01 nov '20

‘Taal is een plezier,
geen strijd’

3641
door Michaël Bellon
Hoe kan je als Nederlandstalige bijdragen aan de alledaagse oefenkansen Nederlands van anderstaligen? Gino Baert uit Machelen spreekt uit ervaring.

Gino Baert (63) woont in Vilvoorde, maar heeft door zijn vrijwilligerswerk de meeste sociale contacten in Machelen. Meer dan 42 jaar – een volledige carrière – was hij politieagent. Eerst bij de rijkswacht en, sinds de politiehervorming in 2001, bij de federale politie. Hij werkte veel in of vanuit Brussel. Daarnaast heeft hij een bijzondere interesse voor taal en communicatie. ‘Theater is al jarenlang mijn hobby en ook in mijn vrijwilligerswerk ben ik bezig met taal. Elke maandag praat ik tijdens Café Combinne (een praatcafé voor Nederlandstaligen en anderstaligen, red.) een uur of twee met mensen die al een beetje Nederlands onder de knie hebben. Ik ga voor de Boekenstoet voorlezen bij anderstalige gezinnen of voor de Verteltovenaar in de bibliotheek van Machelen. En mijn werk bij de Special Olympics speelt zich af in Brussel. Daar kom ik ook vaak in contact met anderstaligen.’

Tijden zijn veranderd

Baert wil anderstaligen helpen bij het oefenen van hun Nederlands in een informele context. ‘De tijden zijn veranderd. Toen ik bij de rijkswacht terechtkwam, vlotte het niet zo goed tussen Vlamingen en Franstaligen. In de jaren tachtig begrepen ze jou op veel plekken in Brussel niet als je er een pint bestelde. Ik ben van origine WestVlaming, en als Vlaming in Brussel was je ook wel fier dat je goed Frans kon spreken. Het ging ook makkelijker met de collega’s en sneller op vergaderingen. Dus schakelde ik nogal snel over op het Frans. Met de jaren is dat veranderd. Ondertussen wordt er toch veel meer rekening gehouden met elkaar.

‘Het is soms al moeilijk genoeg om mekaar te begrijpen als je allebei de taal wel goed spreekt.’

Meer en meer Franstalige collega’s voelden als politieman ook de nood om in Brussel Nederlands te spreken. Ik ben zelf meer Nederlands beginnen praten en dat werd geapprecieerd. Op het bureau maakten we bijvoorbeeld de afspraak om een uurtje of twee Nederlands te praten. Zo ook op vergaderingen, waardoor mensen op den duur beter begonnen te praten.’

Bevallen

‘Nu probeer ik altijd eerst in het Nederlands te spreken in Brussel of op de markt in Vilvoorde bijvoorbeeld. Het hoeft niet over moeilijke onderwerpen te gaan. Gewoon over hun kraam en wat ze verkopen. Een paar elementaire woorden als ‘alsjeblief’, ‘dankjewel’ en de prijs. Maak niet de fout om te denken dat mensen van vreemde origine wel Frans of Engels zullen spreken. Bij Café Combinne hoorde ik van een Chinese vrouw dat ze vaak in het Engels wordt aangesproken. Het is moeilijk voor haar om daar tegenin te gaan omdat ze voelt dat het goed bedoeld is.’

Dialect spreken, is geen goed idee. ‘WestVlaams spreek ik alleen in mijn familie’, lacht Baert. ‘Verstaanbaar spreken, is niet altijd makkelijk. Voor je het weet heb je boeszjevol gezegd in plaats van stampvol. Daar moet je attent voor zijn. Je moet ook niet verwachten dat mensen snel moeilijke zinsconstructies begrijpen.’

Mag je corrigeren? ‘Bij Café Combinne kan je een omgekeerde zinsbouw of een verkeerd voltooid deelwoord corrigeren. Op het werk vroegen collega’s soms ook of ze het juist formuleerden. Maar als mensen hun best doen, zou ik niet ongevraagd corrigeren. Ik heb ook begrip als het niet lukt. Als mensen vastzitten, schakel ik over. Als agent was ik het gewoon om de mensen in de twee talen aan te spreken. Negatieve reacties kom ik eigenlijk niet meer tegen. Eerder grappige reacties of versprekingen. Zoals iemand die ‘ik ben bevallen’ zegt als hij ‘Ik ben gevallen’ bedoelt. Taal zou een plezier moeten zijn en geen strijd’, vindt Baert. ‘Het is soms al moeilijk genoeg om mekaar te begrijpen als je allebei de taal wel goed spreekt.’


 Lees er meer over op de website van vzw 'de Rand' en volg op RINGtv Taalhelden de filmpjes met concrete voorbeelden.