01 dec '15

We zijn wie we zijn 

5931
door Geert Selleslach
Ik vertel slipperman over mijn land en woonplaats, waar ik fier op ben. Ik woon op vijfhonderd meter van het huis van René Magritte, zeg ik, die vanuit zijn keuken in zijn rijhuis wat schilderijtjes bij elkaar tekende waarmee hij later wereldberoemd zou worden.

Moest het niet zo ernstig zijn, we zouden onbedaarlijk lachen. Met een land waar we vier milieuministers hebben, maar geen klimaatakkoord. Met een land waar de chauffeur van terrorist nummer één een vuurwerkspecialist is (nadien een lasser en een koerier volgens dezelfde populaire krant). Met een land waar een regering unaniem beslist om in Machelen een shoppingcentrum mogelijk te maken, waarvan twee van de drie meerderheidspartijen meteen na die beslissing hopen dat het er nooit zal komen. Wie bedenkt zoiets?

Maar op vakantie in het buitenland verdedig ik mijn land. Altijd. Vooral bij grootsprakerige Nederlanders op slippers. ‘Oh, uit België, zeg je? Dat apenland van bier en chocolade. Die dikke grens tussen Nederland en Frankrijk. Haha.’ Met één welgemikte zin (‘hoe zit het nou weer met die Wilders van jullie?’ of ‘bier in limonadeglazen, hoe verzin je het?’) zet je hen op hun plaats. Dan is dat lachen voorbij en kun je samen aan de wijn.

Achteraf bedenk ik mij altijd: maar welk land? België, Vlaanderen? Of Brussel? Ben ik een Belg, Vlaming of Brusselaar, want  geboren in Mechelen, opgegroeid in Leuven en al meer dan dertig jaar inwoner van het Brusselse Gewest? Vlaamse Brusselaar? Brusselse Vlaming? Wat zal het zijn? Wie ben jij eigenlijk? Zeg het mij.

Beste buitenwereld, stop met mij in een vakje te steken. Ik ben wie ik ben. Een goede. Een slechte. Al naargelang van wie het zegt. Je kent het riedeltje. Dus besluit ik mij wijselijk aan te sluiten bij de mensen die overtuigd roepen dat ze eerst Europeaan zijn (alleen niet tijdens een Europese Top in Brussel, want dan is het chaos aan Schuman), en dan Belg, Vlaming, etc. Je kent het riedeltje.

Samen met slipperman besluit ik dat een mens meerdere identiteiten heeft die in de loop der jaren sterk kunnen evolueren. Nederlanders, die in het verleden de wereldzeeën bedwongen, begrijpen dat.

Maar het is ik, die uit een land komt met vier milieuministers maar geen klimaatakkoord. Het is ik die uit een land komt waar de chauffeur van een terrorist een vuurwerkspecialist is (nadien een lasser en een koerier). Het is ik uit een land waar ministers een beslissing nemen die ze niet uitgevoerd willen zien. Het is ik. Het zijn wij.

Ik vertel slipperman over mijn land en woonplaats, waar ik fier op ben. Ik woon op vijfhonderd meter van het huis van René Magritte, zeg ik, die vanuit zijn keuken in zijn rijhuis wat schilderijtjes bij elkaar tekende waarmee hij later wereldberoemd zou worden, een eigen museum zou krijgen, waar jaarlijks duizenden mensen naartoe komen.

Hij is het symbool geworden van ons surrealistische België vol met absurditeiten. ‘Onze Van Gogh is een grappenmaker’, zeg ik. Ceci n’est pas une pipe. ‘Pour moi aussi’, zegt slipperman, want hij denkt dat ik een nieuw rondje bestel. Ik lach. De zon schijnt. Het is wat het is, we zijn wie we zijn. Misschien kunnen we daar eens mee lachen?

Homesickness, René Magritte, 1940