01 dec '24

‘Het is belangrijk om een
eigen beleid te kunnen voeren’

99
door Anne Peeters
Ruim een jaar geleden volgde Carol Vercarre Ine Van Wymersch op als Procureur des Konings in Halle-Vilvoorde. Een parket dat een bijzondere plaats inneemt in de Belgische justitie. Welke accenten wil ze leggen?

Jouw voorganger Ine Van Wymersch werd nationaal drugscommissaris. De aanpak van drugs was een van haar prioriteiten. Wat zijn jouw doelen?

‘Drugs zijn ook voor mij een prioriteit. Met de politie doen we acties om drugs in het verkeer en in schoolomgevingen aan te pakken. Met de rechtbank overwegen we om een drugsbehandelingskamer voor gebruikers te voorzien. We hebben het anoniem drugsmeldpunt van de provincie waar burgers verdachte situaties kunnen melden, zodat politie en parket die verder kunnen onderzoeken. We werken met de federale gerechtelijke politie en de lokale politiezones op de criminele organisaties die cannabisplantages opzetten.’

‘Daarnaast zetten we ook in op de problematiek van intra-familiaal geweld en de bescherming van minderjarigen. Helaas zijn er hiervoor in de Rand veel te weinig voorzieningen. Het nieuwe Vlaams regeerakkoord pleit toch ‘voor de versterking van de Rand en een inhaalbeweging voor de historische investeringsachterstand in onder andere Halle-Vilvoorde’ voor wat betreft jeugd- en welzijnsvoorzieningen, zorgaanbod en dergelijke. Daar ben ik heel blij mee, want we botsen op onze limieten qua hulpverlening. Daarnaast streven we naar een veiliger verkeer en een veilige luchthaven. Voor de luchthaven hebben we een apart veiligheidsplan dat focust op verschillende criminele fenomenen.’

Brussel-Halle-Vilvoorde neemt een speciale plek in de Belgische politiek in. Is het parket Halle-Vilvoorde vandaag een vaststaand feit of wordt het nog in vraag gesteld?

‘Een apart parket voor het arrondissement Halle-Vilvoorde stelt niemand meer in vraag. Het is heel belangrijk om voor de mensen van deze regio een eigen justitieel beleid te kunnen voeren. Brussel heeft als hoofdstad haar eigen uitdagingen, die wij hier ook ondervinden want het is natuurlijk wel zo dat de grootstedelijke criminaliteit naar de Rand uitdijt, maar anderzijds hebben wij onze eigenheden. De regio is een mix van dichtbevolkte, geïndustrialiseerde buurten, waar we meer de grootstedelijke criminaliteit zien, en een meer landelijke omgeving, waar er problemen zijn met milieucriminaliteit, dierenwelzijn, sluikstorten,… Zaken die we in de Rand ook proberen aan te pakken.’

Aan de ene kant heb je de grootstedelijke criminaliteit, aan de andere kant de meer residentiële en landelijke invloed. Hoe pas je je strafbeleid aan die twee ‘snelheden’ aan?

‘Voor verschillende fenomenen stippelen we een specifiek beleid uit. Voor bepaalde feiten zoals gsmgebruik achter het stuur, diefstallen, cybercrime of lachgas hebben we met collega’s en politie overleg over de aanpak. Hoe voeren we het onderzoek? Welke feiten komen in aanmerking voor een bemiddeling of een geldboete? Voor welke feiten wordt er via snelrecht gedagvaard voor de rechtbank? Wanneer trekken we onmiddellijk het rijbewijs in? Enzovoort. Op die manier probeer je te zorgen voor coherentie. Je wil niet dat elke magistraat lukraak moet beslissen over elk dossier dat op zijn of haar bureau belandt. We werken zoveel mogelijk ketengericht. Per materie proberen we een beleid uit te werken met iedereen die daarbij betrokken is. Rond intra-familiaal geweld bijvoorbeeld hebben we nu het Veilig Huis in Halle, waar we inzetten op het doorbreken van die keten van geweld, en waar we gezinnen – zowel slachtoffers als daders – ondersteunen.’

Als je door het verschillende profiel van de verschillende parketten een tweesporenbeleid moet voeren, is justitie dan nog wel gelijk voor iedereen?

‘Ik begrijp die vraag. Wij hebben bijvoorbeeld minder capaciteit dan de grotere parketten, maar met de beperkte capaciteit kan je toch proberen om kort op de bal te spelen. Hiervoor werken we goed samen met de politieen inspectiediensten, en met de lokale besturen. Zo hebben we regelmatig tijdelijke projecten om overlast aan te pakken, waarbij de burgemeester aan bepaalde personen een plaatsverbod kan opleggen en zijn diensten inschakelt om te bemiddelen. Wanneer de zachte aanpak niet werkt, staan politie en parket klaar om verder op te volgen. Idem voor fenomenen zoals malafide bedrijfjes die zich niets aantrekken van de regelgeving. Als Brussel daar sterker op inzet, zien we een verschuiving van het fenomeen naar de Rand. Wanneer wij er dan op inzetten, verschuift het weer naar andere regio’s. In een ideale wereld kunnen alle parketten er even hard op inzetten en heb je die verschuivingen niet, maar de realiteit is helaas anders.’

