‘Brussel en de Rand
geven mij inspiratie’
Hoe word je een thrillerschrijver? ‘Dat heeft alles te maken met toeval en graag lezen. Ik vind mijn boeken in eerste instantie ook geen echte thrillers, voor mij zijn het spannende romans. Toen ik in 2017 debuteerde met Lockdown was ik een typische Germanist, opgeleid met oogkleppen op. Genres als fantasy, science-fiction of thrillers krijg je in die opleiding niet voorgeschoteld, terwijl er heel goede schrijvers tussen zitten. Toen ik Lockdown schreef, vond ik dat gewoon een spannende roman, maar mijn uitgever zei: Nee, dat is een thriller. Ik heb eens luidop gevloekt, heb in de Standaard Boekhandel zelfs eventjes eigenhandig mijn boeken tussen de romans gezet,… tot ik dacht: Alé, kom we gaan dat genre eens beginnen lezen. En besefte: ik heb wel wat gemist in mijn leven! Er zijn heel wat goede thrillerschrijvers, die ik jarenlang niet ontdekt heb omdat ik te veel in die Germaanse denkrichting bleef steken. Toen ik thrillers begon te lezen, merkte ik dat veel boeken uit dat genre zich in Amerikaanse grootsteden afspelen. Het landelijke genre, dat voorkomt uit de erfenis van Agatha Christie en Hercule Poirot, speelt zich vaker af in en rond een landhuis op het Engelse platteland. Die boeken lees ik niet zo graag; het hart van de samenleving klopt voor mij toch in de grootstad. En ik dacht: als ik Brussel neem, kan ik in mijn verhaal veel actuele thema’s kwijt. Een link leggen tussen realiteit en fictie vind ik altijd interessant.’
In 2017 debuteerde je met Lockdown. Een profetische titel.
‘Het boek gaat niet over corona, wel over de lockdown in Brussel na de aanslagen in 2016. Toen is Brussel op slot gegaan: scholen dicht, metro dicht, militairen overal. Ik weet nog dat ik dacht: zo’n unieke situatie, gaat geen enkele schrijver hier iets mee doen? Een lockdown was toen uniek, nu zijn mensen dat kotsbeu. Lockdown, the sequel komt er dus niet. Het boek staat op zichzelf, de personages waren opgebruikt aan het einde van het boek, ik ben nooit van plan geweest een vervolg te schrijven.’
Toch schreef je drie spannende boeken met Brussel in de hoofdrol.
‘Ja, ik gebruik een thema tot het mij niet meer interesseert. Voorlopig biedt Brussel mij nog genoeg inspiratie. In mijn tweede en derde boek duikt privédetective Keller Brik op. Je kan dus spreken van een reeks. En ik ben bezig aan een nieuw boek met dezelfde personages. Dat lijkt misschien op een groot plan, maar dat is het niet. Ik heb nu een zekere moeite om het einde van het volgende boek uit te werken, ik kan geen twee of drie boeken vooruitkijken. In mijn derde boek Nachtstad, waarvoor ik de Hercule Poirot prijs heb gekregen, heb ik heel veel emotionele diepgang in mijn personages gestoken. Als je een reeks maakt, dan zijn er door je vroegere keuzes een aantal opties uitgesloten. Ik vind het boeiend om te zoeken hoe ik de emotionele diepgang in mijn personages kan schrijven zonder in herhaling te vallen. In de gewone literatuur stoppen verhalen vaak na één roman, maar dikwijls zijn de personages nog niet uitverteld. Er gebeurt meer in hun leven. Thrillers worden wel meer in reeksen geschreven. Dat is bijna realistischer, want in het gewone leven gebeuren ook meer dingen dan je in één boek kan proppen.’
Is Brussel een gedroomde omgeving voor misdaadverhalen?
‘Ik heb Brussel leren kennen toen ik er kwam studeren. Dat was nog de tijd van de kandidaturen in de Germaanse talen. Ik behoorde tot een van de laatste generaties aan een universiteit die nu zelfs niet meer bestaat: de Katholieke Universiteit Brussel (KUB) in Koekelberg. Een niet zo studentvriendelijke locatie, met veel politie en onveiligheid op straat. Achteraf bekeken was dat een godsgeschenk voor een misdaadauteur. De campus lag ook een behoorlijk eind van het centrum vandaan. Vanuit Koekelberg heb ik heel wat wandelingen ondernomen en zo heb ik de stad beter leren kennen. In mijn hoofd zit er een heel netwerk aan verbindingswegen die eigenlijk nog teruggaan naar mijn tijd als student. Brussel laat zich echter moeilijk kennen, ik doorgrond de stad nog steeds niet door en door. Dat is niet erg. De stad blijft inspireren, juist ook omdat ze voor een stuk onbekend blijft.’
