Krachten bundelen
WERKGROEP ZORG EN WELZIJN ‘Extra maatregelen zijn nodig, maar ze komen er maar niet.
Walter Vansteenkiste (LB Wemmel), burgemeester van Wemmel, is voorzitter van de werkgroep Zorg en Welzijn. Door de coronacrisis bevinden heel wat projecten van de werkgroep zich nog in een embryonale fase, want uiteraard is alle aandacht eerst naar Covid-19 gegaan. ‘We hadden nochtans mooie plannen’, zegt Vansteenkiste. ‘Nadat we het Regionaal Zorgplatform hadden opgericht, hebben we ook drie werkgroepen opgericht om een aantal problematieken echt vast te grijpen.’
Halle-Vilvoorde kent een historische achterstand in de zorg- en welzijnssector. In de werkgroepen moeten een aantal pijnpunten aangepakt worden. Crisishulp bijvoorbeeld. ‘We hebben veel te weinig noodopvang. Dat gaat heel breed. Van het opvangen van jongeren in moeilijke thuissituaties over vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld tot geestelijke gezondheidszorg.’ Vansteenkiste wil dat gemeenten de krachten bundelen en over hun grenzen heen clusters vormen die verschillende soorten van crisishulp aanbieden. ‘Er zijn veel investeringen nodig. Die kunnen we makkelijker aan door samen te werken en een complementair aanbod te creëren.’
De juiste zorg
Dat complementair aanbod vinden, blijkt een moeilijke kwestie en is het onderwerp van de tweede werkgroep. ‘Er moet een zorggebruikersplatform ontwikkeld worden. Dat is een digitaal platform waarbij je met één problematiek meteen de juiste zorgverleners vindt. Op die manier verlaag je de drempel om op zoek te gaan naar de juiste zorg en kunnen wij vanuit het Regionaal Zorgplatform vraag en aanbod beter op elkaar afstemmen.’
In de derde werkgroep staan de eerstelijnszones van Halle-Vilvoorde centraal. Vansteenkiste is er trots op hoe die zones tijdens de coronacrisis snel tot gezamenlijk overleg zijn gekomen en de crisis samen hebben aangepakt. ‘Onze regio heeft geen centrumstad die de motor kan zijn in zo’n situatie, dus moest de organisatie volledig vanuit het Regionaal Zorgplatform en de eerstelijnszones komen. Het was bovendien belangrijk om de zaken gelijkvormig aan te pakken en dezelfde communicatie te voeren, zodat iemand die bijvoorbeeld in Relegem woont en eerder tot de leefgemeenschap in Wemmel behoort daar dezelfde informatie kan krijgen als bij de eerstelijnszone in zijn officiële woonplaats. Dat is goed gelukt.’
Meer nog, Vansteenkiste wil die vorm van overleg tussen de eerstelijnszones behouden. ‘Door de coronacrisis is er een dynamiek ontstaan. Als we die kunnen vasthouden, kunnen we de gezamenlijke manier van werken ook op andere gebieden inzetten.’ Want eerstelijnszorg omvat erg veel. ‘Het gaat om thuiszorg in alle mogelijke facetten. Na het afbouwen van de vaccinatiecentra hopen we daar volledig op te kunnen inzetten.’ Maar er blijft een groot manco in Halle-Vilvoorde. ‘We hebben geen centrumstad en krijgen daardoor minder middelen om onze zorg uit te bouwen dan andere regio’s.’ Door de krachten van alle eerstelijnszones in het Regionaal Zorgplatform te bundelen, hoopt de voorzitter dat Halle-Vilvoorde zich kan laten gelden als centrumregio. ‘Want onze problematieken zijn zeker ook grootstedelijk, ook in de zorg en welzijn.’
Lokaal verankeren
Vansteenkiste verwijst naar de hyperdiversiteit in de Vlaamse Rand. ‘Het zorgaanbod in de Rand verloopt in het Nederlands, terwijl heel wat inwoners Franstalig of anderstalig zijn. Daarom blijft Brussel een grote aantrekkingspool voor zorg en welzijn. Maar op termijn zal er minder Vlaams zorgaanbod in Brussel te vinden zijn en moeten we dat lokaal verankeren. Daarom moeten we de navelstreng met Brussel nu al stilaan doorknippen.’ Vansteenkiste beseft dat zoiets tijd vraagt en het jaren zal duren om mensen ervan bewust te maken dat Nederlandskundig zijn belangrijk is. ‘Daarvoor zijn er extra maatregelen nodig, maar zij komen er maar niet.'
De voorzitter wil dat het Toekomstforum makkelijker kan aankloppen bij Vlaams minister van de Vlaamse Rand Ben Weyts (N-VA). ‘Het zou fijn zijn mochten de middelen van het Randfonds besteed worden aan prioriteiten die de lokale besturen voor hun regio aanduiden. Wij spreken per slot van rekening met kennis van zaken.’
WERKGROEP RUIMTELIJKE ORDENING ‘De druk op de ruimte in onze regio is enorm.’
