01 nov '20

Van de taalgrens tot het 
Leonard knooppunt

3641
door Wim Troch
In het oktobernummer van RandKrant schetsten we een algemeen beeld van de Ring rond Brussel. Nu beginnen we met onze verkenningstocht. We starten in Hoeilaart, aan de taalgrens, voor de eerste van acht etappes. Een trip rond de hoofdstad in tegenwijzerzin.

Het stuk van de Ring dat we in deze etappe verkennen is eigenlijk geen autosnelweg. Tussen Hoog-Itter (Haut-Ittre) en het Vierarmenkruispunt is de R0 een gewone autoweg, weliswaar met een middenberm. Hier volgt de Ring grotendeels het tracé van de oude baan die vanaf 1830 tussen Waterloo en Mechelen werd aangelegd. Op dit stuk mag je al vele jaren maximaal 90 km/u rijden, ook toen je op de rest van de Ring meestal nog 120 km/u mocht rijden. Eén van de redenen waarom dit deel geen autosnelweg is, is dat het eigenlijk nooit deel had moeten uitmaken van de Ring. In de oorspronkelijke plannen van begin jaren vijftig zou de Ring ter hoogte van Drogenbos via Ukkel en het Ter Kamerenbos een boog onder Brussel maken, tot aan het Vierarmenkruispunt. Begin jaren zeventig, toen echt van start werd gegaan met de aanleg van de Ring, werd dat plan naar de prullenmand verwezen. Een omleiding van 15 km langs de E19 via Hoog-Itter en Waterloo moest een tegemoetkoming betekenen voor de protesten van de inwoners van de Brusselse zuidrand.

Groene long doorboord

Een andere reden waarom de Ring hier niet het statuut van snelweg geniet, is dat de weg met een kaarsrechte pennentrek het Zoniënwoud doorkruist. Van een verbreding van de weg is geen sprake, om het beschermde bos niet nog meer te verminken. Het Zoniënwoud is een relict van het oude oerbos dat zich ooit tussen Antwerpen en de Moezel aan de Luxemburgs-Duitse grens uitstrekte. Deze groene long van Brussel is vooral bekend om zijn eeuwenoude beuken, maar het bos huist ook talloze dieren. Voor hen is de Ring een verstorende factor. Om hun kansen op voortplanting te vergroten en het gevaar om aangereden te worden te verkleinen, kunnen de dieren sinds 2018 de Ring in Groenendaal via een ecoduct oversteken. Camerabeelden tonen dat onder meer reeën en vossen gebruik maken van deze zestig meter brede brug, maar ook marters, kikkers, hagedissen en kevers profiteren van de veilige, groene oversteek.

Hippodroom van Groenendaal

Het ecoduct mondt aan de Brusselse zijde van de Ring uit op de terreinen van de Hippodroom van Groenendaal. Wat ooit een van de mooiste renbanen van Europa was, ligt er nu desolaat bij. Het begon nochtans allemaal veelbelovend. Koning Leopold II, die niet verlegen zat om een prestigeproject meer of minder, besliste in 1887 dat Brussel een nieuwe paardenrenbaan nodig had. Die van Bosvoorde, enkele kilometers verder, was te klein geworden. De prestigieuze renbaan kwam op een open terrein in het bos, waar voorheen gewassen werden geteeld voor het klooster van Groenendaal. In 1889 werd de eerste wedstrijd gereden. Later werd de befaamde ‘rechte mijl’ (1.600 meter) aangelegd, alsook een achtvormige hindernissenbaan. Zodoende werd de Hippodroom van Groenendaal de enige renbaan met drie afzonderlijke pistes. De glorieperiode van de renbaan viel in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog, in de jaren twintig en ook in de jaren zestig. Met een aftakking van de spoorlijn naar het station van Groenendaal was de plek de ideale bestemming voor een ontspannend uitje. Vooral voor welstellende Brusselaars en toeristen. Omdat de renbaan weinig parkeergelegenheid had, werd ze met de opkomst van de auto op den duur minder aantrekkelijk. Bovendien speelden gokkers liever op de lucratievere lotto dan te wedden op de paarden. Ondanks de bouw van een spectaculaire nieuwe tribune in de jaren tachtig was de neergang van de renbaan onvermijdelijk. In 2001 werd de laatste race gelopen. Vandaag resten enkel nog de gerenoveerde koninklijke loge en wat relicten van het bookmakerslokaal van wat eens de trekpleister voor de Brusselse beau monde was geweest. 