‘Door de stad wandelen, is nog steeds mijn favoriete manier van research doen. Of van gedachten wisselen met Brusselse jongeren. Zo weet je wat er leeft.’
‘Waarom we naar de Rand zijn verhuisd een jaar of zes geleden? Er is een verschil tussen de schrijver en de gewone huisvader. Als schrijver lees ik graag grootstadromans, genre Michael Connelly, die Los Angeles als achtergrond gebruikt. Maar ik ben ook een familieman met drie kinderen. Mijn vrouw is Sloveense. Slovenië is een supergroen land en zij was dat grijze Brussel beu. Als er kinderen komen, wordt Brussel vaak te grijs, en dan zijn we in de Rand naar een woonst gaan zoeken. Drie kinderen later wonen we nu iets groener met iets meer plaats, in Hoeilaart, dicht bij het Zoniënwoud. Maar Brussel blijft toch de plek waar ik naar toe trek. Ik lees ook graag alles over Brussel. In kranten, tijdschriften, boeken. Ik scheur artikels uit en stop ze in een knipselmap in de hoop daar misschien ooit nog iets mee te doen. Ik heb er ondertussen minder tijd voor, maar door de stad wandelen, is nog steeds mijn favoriete manier van research doen. Ik werk ook in Brussel, ik geef les in het Lutgardiscollege in Oudergem. Het is geen rozengeur en maneschijn in het onderwijs, maar ik geef graag les. Het is heerlijk om van gedachten te wisselen met Brusselse jongeren. Zo weet je wat er leeft in de stad.’
De schrijver in de hoofdstad, de familieman in de Rand. Hoe verhoudt de Rand zich tot de stad? Kan een toekomstig Keller Brik-boek zich afspelen in de Rand?
‘Een boek dat zich volledig afspeelt in de Rand denk ik het niet. Sommige scènes uit Nachtstad spelen zich af in de Rand. Ik heb – geanonimiseerd – locaties in de Rand gebruikt. Ik ga ze bekijken, maar ik beschrijf ze niet letterlijk, ik camoufleer ze een beetje. Ik wil liever geen rechtszaak aan mijn broek. (lacht) Ik verwijs naar plekken en organisaties, maar ik geef ze een andere naam. Je hoeft geen Keller Brik-toerisme in de Rand te verwachten. In een misdaadverhaal gebeuren geen al te leuke dingen waarmee mensen niet graag geassocieerd willen worden.’
Heb je een haat-liefde verhouding met Brussel?
‘De stad fascineert me al lang. Ik zat op het college in Zoutleeuw en we deden uitstappen naar Londen, Parijs,… Nooit naar Brussel. Ik vond dat vreemd. Brussel bestond toch? Die blinde vlek vond ik interessant. Waarom werd die genegeerd? Net daarom wou ik er gaan studeren. Brussel wordt vaak als een verre stad aangevoeld, nog verder dan Parijs of Barcelona. Brussel wordt ervaren als een grijze, afstandelijke stad. Mijn relatie met Brussel is dubbel: ik hou van Bruxelles ma belle, maar het zijn toch vooral de donkere kantjes die ik opzoek voor mijn boeken. De transmigranten, dat zijn mensen die officieel niet bestaan, terwijl ze er in realiteit wel zijn. Da’s zo een typisch probleem van de grootstad. Of neem de aanslagen in Brussel. Terroristen kiezen voor de grootstad omdat ze daar het meeste slachtoffers kunnen maken. Ik voel me aangetrokken tot de kanten die verborgen blijven. Ik ga op zoek naar de krak, de barsten in het ideaalbeeld. Da’s de stad die me inspireert. Als tegenwicht heb ik het Zoniënwoud vlakbij. Daar kan ik zuurstof tanken als ik vastzit bij het schrijven. Een wandeling of een whisky. Write drunk and edit sober, blijft nog altijd een goed advies.’