01 mrt '18

‘Help,
er zijn te weinig huisartsen’

9351
door Ines Minten
‘Huisartsgeneeskunde is boeiend en veelzijdig. Ik ben blij dat ik dat pad heb gekozen, maar er is een groot tekort aan huisartsen, zeker in de Vlaamse Rand rond Brussel.’ Mark Huylebroeck is meer dan dertig jaar huisarts.

'We zitten met een probleem, een groot probleem’, zegt Mark Huylebroeck. ‘Het aantal huisartsen vermindert drastisch. Neem Wemmel: de laatste jaren zijn hier twee huisartsen gestopt en hun praktijk is niet overgenomen. Momenteel ben ik de op één na jongste huisarts van de gemeente. Hoe zal de situatie zijn wanneer ik over een jaar of acht met pensioen ga?’ In Vlaanderen ligt de gemiddelde leeftijd van de huisartsen rond de 55 jaar. Huylebroeck voorspelt dat het probleem zich in de gemeenten van de Rand extra scherp zal stellen. (Zie ook grafiek bovenaan. Klik op de foto en klik door naar grafiek.)

‘De tijd van de solopraktijken is voorbij. Jonge huisartsen zijn geïnteresseerd in duo- en groepspraktijken, omdat die een beter evenwicht tussen werk en vrije tijd toelaten. Om zo’n groepspraktijk op te starten, heb je voldoende ruimte nodig. En iedereen weet dat vastgoed rond Brussel duur is. Daarbij komt nog de taal. Ik spreek in mijn praktijk meer Frans dan Nederlands. Je moet in beide talen even vlot een diagnose kunnen stellen en uitleg kunnen geven, anders kun je je patiënten niet helpen. De meeste pas afgestudeerde artsen beheersen de andere landstaal onvoldoende om dat nog te kunnen. Waarom zouden ze dan huisarts worden in de Rand? Enkele kilometer verderop maken ze zich het leven op al die vlakken eenvoudiger.’

Heel wat huisartsenpraktijken voeren tegenwoordig ook patiëntenstops in. ‘Nog zo’n heikel punt. Mensen hebben zorg nodig en moeten die krijgen. Maar ook aan het welzijn van de artsen moeten we denken. Meer en meer dokters kampen met een burn-out. Ze klagen dat ze geen privéleven meer hebben, dat ze elke avond uitgeput zijn. Om dat tegen te gaan, krijg je die zogenaamde gesloten praktijken, die geen nieuwe patiënten aannemen.’ Het is een complex probleem: de toegankelijkheid van de gezondheidszorg moet worden afgewogen tegen de werkdruk van de huisartsen, die alleen maar zal toenemen. ‘En dat terwijl een goede basisgezondheidszorg cruciaal is voor de sociale zekerheid. Kijk naar de Verenigde Staten, waar je die basis niet hebt: met een griep moet je er naar de urgentiedienst. Dat kost veel geld. Echt geen situatie waar we naartoe willen.’

MENSEN BEHANDELEN

Zelf is hij de geneeskunde in gerold dankzij een grote interesse in wetenschappen, biologie in het bijzonder. Het menselijke aspect en de impact die je kunt hebben op iemands gezondheid, maakten voor hem het verschil. ‘Ik ben een Vlaamse Brusselaar, opgegroeid in Laken. Het Academisch Ziekenhuis in Jette was in volle opbouw toen ik aan mijn studies begon. Vanaf mijn tweede jaar kon ik gewoon met de fiets naar Jette om cursus te volgen.’ Oorspronkelijk dacht hij gynaecoloog te worden. ‘Maar midden jaren 80 waren er weinig of geen specialisatieplaatsen voorhanden, dus ben ik huisarts geworden. In het begin vond ik dat jammer, maar nu ben ik er blij mee. Uiteindelijk zit er in de huisartsgeneeskunde veel meer variatie dan in een specialisatie, omdat je het volledige spectrum van de geneeskunde behandelt. Ik zeg vaak: specialisten behandelen ziektes, huisartsen behandelen mensen. Ik heb patiënten die ik al dertig jaar ken. Ik heb ze weten opgroeien en ouder worden. Daardoor heb je ook veel informatie over iemand en kun je een ziekte plaatsen binnen het totale concept van een individu. Zoiets is evenmin weg te denken uit een goede basisgezondheidszorg.

MET DE SCOOTER OP RONDE

De dokter doet zijn huisbezoeken met de scooter. ‘Tot een jaar of vijftien geleden had ik nog nooit met een brommer gereden. Op een dag vroeg ik mijn zoon of ik zijn scooter mocht proberen voor mijn huisbezoeken.’ Het bleek zo leuk en handig dat Huylebroeck zich kort nadien een maxiscooter aanschafte. ‘Mijn tas kan in de koffer, ik rijd met gemak overal door, heb geen last van files en vind altijd parkeerplaats. Ik rijd er ruim 10.000 kilometer per jaar mee en het levert me zo’n 30% tijdwinst op.’ In het begin keken sommige patiënten vreemd op als hij in motorjas over hun drempel stapte, maar nu zijn ze het gewend. ‘Ik ruil mijn scooter niet meer in, het is veel te tof.

