Vriend der
verre drachten
Eind jaren tachtig waren er in Beersel nog vier duivenmaatschappijen. Vandaag zijn alleen de Ware vrienden der verre drachten overgebleven met hun lokaal in café In de Oude Pruim. Ook hun ledenaantal taant. ‘Van 117 vijf jaar geleden naar 68’, zegt Gerard Vandeputte, die één van de sterkhouders is van de vereniging. ‘Dat de populariteit daalt, komt omdat er nog maar weinig ruimte is om nog een hok te mogen plaatsen en vooral natuurlijk door de vergrijzing van de sport. Duiven houden kost toch wat centen aan voeding, veearts, apparatuur, vervoer, maar vooral aan tijd. De wedstrijden worden georganiseerd in het weekend wanneer de meeste jonge gasten andere zaken te doen hebben. De jongeren in onze vereniging zijn meestal afkomstig uit Oost-Europa, waar de sport tegenwoordig heel populair is.’ Aan de andere kant wordt de duivensport ook almaar professioneler. ‘Er zijn minder spelers, maar nog evenveel duiven als vroeger. Als je je als kleine speler wil meten met de eigenaars van mega-hokken met honderden duiven, dan moet je hard werken.’
Adrenaline
In de winter valt het nog enigszins mee, maar tijdens het hoogseizoen van april tot september kan Vandeputte meer dan zeven uur per dag bezig zijn met de zeven hokken waar hij tot tweehonderd duiven houdt. De kweek van jonge duiven begint eind november. Wanneer ze na twee maanden beginnen uit te vliegen, begint de training door ze steeds langer in de lucht te laten en steeds verder van huis te lossen om kilometers te maken. De wedstrijden voor jonge duiven en jaarlingen zijn vooral snelheidsvluchten tot 300 kilometer. Voor de zware fond (800 tot 1.100 km uit steden als Perpignan, Pau of Barcelona) heb je oudere duiven nodig, maar zelfs hun instinct, oriëntatie- en uithoudingsvermogen is soms niet opgewassen tegen de omstandigheden of de uitputting.
Tussencategorieën zijn de fondvluchten (600 tot 750 m, zoals vanuit Limoges), en halve fond (400 tot 550 km, zoals vanuit Bourges). Het inkorven voor de wedstrijden gebeurt in het duivenlokaal. Daarna worden de geringde en gechipte duiven naar de start vervoerd en gelijktijdig gelost. Wanneer ze dan aankomen op het hok wordt de chip gescand waardoor de gemiddelde snelheden snel uitgerekend en gekend zijn en binnenlopen via het internet. ‘Vroeger had je in het lokaal nog nachten werk om alles uit te rekenen. Vandaag zou je je duiven zelfs permanent kunnen traceren, maar dat zou de essentie van de sport onderuithalen.’ Soms staat Vandeputte drie dagen bijna constant buiten te wachten. ‘De adrenaline wanneer een duif plots aankomt en de spanning om te weten hoe ze het gedaan heeft, is moeilijk te beschrijven.'
Inseminatie
Wie duiven zegt, zegt ook geld, maar daar is Vandeputte niet zo mee bezig. ‘Je kan gokken op je duiven, maar dat is veel verminderd. Ook van het prijzengeld bij kampioenschappen wordt een gemiddelde duivenliefhebber niet rijk. Maar als je een goede, winnende duif in je hok hebt, kan je ze misschien wel verkopen.’ Op duivenwebsite www. pipa.be wordt er voor honderdduizenden verhandeld, al zijn dat niet de bedragen waar Vandeputte op mocht rekenen toen hij in 1998 eens een goede duif verkocht aan iemand uit Taiwan. ‘Het is geen exacte wetenschap, maar je hebt wel meer kans dat snelle duiven ook snelle duiven voortbrengen. Daarom heeft elke duif zijn pedigree.’
Vandeputte toont ons enkele stambomen van duiven die generaties teruggaan en alle prestaties netjes opsommen. ‘Kopers van dure duiven willen een DNA-attest. Kunstmatige inseminatie door een goede duif tot tien jaar na zijn dood komt voor.’ Om te spelen zijn ervaring en observatie echter de grootste kwaliteit van een liefhebber. Vandeputte herkent zijn eigen duiven zelfs als ze nog in de lucht zijn. Zijn kennersoog maakt elke week de selectie voor de verschillende wedstrijden.