01 dec '23

Tuinprincipe 1

1432
door Herman Dierickx
Het belangrijkste deel van de siertuin is de bodem. Die leer je best goed kennen vooraleer je begint te zaaien of te planten.

Er zijn grofweg drie soorten in de Rand: zand, leem en klei. Je vindt ze in allerlei samenstellingen. Meestal gaat het om zandleem, maar de fracties zand en leem kunnen sterk variëren. Op de meeste plaatsen gaat het om redelijk zware bodems, dus met aardig wat leem. Op de wat hoger gelegen delen vind je dikwijls meer zand, in de valleien meer leem en zelfs klei. Je gaat na of de bodem eerder zuur is, of van het basische type. Een derde belangrijke parameter is het vocht en de temperatuur, die gaan nogal eens samen. Staat de grond in de winter al eens onder water? Of ook in de zomer? Hoeveel schaduw is er, of ligt hij de hele tijd in de (volle) zon? En niet onbelangrijk voor tuinen in verstedelijkt gebied: is de bodem zuiver of vervuild?

Je komt dit te weten door een bodemanalyse te laten uitvoeren door een gespecialiseerde instelling. Zo zijn er wel wat. Je vind ze op het internet. Een standaard analyse kost ongeveer 75 euro en dan hoef je de staalname niet eens zelf te doen. Tegenwoordig wordt nogal eens gewerkt met allerlei tuinkits die superhandig zijn. Het belangrijkste is dat je volgende stoffen laat analyseren: zuurtegraad (pH), fosfor, kalium, magnesium, ijzer, calciumcarbonaat en zwavel. Voor stikstof ga je een bijkomende staalname moeten laten uitvoeren omdat die gekoeld moet blijven tot in het labo. Iemand die wat op de hoogte is, kan aan de spontane plantengroei zien met welke bodem je te maken hebt. Dan is een chemische analyse niet eens nodig. Hier kan je hulp of advies vragen van mensen die de kennis hebben.

Afhankelijk van de bodemsamenstelling en de andere bovengenoemde parameters krijg je een goed idee van welke planten daar thuishoren. Maar daarmee heb je nog niet voldoende.