Advocaten gaan er soms van uit dat jouw parket strenger is dan de Brusselse justitie die vaak minder tijd heeft om kleine criminaliteit te vervolgen. Nederlandstalige parketten zouden repressiever zijn dan Franstalige. Ben jij het daarmee eens?

‘Nee, niet noodzakelijk. We merken wel dat de Franstalige onderzoeksrechters in Brussel soms minder snel iemand in voorhechtenis zullen zetten in afwachting van een proces, maar is dat dan omdat zij minder streng zijn of zijn er andere overwegingen die meespelen? Bijvoorbeeld omdat ze een hele reeks voorleidingen hebben die dag, of omdat er slechts een beperkte capaciteit is in de gevangenissen zodat ze toch keuzes moeten maken? Of hebben zij misschien andere prioriteiten, maken ze andere beleidskeuzes?’

Ook de taalkwestie blijft spelen. Een heel aantal beklaagden vraagt een taalwijziging aan naar het Frans, wat leidt tot extra werkdruk, extra kosten en soms absurde situaties. De taalwetgeving maakt het behoorlijk ingewikkeld. Hoe kijk jij daarnaar?

‘Wij hebben die tweetaligheid en wij moeten rekening houden met de taalwet. Als mensen hun procedure in het Frans willen, dan verwijzen we hen door naar Franstalige collega’s die gedetacheerd zijn van uit het Brusselse parket. Of het eenvoudiger kan? Ik zou heel blij zijn als de volgende regering daar iets aan doet. De taal van de plaats waar de feiten gepleegd zijn: zo eenvoudig kan het zijn. Als je in Brugge, Tongeren of Antwerpen een diefstal pleegt, word je daar als dat nodig is berecht met een tolk. Bij ons zien we ook een hele reeks uiteenlopende nationaliteiten die geen Nederlands of Frans spreken. Zij moeten zich in de rechtbank ook behelpen met een tolk. Het zou veel simpeler zijn om dat systeem gewoon op iedereen toe te passen die in Halle-Vilvoorde een misdrijf pleegt.’

Het gesloten asielcentrum van Steenokkerzeel ligt in jouw werkgebied. Klopt het dat je zelf ooit een repatriëring hebt bijgewoond?

‘Ja. Enkele jaren geleden kwamen er veel klachten binnen van mensen die gerepatrieerd werden. Dat het er heel hardhandig aan toe ging, inhumaan. Ik vind het belangrijk dat je dan ter plaatse gaat om te kunnen oordelen hoe dat in de praktijk verloopt. Ik sluit niet uit dat het af en toe misloopt; als je er niet bij bent, kan je het niet weten, maar ik merkte toen dat de begeleiding er wel was, alle voorzieningen en mensen om de uitwijzing op een correcte manier te laten verlopen. Ik ben trouwens niet de enige magistraat die regelmatig op plaatsbezoek gaat. Wij gaan vaak mee met de politie op speciale acties in verband met verkeercontroles, drugs aan schoolomgevingen, horeca-controles en illegale economie. We doen dat omdat we het belangrijk vinden om onze politiediensten te ondersteunen. Die zijn in de Rand vaak onderbemand en doen zoveel mogelijk met weinig mensen. Ze ondersteunen ons heel goed. Dan is het belangrijk dat je die erkenning geeft.’

Justitie heeft de digitale (snel)trein gemist, de gebouwen zijn vaak oud en versleten, de middelen zijn schaars. Het parket van Halle-Vilvoorde is gevestigd in het oude rusthuis van Asse. Hoe kijk jij naar de situatie?

‘Er moeten dringend meer budgetten komen, want het is onvoorstelbaar. We kunnen amper nieuw personeel aanwerven, maar ondertussen gaan er mensen met pensioen of ze vinden een andere baan, én er komt steeds meer nieuwe wetgeving die politie en justitie moeten handhaven. Momenteel zitten we qua administratieve ondersteuning met een enorm tekort. Je kan de mensen niet blijven vragen dat ze nog maar eens een tandje willen bijsteken. Op een bepaald moment gaan we keuzes moeten maken. Waarop zetten we nog in? Da’s niet eerlijk ten opzichte van de burgers, de politie, de besturen. Door alle besparingen kunnen we onze rol niet meer spelen. Keer op keer op keer worden er veel te weinig middelen voorzien. Ook voor de partners die met ons samenwerken is dat moeilijk. Wetsdokters, tolken, gerechtspsychiaters en psychologen,… die te weinig of laattijdig uitbetaald worden. Dan hoeft het niet te verbazen dat sommigen afhaken. Dat is heel frustrerend.’

De job van Procureur des Konings is intensief. Wat doe jij om te ontspannen en jouw work-life balans in evenwicht te houden?

‘Ik ga elke dag met onze hond wandelen in de mooie velden en bossen rond Beersel. We wonen midden in het groen. En herkenbaar voor veel ouders: er gaat nogal wat tijd op aan het rondrijden van de kinderen naar al hun hobby’s. Ze zijn nu 17, 15 en 12. Ze zijn intensief bezig met de wereld te verkennen. Ik ga ook graag terug naar de zee, waar ik vandaan kom. Dat is pure ontspanning. Wandelen en uitwaaien, en afspreken met de vrienden en familie die daar nog wonen.’