01 dec '16

Van groothandel naar kleinhandel

9791
door Patrick Gijssels
In de put van Wezembeek-Oppem bestaat al honderd jaar een handelszaak. Marc Cumps werkt 46 jaar in deze familiezaak, zijn vrouw Linda Teugels 32 jaar.

Metalen rekken met geraniums en viooltjes, gieters, meststoffen, onkruidverdelgers, voederhuisjes voor vogels, dierenvoeding, visgerei, pieren en meelwormen. Vroeger kochten ze graan en tarwe rechtstreeks van de lokale boeren en verkochten het door. Tot de stad aan snel tempo dichterbij kwam. Koeien en paarden werden uit het straatbeeld verjaagd. Op weiland en akkers groeiden huizen en appartementen. De groothandel is nu een kleinhandel, die haar aanbod moet wijzigen volgens de vraag van het moment.

Marc: ‘Toen ik 18 jaar was, reed ik met de vrachtwagen om stro en hooi te lossen bij maneges, paardenliefhebbers en de paardenkoersen. Die laatste waren vaak slechte betalers. Col en manchet en thuis gene fret (lacht). Zo was dat. Tot Waterloo reed ik. Op elke plek laadde ik de paardenmest op en reed ermee door België om te leveren aan champignonkwekerijen. Toen kon je nog rijden.’

‘De landbouw is weggevallen omdat de grond zo duur werd. Er werd massaal gebouwd, niet enkel huizen, ook grootwarenhuizen. We hebben ons moeten aanpassen. Begonnen met geraniums, nadien viooltjes. Zo hebben we ons aanbod veranderd. Nu maak ik bijvoorbeeld een wintermengeling voor de vogels. Vroeger vlogen de vogels vrij rond en zochten ze zelf hun eten. Nu zijn er heel wat mensen met een volière, waardoor ze het ganse jaar eten nodig hebben. Ik koop ook voerderhuisjes voor vogels in pakketten. Ik steek ze in elkaar en verkoop ze. Dat werkt. Bloempotten voor het kerkhof ver- kopen we ook en als de rage kwam om een pot voor de voordeur te zetten, zijn we daarin mee- gegaan. We hebben er geweldig veel verkocht. Nu is de rage voorbij.’

‘Die rekken daar heb ik gevuld met gieters omdat ze anders leegstaan. Vroeger stond het vol met sproeistoffen en pesticiden. De regels zijn zoveel strenger geworden. Goed voor het milieu, maar de mensen blijven sukkelen met hun onkruid. Ze proberen het met branders en twee dagen later is het terug gegroeid. Niet de beste oplossing eigenlijk.’

Wat is er veranderd in verband met taal?

Marc: ‘Heel veel. In de jaren zestig kwamen hier veel mensen uit Namen en Luik wonen. Bureaumannen die in Brussel gingen werken. De Franstaligen die hier al woonden hebben hen gezegd dat ze geen Nederlands moesten leren omdat ze dat zelf ook nooit hadden gedaan. De boerkes hier zullen wel Frans spreken. En ja, Frans was chique. Nu zijn onze klanten voor 95% anderstalig, ze spreken Frans, Engels, Duits, Spaans of Italiaans. Maar er zijn ook Polen en Roemenen. Die kunnen we nog niet bedienen in hun eigen taal (lacht). Wat opvalt: de nieuwe generaties willen Nederlands leren. Dat is heel positief. Al onze buren zijn anderstaligen: Marokkanen, Soedanezen, Brazilianen, Chinezen, Franstaligen. En allemaal doen ze hun best om Nederlands te spreken. Hun kinderen gaan meestal naar een Nederlandstalige school. De generatie Franstaligen die weigeren Nederlands te spreken, dat zijn de ouderen.’

Linda: ‘Alle buitenlanders die hier komen wonen, huren hun huis niet, ze zijn eigenaars. Een huis kost hier 400.000 euro, gemiddeld. Dat zijn dus niet de doorsnee migranten, hé.’

Terwijl we praten komen omwonenden voor het uitstalraam staan. Ze lezen de doodsbrieven die Marc en Linda hebben opgehangen. Marc: ‘De tijd is voorbij dat iedereen een doodsbrief in de bus krijgt. Te duur. Enkel nog handelaars, en wij hangen ze uit. Wij zijn nog een plek waar mensen samenkomen om te babbelen. De man discuteert, de vrouw lameert (lachen allebei).’

Je bent 64. Sommigen wachten om zich uit te leven in hun hobby’s. Hoe is dat bij jou?

Marc: ‘Vroeger had ik volleybal als hobby. Ik was drinkend lid (lacht) bij VCWO, de volleybalploeg van Wezembeek-Oppem. Toen ik getrouwd ben en elke dag rond 4 uur ’s morgens opstond om met de vrachtwagen te rijden, heb ik het moeten opgeven.’

Linda: ‘Er zijn papieren toegekomen voor zijn pensioen. Ik heb ze gelezen. Als hij dit nog doet, mag hij dat niet meer doen, enzovoort. Ik heb er niks van begrepen.’ Marc: ‘Ik ga nog niet met pensioen. En hobby’s heb ik niet. Dit is mijn hobby.’