Prikken of niet
Tijdens een natuurwandeling die ik onlangs begeleidde, ontspon zich een levendige discussie over waarom er planten zijn die prikken. Het zijn de doornen die aan de takken zitten die prikken, zei de ene. Welnee, het zijn de stekels van de plant die prikken, zei de ander.
Wat zal het zijn: stekels of doornen? Of gaat het om twee verschillende woorden voor hetzelfde? Nu er nog geen bladeren aan de bomen hangen, heb je nog even tijd om te kijken naar die prikkende en prikkelende struiken. Allez, laat mij jou snel uit je lijden verlossen: stekels of doornen, het gaat om twee totaal verschillende dingen.
Doornen zijn in feite vervormde bladeren die een plant heeft ontwikkeld tegen vraat door dieren. Ze zitten op specifieke plaatsen aan de takken, daar waar je de bladeren kunt verwachten. Het gaat bijna altijd om een relatief klein aantal en ze groeien dus steeds op een te verwachten plaats, want het zouden evengoed bladeren kunnen zijn. Doornen vind je onder meer aan de takken van slee- en meidoorn, van de robinia of valse acacia, van de vuurdoorn, enzovoort.
Stekels groeien om het even waar aan de plant. Je hebt stekels aan takken, aan bladstelen en zelfs aan bladeren. Stekels zijn in feite vergroeide haren en die groeien bij manier van spreken om het even waar. Zo is meteen ook duidelijk waarom er in principe veel meer stekels groeien aan een plant dan doornen. Ook stekels zijn in de loop van de evolutie gegroeid uit haren als verdediging tegen vraat. Goede voorbeelden van stekelige planten zijn bramen en rozen. Frappant weetje: in principe komen er geen stekels en doornen voor op eenzelfde plantensoort. Het verhaal van ‘geen rozen zonder doornen’ kunnen we dan ook naar het land der fabelen verwijzen.