijn hun nalatenschap’, zegt Vercoutere. De eerste bewoners zetten grote landschappelijke veranderingen in gang. ‘Het waren boeren die bospercelen hakten en gewassen teelden. Na het wegvallen van het Romeinse gezag daalde de intensiteit van het landgebruik en won het bos terrein. Toen in de vroege middeleeuwen nederzettingen opnieuw bloeiden, hernam de ontbossing. Alleen de grote boscomplexen van het Zoniënwoud, het Hallerbos en het Meerdaalwoud overleefden deze ontginningsperiode. Uniek aan het Zoniënwoud is dat het enige woud is dat met zekerheid onafgebroken bebost bleef sinds de jongste ijstijd. Het werd nooit gekapt om er landbouw te beoefenen. Het Hallerbos is vermoedelijk ook nooit ontgonnen voor landbouwdoeleinden, maar heel zeker is dat niet. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kapte de Duitse bezetter vrijwel alle grote bomen van het Hallerbos. Tussen 1930 en 1950 werd het bos heraangeplant.’

De bossen in de Brabantse Wouden kregen helende kenmerken toegeschreven. ‘Voor een kuur in de goede open lucht ontstonden in een cirkel rond Brussel verschillende sanatoria, zoals Brugmann in Alsemberg en Baronne Lucie Lambert in Buizingen’, aldus auteur Hans de Mars. ‘Uit eerdere periodes waren gebieden aangeduid om zieken te verzorgen. Zo was de Ziekendries in Dworp een afzondering voor pestlijders.’

Watermolens in het landschap

Het industriële karakter van de Brabantse Wouden is heel klein vandaag. Van de windmolens is er geen spoor meer. Zo ook niet van de in 1867 opgerichte molen De Haspe in Sint-Genesius-Rode, die in 1924 naar Westouter verhuisde. De bouw van watermolens heeft tot op vandaag wel nog een landschappelijke impact. ‘De Brabantse Wouden vormen een zeer reliëfrijk gebied. Dat maakt het gebruik van waterkracht een stuk makkelijker’, weten auteurs Jos De Gelas en Hans de Mars. ‘De oudste vermeldingen van watermolens in de Brabantse Wouden dateren van de 12e en 13e eeuw. Vanaf de 15e eeuw werden ze ook ingezet voor de papiernijverheid. Langs de Molenbeek stonden op een bepaald moment maar liefst 21 molens, waarvan er 15 papier produceerden.

Alleen de grote boscomplexen van het Zoniënwoud, het Hallerbos en het Meerdaalwoud overleefden de ontginningsperiodes.

De familie Winderickx bezat en exploiteerde verschillende molens. De Herisemmolen in Alsemberg is nog altijd eigendom van de familie. Door een speling van de geschiedenis is het de enige overgebleven papier- en kartonmolen in de regio en een van de weinige intacte exemplaren in het noordwesten van Europa.’

Kunstenaars in holle wegen

Nog veel kenmerkender dan de watermolens zijn de vele holle wegen die het landschap van de Brabantse Wouden doorsnijden. In het boek wordt verwezen naar het beschermde Wijnbrondal in Linkebeek, een mooie, diep ingesneden beboste holle weg die vertrekt aan de voet van het kasteel van Linkebeek. ‘Toen het groene Linkebeek aan het eind van de 19e eeuw een gegeerde wandelstreek werd, zakten kunstenaars massaal naar het idyllische Wijnbrondal af om het te portretteren.’

Schrijvers en schilders zochten inspiratie in de Brabantse Wouden. ‘Herman Teirlinck beschreef in Het Gevecht met de Engel het Zoniënwoud als een grootse kathedraal met balken zonlicht door de dreven en zuilen in een wijds portaal. Ook Hendrick Conscience liet zich eerder inspireren’, zegt auteur Bart Claes. ‘Zijn boek Eene Verwarde Zaak uit 1874 speelt zich af in Halle, Dworp en Beersel. In dit misdaadverhaal beschrijft de auteur de streek op schilderachtige wijze. Het Zoniënwoud is zelfs in het Louvre te zien. Daar hangt een unieke, met elkaar samenhangende reeks van twaalf indrukwekkend gedetailleerde wandtapijten met jachttaferelen in het Zoniënwoud. Prachtige 16e-eeuwse renaissancewerken, waar je zelfs het oude hertogelijk paleis van Tervuren op herkent.’

Ondergrondse rijkdom

Ook ondergronds hadden de Brabantse Wouden wel wat te bieden. De bouwmaterialen waarmee door de eeuwen heen werd gebouwd, komen ter plaatse uit de ondergrond. ‘In Dworp herinnert de straatnaam Steenput aan de twee oude steengroeves die er sinds de 15e eeuw zijn. De grootste voormalige groeve is vandaag een vijver’, zeggen Jean Poesen en Michiel Dusar. ‘De kasseien op de binnenplaats van het stadhuis van Brussel zouden hier ontgonnen zijn.’

De erkenning als nationaal park zal het landschap volgens Vercoutere niet ingrijpend veranderen. ‘De Brabantse Wouden bevatten 10.000 ha natuurgebied. Nu wordt er ingezet op het creëren van verbindingen. De bedoeling is om over 20 jaar 750 ha bos en 750 ha open verbindingen extra te hebben. We willen niet alles vol planten. Dat hoeft ook niet. Onderzoek heeft aangetoond dat 30% bos voldoende kan zijn voor dieren om zich te verplaatsen. Het nationaal park is overigens meer dan alleen bos en natuur. Het kan ook een toeristisch merk worden.’

Brabantse Wouden, Het verhaal van een landschap en Leven in de Brabantse Wouden, een blik op de biodiversiteit. Uitgeverij De Boekenmaker, 366 pg., 59,95 euro.