Aan het begin van deze legislatuur in 2019 had het Toekomstforum niet meteen de intentie om een werkgroep Ruimtelijke Ordening op te richten. ‘In zowat elke gemeente in Halle-Vilvoorde blijkt er een stijgende woonbehoefte te zijn, terwijl de draagkracht van onze gemeenten stilaan bereikt is. Dus besloten we toch om de krachten te bundelen’, vertelt Inez De Coninck (N-VA), burgemeester van Opwijk, Vlaams parlementslid en voorzitter van de werkgroep Ruimtelijke Ordening. ‘Want als er nu één bevoegdheid is waarin lokale besturen zich moeten blijven professionaliseren, is het ruimtelijke ordening.’
De Coninck wil met de expertise in de werkgroep Ruimtelijke Ordening gemeenten op weg helpen naar een betere ruimtelijke ordening. Als voorbeeld haalt ze de bouwstop aan die een aantal gemeenten in Halle-Vilvoorde het voorbije jaar probeerden in te voeren. ‘Sommige zijn terecht teruggefloten door de provincie, want aan de invoering van een bouwstop gaat een resem planprocessen vooraf. Als we hen kunnen meegeven welke juiste procedures er gevolgd moeten worden, zijn we een goede leerschool.’
Draagkracht van een gemeente
Dat is wenselijk, want er beweegt veel in HalleVilvoorde. ‘De druk op de ruimte in onze regio is enorm. Enerzijds zijn er de verhuisbewegingen vanuit Brussel naar de Vlaamse Rand die een verstedelijkingsgroei met zich meebrengen. Anderzijds is er de vraag om de Rand groen en open te houden. Beide factoren zorgen een ongelofelijke druk op de grondprijzen, maar stuiten ook op de limiet van de draagkracht die een gemeente heeft.’ De Coninck doelt op de extra voorzieningen die gecreëerd moeten worden als er meer inwoners komen, zoals meer capaciteit voor onderwijs, welzijn en veiligheid. Bovendien zorgt de bevolkingstoename ook voor grootstedelijke problematieken. ‘Daarom onderschrijven wij ook vanuit deze werkgroep de vraag om Halle-Vilvoorde als centrumregio te erkennen.’
Om jonge mensen ondanks de dure grond- en woningprijzen toch in eigen streek te kunnen laten wonen, zijn er heel wat gemeentelijke initiatieven die hen voorrang geven als ze hun band met de regio kunnen aantonen. Maar voor sociale huisvestingsmaatschappijen zijn de grondprijzen te duur en dat vertaalt zich in een achterstand. ‘We kaarten dit met het Toekomstforum aan bij de hogere niveaus.’ Positief vindt De Coninck dat er vanuit de lokale besturen alvast een grote bereidheid bestaat voor meer sociale huisvesting. ‘Heel wat gemeenten leggen regels op waardoor bij nieuwe projecten voor een deel ook sociale huisvesting verplicht is.’
Aantal bouwlagen
Om de eigenheid van de regio te behouden en dus ook de Groene Rand te kunnen blijven verzekeren, pleit De Coninck onder meer voor een gebiedsgerichte aanpak door in zorgvuldig uitgekozen gebieden het principe van een beperkt aantal bouwlagen los te laten. ‘Onze regio bestaat uit een amalgaam van dorpjes waartussen zich verstedelijkte kernen bevinden’, legt ze uit. ‘In mijn gemeente Opwijk staan we in de reeds verstedelijkte zones nu al meer bouwlagen toe. Alleen zo kunnen we de landelijke gebieden vrijwaren. Helaas bestaat daar nog geen eensgezindheid over in alle gemeenten van Halle-Vilvoorde.’
Na de wateroverlast van deze zomer, waarbij vooral wijken in Meise en Grimbergen het hemelwater niet meer konden slikken, is ook bouwen in overstromingsgevoelige gebieden een heikel thema. ‘Bij het uitreiken van een vergunning wordt niet over één nacht ijs gegaan.’ De Coninck verwijst onder meer naar de toets van goede ruimtelijke ordening die bij elke projectaanvraag uitgevoerd moet worden én naar de professionalisering die zich doorzet bij lokale besturen. ‘Er is nog veel werk, maar we staan veel verder dan vijftien jaar geleden. Een vergunning wordt met de nodige ernst uitgereikt of niet.’
De Coninck gaat nog een stap verder. ‘Het woord zegt het zelf: een vergunning is een ‘gunst’. Een negatief advies wil niet zeggen dat er geen andere mogelijkheden zijn op die plek. Van een herbestemming van de grond (en dus planschade) hoeft dus niet per se sprake te zijn.’ In haar thuishaven Opwijk heeft ze die stap gezet. ‘Recent hebben we beslist twee woonuitbreidingsgebieden te herbestemmen tot open ruimte en zijn we gestart met de opmaak van een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP). Als je dat niet doet, komt op een dag sowieso de vraag voor een woonproject. Daarom moeten lokale overheden ook keuzes durven maken.’