HONGER IN WOONZORGCENTRA

Afgelopen zomer zorgde Huylebroeck met zijn onderzoek naar ondervoeding in een Brussels woonzorgcentrum voor grote opschudding. ‘De nieuwe hongersnood’, kopte Humo. ‘Ik had als CRA (coördinerend en raadgevend arts) in een paar Brusselse woonzorgcentra ondervoeding vastgesteld bij enkele van mijn patiënten. Samen met een stagiair heb ik daarop een screening uitgevoerd in één van die rusthuizen.’ De arts stond versteld van het resultaat. Tot 80% van de bewoners was ondervoed of liep risico op ondervoeding. ‘Toen ik die cijfers bij de directie aankaartte, verwachtte ik dat ze de hele machinerie zou stilleggen en het probleem stante pede zou oplossen.’ Dat gebeurde niet. Geen budget voor, sorry.

Huylebroeck: ‘Woonzorgcentra zwaaien graag met hun dagprijzen. Maar dé vraag die je je moet stellen, is hoeveel het per dag en per bewoner aan voeding besteedt. Om iemand gezonde en evenwichtige maaltijden te bezorgen, moet je minimaal 8 à 10 euro per dag tellen. Veel woonzorgcentra rekenen minder dan drie euro.’ Logisch dat je dan ernstige vitamine- en ijzertekorten vaststelt. ‘Dat gaat dan alleen nog maar over de inherente kwaliteit van de voeding. Ook het tijdstip waarop maaltijden geserveerd worden en de tijd die een patiënt krijgt om te eten, spelen een rol. Als je ontbijt om half tien ’s ochtends en je avondmaal komt al om 17 uur – alles netjes binnen de uren van de dagploeg – dan zit je ’s avonds en ’s nachts te lang zonder eten en heb je overdag nog geen honger wanneer je de volgende maaltijd al krijgt.

In oktober werd de heisa over de honger in de woonzorgcentra nog groter, toen het VRT-reportagemagazine Pano undercover even ontstellende beelden en verhalen filmde. Je zou verwachten dat de leiding van zo’n centrum er dan toch alles aan doet om de wantoestand recht te zetten. De huisarts zucht. ‘Geen commentaar. Als je zoiets aankaart, word je zelfs niet ernstig genomen.’

Toch blijft hij op hetzelfde nageltje kloppen. Het probleem is te groot en te belangrijk. ‘Hoewel je zowel in de openbare als in de private sector woonzorgcentra vindt die hun best doen en waar de zorg ook prima is, zitten er toch behoorlijk wat rotte appels tussen. Op zulke plekken het beleid veranderen, is moeilijk. Om te beginnen zou er veel meer personeel moeten komen en die mensen zouden meer betaald moeten krijgen.

‘Honger in het rusthuis: het komt voor.’

Wist je dat een verpleegkundige in een rusthuis minder verdient dan in een ziekenhuis? En dat terwijl het gaat om zwaar, mentaal en fysiek belastend werk. Toch kom je in rusthuizen mensen tegen die hun werk met hart en ziel doen, en die het blijven doen, ondanks alles. Hoed af daarvoor. Zulke mensen zijn hun gewicht in goud waard.’

VRAGEN ROND LEVENSEINDE

Ook palliatieve zorg en euthanasie houden de dokter bezig. ‘Er is een verschuiving aan de gang. Vroeger ging het vooral om klassieke kankerpatiënten. Nu zie je een verbreding naar de geriatrie. De nood aan een degelijke palliatieve begeleiding, met inbegrip van de euthanasievragen, komen ook vaker bij de huisarts terecht. Dat is geen lichte materie. Als je een euthanasieaanvraag krijgt van een patiënt die je al jaren kent, is dat even slikken. Maar het is ook boeiend: vragen rond het levenseinde in de meest brede zin van het woord, geven je werk en je leven een meerwaarde.

Mensen nemen het heft veel meer in eigen handen. Ze denken vooraf na over wat ze willen als een en ander niet meer lukt of kan. Dat is positief. Het zal ook altijd maatwerk blijven, net omdat het zo emotioneel beladen is. Een patiënt kan zich bedenken, er kan druk komen van de familie… Daarom gaat het om zoveel meer dan een papier met wensen en een handtekening. Het kan best zijn dat iemand heeft laten noteren dat hij of zij nooit ofte nimmer chemotherapie wil. Maar stel dat er borstkanker wordt vastgesteld, dan is het de taak van de huisarts om even aan de rem te trekken en te zeggen dat de prognose voor een behandeling van borstkanker de laatste jaren enorm is verbeterd en de behandeling een pak minder agressief is. Zulke dingen moet je ook aan je patiënten uitleggen.’

Harno is de huisartsenkring voor: Grimbergen, Kampenhout, Machelen, Meise, Steenokkerzeel, Vilvoorde, Wemmel en Zemst.

Grafiek (zie afbeeldingen bovenaan): dr. Martine Huybrechts, wachtverantwoordelijke Harno en voorzitter huisartsenkring Wemmel.

REAGEREN

Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels.