Duizend-en-één
insectenhotels
Willems is oorspronkelijk afkomstig uit Baardegem, een deelgemeente van Aalst, maar hij woont al in Dworp sinds 1981. Hij werkte als mecanicien in Opwijk, Halle en Dworp, en is nu met pensioen. Hij is altijd een natuurliefhebber geweest, jarenlang actief voor Natuurpunt, en conservator van natuurreservaat Rilroheide en De Weikes. ‘Uiteindelijk ben ik bij Natuurpunt gestopt omdat het allemaal wat te veel werd. Ik zat alle dagen in het natuurgebied om te maaien en te snoeien of afsluitingen te herstellen. Sinds mijn vrouw ziek is, ben ik meer thuis en heb ik me volledig op insectenhuisjes toegelegd.
Combinatie natuur en techniek
Met het maken van die insectenhuisjes (eigenlijk alternatieve bijenkasten voor wilde bijen) kan de natuurliefhebber techniek combineren met zorg voor de natuur. Willems voegt er nog een educatieve dimensie aan toe: hij betrekt kinderen bij de bouw van de insectenhotels.
‘Met de basisschool Sint-Victor in Dworp maak ik al jaren vogelkastjes en insectenhotels’, legt hij uit. ‘Ik ben geen imker, maar wilde bijen hebben mij altijd geïnteresseerd. Eigenlijk zijn alle bijen wilde bijen. Ik houd me niet zo bezig met honingbijen of koloniebijen, wel met de solitaire wilde bijen. Mensen kennen die wat minder goed omdat ze niet steken. Hun angel is te kort om door de mensenhuid te geraken, en ze moeten ook hun nest niet verdedigen.’ Die solitaire wilde bijen leven slechts een paar weken, maar van februari tot oktober volgen de verschillende soorten elkaar op. Sommige van zijn insectenhotels zijn voor negentig procent bezet. Handig is ook dat de bijen zelf alles weer schoonmaken.
‘Het is natuurlijk wel belangrijk dat de bijen te eten krijgen. Er moet in de buurt dus een variëteit aan bloemen en planten beschikbaar zijn, want een solitaire bij vliegt maar vijfhonderd meter ver om stuifmeel te halen. Terwijl een honingbij daarvoor tot drie vier kilometer ver kan gaan.’ Zo zorgen de bijen op hun beurt voor de noodzakelijke bestuiving van bloemen en planten. ‘Het zou een ramp zijn, moesten we morgen zonder bijen vallen. Het is geen goede zaak voor het bijenbestand dat er steeds minder klaver op de velden staat of dat er bijna geen onkruid meer groeit tussen de aardappelen.’
Bamboe en dennenappels
Wie een van zijn meesterwerken wil zien, kan op De Weikes zijn manshoge insectenhotel gaan bewonderen. De afgelopen jaren maakte Willems 884 insectenkastjes. ‘Op een gegeven moment dacht ik: waarom maak ik er geen 1.000 bijenkastjes van? Ik schreef alle scholen in Beersel aan. Op enkele dagen tijd had ik aanvragen voor meer dan 120 kastjes. Alle scholen in Beersel deden mee, en via mond-aan-mond reclame kwam ik ook in Brussel terecht. Zo zat ik aan nog eens 430 extra kastjes.’
Gelukkig weet Willems van aanpakken. ‘De gemeenten of scholen zeggen mij voor hoeveel kinderen ze insectenhotels willen. Ik bereken hoeveel hout ze nodig hebben, verzaag het op maat, en boor het voor. De scholen betalen het hout, maar voor wat binnen in het kastje zit, zorg ik zelf. Zo heb ik zeker 25.000 gaten geboord in houtblokken.’
Hij heeft ook nog wat tips. ‘Ik zorg voor een beschermende draad waardoor de vogels niet naar de nectar komen pikken. De dennenappels onderaan de kast zijn voor een stuk decoratief, maar er nestelen zich ook kevers, sluipwespen en spinnetjes in. Voor de nestjes is bamboe heel geschikt omdat je daarmee zowel dunne als dikkere gaten krijgt. Bijen nestelen zich in gaatjes die van twee tot twaalf millimeter kunnen variëren. Bamboe kost wel veel werk. Ik ga er bij de mensen snoeien, kuis de bamboe en laat hem vier à vijf maanden drogen om te kunnen verzagen.’ Zo krijgen de kinderen op de scholen een zelfbouwpakket voor hun insectenhotel. ‘Ieder kind krijgt een bakje met alles wat ze nodig hebben om een kastje in elkaar te timmeren.’