01 nov '24

De boer die ‘s zondags schilderde

359
door Luc Vander Elst
Tijdens een van de Kunstuurtentoonstellingen hoorde ik het verhaal van een slager met een duidelijk Vlaams-Brabants accent. Felix De Boeck was bij hem een vaste klant en als wederdienst had hij van hem een schilderij gekocht. Het was het begin van zijn kunstcollectie.

De slager moet uit de Rand zijn geweest, want dat is waar Felix De Boeck zijn hele leven heeft doorgebracht. De latere schilder zag het levenslicht in Drogenbos op 12 januari 1898 als jongste van drie kinderen. Zijn moederschoot was die van Louise Breetwater, de dochter van de toenmalige burgemeester van Drogenbos. Zijn vader Jan was een boer uit Sint-Kwintens-Lennik, die 15 jaar jonger was dan Louise. Dat het huwelijk bij de familie weinig op prijs werd gesteld, hoeft geen betoog. Het koppel zette evenwel door en nam de hoeve in Drogenbos in gebruik, waar vandaag het FeliX Art & Eco museum is gevestigd.

Autodidact

Al op jonge leeftijd bleek Felix De Boeck een zeer intelligente kerel te zijn. Hij kon gaan studeren aan het Franstalige Collège Saint-Pierre in Ukkel en beëindigde er de humaniora Latijn-Grieks met de hoogste onderscheiding. Toen hij de humaniora verliet, was het oorlogstijd. De Eerste Wereldoorlog woedde volop en mede daardoor studeerde De Boeck niet voort. Het kwam hem eigenlijk ook goed uit, want hij wou zich graag aan de schilderkunst wijden. Daarvoor had hij weinig achtergrond; hij werd beschouwd als een autodidact. Hij kreeg wel tekenlessen van streekgenoot Paul Craps, kunstschilder en graficus. Die moedigde hem aan om te blijven schilderen. Steeds vaker ging De Boeck naar Brussel. In 1916 werd hij daar lid van de kunstkring Doe stil voort. Door dat lidmaatschap kon hij er vanaf 1917 ook lessen volgen aan een tekenacademie. Hij bezocht een tentoonstelling van Prosper De Troyer – grootvader van Mark Uytterhoeven – en begon in diens fauvistisch geïnspireerde stijl te schilderen. Door zijn lidmaatschap van Doe stil voort kon hij zijn werk ook aan een groter publiek tonen. Zijn werk hing er naast dat van onder meer De Troyer, Albert Daenens en Jozef Peeters, latere vrienden.

Boer

Om een inkomen te hebben, werd hij boer op de boerderij van zijn ouders. In 1924 huwde Felix De Boeck met zijn nicht, Marieke Breetwater. Door de familieband was een kerkelijke toestemming voor het huwelijk nodig. De bloedverwantschap zorgde er wellicht ook voor dat vier van hun vijf kinderen overleden nog voor ze een jaar oud waren. Dochter Marcelleke overleefde, maar was gehandicapt.

De Boeck werkte zijn leven lang op de boerderij. Zes dagen per week werkte hij op het veld, maar op zondag schilderde hij in zijn atelier. Vrouw Marieke was daarbij zijn steun en toeverlaat. Vanaf de jaren 1920 maakte De Boeck deel uit van de eerste modernistische kunstenaars in België. Op zijn boerderij bracht hij mensen samen om te discussiëren over kunst en politiek. In 1970 werd de kunstschilder lid van de Koninklijke Academie van België.

In Vlaanderen zijn er niet zo heel veel musea die de kunst van één schilder exposeren: Permeke, Raveel, Ensor, Delvaux,… Drogenbos opende wél al een eerste Felix De Boeckmuseum op de zolderverdieping van het gemeentehuis.

Vlak voor zijn dood in 1995 had Felix De Boeck nog de eer om zelf de eerste steen te leggen van het Felix De Boeckmuseum, pal naast zijn boerderij. Vandaag is dat het FeliX Art & Eco museum. Op 18 januari 1995 stierf hij op 97-jarige leeftijd. Hij werd naast zijn echtgenote in Drogenbos begraven. De hoeve en het gemoderniseerde museum getuigen vandaag van het leven en het werk van de boer-schilder. De boerderij en de werk-, woon- en leefplekken zijn mooi geïntegreerd in het geheel.

www.felixart.org