01 mrt '24

Nederlands
op de werkvloer

2420
door Jan Haeverans
In de reeks Randlabeur houden we de economie in onze regio tegen het licht. Dit keer gaat het over het taalgebruik op de werkvloer. Hoe kunnen anderstaligen het gewenste taalniveau halen om in het Nederlands aan de slag te gaan?

Het is in deze reeks al vaker aan bod gekomen: werkgevers in de Vlaamse Rand krijgen hun vacatures maar moeilijk ingevuld terwijl er in Brussel veel werklozen zijn. Zaak is dus om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Al is dat niet altijd vanzelfsprekend. ‘In het verleden was er weinig uitwisseling met Actiris, het Brusselse werkgelegenheidsagentschap’, zegt Geert Pauwels, directeur van de VDAB Brussel. ‘Met een wissel aan de top van Actiris veranderde dat. Sinds enige tijd zitten we regelmatig samen om de mogelijkheden te bekijken. Hoe kunnen we vacatures in Vlaanderen opvullen met Brusselse werkzoekenden? Hoe kunnen we aan competentieontwikkeling doen bij de Brusselaars op het gebied van taal en opleiding?

Werkzoekenden

Brusselse werkzoekenden kunnen via VDAB en Actiris op verschillende manieren een baan vinden in de Rand. ‘Een taalopleiding hoort daar zo goed als altijd bij’, zegt Geert Pauwels. ‘Zo’n 95% krijgt zo’n taalopleiding. Daarvoor werken we samen met het Huis van het Nederlands. Zij testen het leervermogen van de cursisten – leren ze snel of traag? – en hun niveau van het Nederlands. Op basis daarvan oriënteren ze hen naar het vervolgaanbod. De taalopleiding is voor ons natuurlijk niet het einddoel, wel het vinden van werk.’

Aan de kant van de bedrijven is er een soepeler houding tegenover taal nodig.

Er zijn vier soorten taalopleidingen, die door de VDAB erkend zijn, in functie van het vinden van werk. Ten eerste zijn er de intensieve taalbaden, die bij de VDAB worden gegeven door de Centra voor Volwassenenonderwijs. Pauwels: ‘De cursisten volgen dan bijna voltijds les; per niveau duurt de cursus vijf weken. Wie op het laagste niveau start, kan op zes maanden alle niveaus doorlopen.’

Ten tweede is er de beroep specifieke opleiding. Die is bestemd voor mensen die al weten welke richting ze uit willen. Ze krijgen een taaltraining die specifiek gericht is op het beroep dat ze willen uitoefenen, en krijgen daarna ook nog eens een beroepsopleiding. Het gaat veelal om knelpuntberoepen. Een beetje gelijkaardig is de geïntegreerde opleiding taal en techniek, waarbij de beroeps- en taalopleiding samenvallen. Bij bijvoorbeeld poetsopleidingen wordt de taal dan tegelijk met de poetsinstructies aangeleerd. Ten slotte is er de opleiding Nederlands op de werkvloer, IBOT in het jargon: individuele beroepsopleiding met taalondersteuning. Die mensen zijn al aan het werk en worden tijdens het werk ondersteund door een taalcoach.’

Belangrijk is dat die taalondersteuning zo intensief mogelijk is. Met de IBOT boeken we de beste resultaten. De taalbaden zijn het minst efficiënt voor het vinden van werk. Die mensen weten vaak nog niet goed welke richting ze uit willen, terwijl bij de andere formules de beroepskeuze al verder is gevorderd. In het geval van de IBOT zijn ze zelfs al op de werkvloer. Dat zorgt voor een sterke extra motivatie.’

Bedrijven

‘Aan de kant van de bedrijven is er een soepeler houding tegenover taal nodig’, zegt Geert Pauwels. ‘Die is er jammer genoeg niet altijd. Ons vertrekpunt is: welk taalniveau is nodig om een bepaalde job uit te oefenen? In vacatures zien we nog vaak veel te hoge taalvereisten. Die bedrijven spreken we aan om de lat lager te leggen. Sommige doen dat, zeker als het om knelpuntberoepen gaat, andere hebben die reflex nog te weinig. Wij vinden dat er veel meer een leercultuur zou moeten ontstaan. Je leidt mensen op het werk op tot het vereiste niveau, waarna ze kunnen doorgroeien en je weer nieuwe mensen kunt aantrekken. De witte raaf vinden die alles al kan, is niet meer mogelijk.’

Ook op het kabinet van Gwendolyn Rutten (Open VLD), Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering en Gelijke Kansen, benadrukken ze de actieve rol die bedrijven kunnen spelen. ‘Het inzetten op een talige werkomgeving versnelt het proces van taalverwerving. Het is een win-win situatie’, mailt de woordvoerder van het kabinet ons. ‘Daarom bieden we ondersteuning en werken we een taalbeleid voor bedrijven uit.’ Dat houdt onder andere ‘het ontwikkelen van een afsprakenkader over taalgebruik op de werkvloer’ in en ‘het creëren van oefenkansen Nederlands op de werkvloer’. Nederlandstalige medewerkers moeten gesensibiliseerd worden om duidelijke taal te gebruiken. Om bedrijven en werknemers daarbij te helpen ontwikkelde het Agentschap Integratie en Inburgering de Communicatiewaaier waarin alle uitdagingen en mogelijkheden van werken in een meertalige omgeving aan bod komen, en er worden hulpmiddelen aangeboden. Als voorbeeld van een geslaagd taalbeleid noemt de kabinetswoordvoerder Colruyt, dat tien jaar geleden een samenwerking aanging met het Huis van het Nederlands. Het bedrijf slaagde er zo in om ‘honderden anderstalige personen werk te bieden en Nederlands aan te leren op de werkvloer.’