Dat Groenendaal ooit het mekka voor de paardenliefhebber was, is vandaag nog altijd te zien. In de buurt zijn verscheidene maneges en paardenstallen. Zo ook langs de Sint-Jansbergdreef, een parallelweg. Het meest markante gebouw dat hier rakelings langs de Ring staat, is het Château du Prince Léopold. Het voormalige hotel-restaurant springt meteen in het oog door het prachtige sgraffito op de zijgevel. Wie van Waterloo richting Zaventem rijdt, kan de muurdecoratie duidelijk zien: een landschap met drie honden, met daarboven in sierlijke letters Château du Prince Léopold.

Kousenband

Nog wat noordelijker ligt de bekendste dreef van het land. Tot enkele jaren geleden was de Welriekendedreef een vaste waarde in verkeersinformatie op de radio. Omdat tegenwoordig de voorkeur wordt gegeven aan gemeentenamen in het verkeersoverzicht is de Welriekendedreef niet meer te horen. Dat betekent niet dat er nooit nog file staat, en het betekent al helemaal niet dat er in de buurt niets te zien is. Wie aan de Welriekendedreef in het Zoniënwoud afslaat richting Brussel komt aan de kapel van Onze-Lieve-Vrouw-Willerieken. Al van in de 15e eeuw wordt Maria hier aanbeden, op de grens tussen Hoeilaart, Overijse en WatermaalBosvoorde. Aanvankelijk bij een houten Mariabeeld dat aan een boom hing, later in de kapel. Jongedames lieten er hun kousenband achter aan het hek, om hen te vrijwaren van koorts. De huidige kapel dateert van 1864. Elk jaar in augustus vindt er een openluchtmis plaats. Onder de Ring loopt een tunnel voor voetgangers die van het bos naar het centrum van Hoeilaart willen. Voorlopig is die tunnel enkel via trappen te bereiken, maar binnenkort wordt gestart met de aanleg van een helling, zodat ook fietsers vlot van de ene kant naar de andere kunnen. 

Tussen Hoog-Itter en het Vieramenkruispunt is de R0 een gewone autoweg, weliswaar met een middenberm.

Het is niet de enige plek waar binnenkort wordt gewerkt. Het Groenendaalkruispunt, waar de Terhulpensesteenweg (N275) de Ring kruist, wordt aangepakt. In plaats van de twee kruisingen komt er een compacter, minder complex kruispunt. Door het verkeer te bundelen aan de noordzijde van de spoorlijn, zouden files beperkt worden. De N275 zal onder het spoor lopen, en aan de zuidzijde van de spoorlijn komt een ecologische verbinding. Die krijgt de welluidende naam Ecorecreaduct Gravendreef. Via die brug over de Ring kun je te voet of met de fiets – of zelfs te paard – van het station van Groenendaal tot aan het Bosmuseum, een vergeten pareltje aan de Duboislaan in het Zoniënwoud.

Café op wielen

Ook het kruispunt verderop – net als de Welriekendedreef bekend uit de verkeersinfo – wordt binnen afzienbare tijd heraangelegd. Op het Leonardkruispunt takt de E411 af op de Ring, met sinds halverwege de jaren tachtig een tunnel. De ontbrekende verbindingen – met name om van de E411 linksaf te slaan naar de Ring – worden aangelegd. Dat moet ook aan het sluipverkeer in Overijse en Hoeilaart een halt toeroepen. Ook wordt de verbinding tussen E411 en Ring richting Zaventem verbeterd. Het kruispunt komt deels ondergronds, zodat de gescheiden delen van het Zoniënwoud weer naar elkaar kunnen toegroeien. 

Maar waar komt die naam Leonard vandaan? De kruising heet al van lang voor er sprake was van autosnelwegen Leonardkruispunt. Het was ene Léonard Boon die zijn naam gaf aan de buurt. Léonard Boon had in de jaren tachtig van de 19e eeuw een woonwagen. Hij installeerde zich op een kruising in het bos waar veel bedevaarders en andere reizigers passeerden. Die konden zich in zijn estaminee tegoed doen aan bier – faro – en andere dranken. Toen al stond het kruispunt bekend als Bij Léonard. In die tijd waren rondtrekkende herbergen niet ongewoon. Alleen had de woonwagen van Léonard een nogal permanent karakter. Dat mocht niet, en dus kreeg hij de overheid achter zich aan. Ontredderd omdat hij zijn wagen moest sluiten, trok hij het bos in. Daar trof hij een verdwaalde jongeman, aan wie hij zijn verhaal deed. Die man bleek prins Boudewijn te zijn – een neef van koning Leopold II en troonopvolger. Boudewijn beschermde Léonard, tot hij onverwacht stierf in 1891. Léonard moest dus alsnog zijn woonwagen sluiten en vestigde zich in een nieuwe herberg. Helaas voor hem had hij die gebouwd op de grond van iemand anders, waardoor hij opnieuw zijn etablissement moest opgeven. Léonard Boon overleed in 1912. Hij durfde allicht nooit te dromen dat zijn naam honderd jaar later nog steeds een begrip zou zijn.